User Manual

2-44
Bij de weergave van een matrix op het scherm is er slechts plaats bij positieve gehele
getallen voor zes karakters, en bij negatieve voor vijf karakters (één karakter wordt gebruikt
voor het minteken). Exponentiële waarden worden weergeven met maximaal twee cijfers
voor het exponent. Breuken worden decimaal weergegeven.
u Wissen van een matrix
U kunt één bepaalde matrix apart of alle matrices tegelijk wissen.
u Een bepaalde matrix wissen
1. Als de Matrix Editor op het scherm staat, kunt u met f en c de matrix aanklikken die u
wilt wissen.
2. Druk op 1(DELETE).
3. Druk op 1(Yes) om de matrix te wissen, of op 6(No) als u toch maar niet wilt wissen.
u Alle matrices tegelijk wissen
1. Als de Matrix Editor op het scherm staat, drukt u op 2(DEL-ALL).
2. Druk op 1(Yes) om alle matrices in het geheugen te wissen, of op 6(No) als u toch maar
niet wilt wissen.
k Bewerkingen op de elementen van een matrix
Ga als volgt te werk om bewerkingen op de elementen van een matrix uit te voeren.
1. Als de Matrix Editor op het scherm staat, kunt u met f en c de matrix aanklikken die u
wilt bewerken.
U kunt naar een specifieke matrix gaan door de letter te typen die met de naam van de
matrix overeenkomt. Als u bijvoorbeeld ai(N) invoert, gaat u naar Mat N.
Als u drukt op !-(Ans), gaat u naar het actieve matrixgeheugen.
2. Druk op w om het functiemenu met de volgende opties te openen.
• {ROW-OP} ... {menu met de rij-operaties}
• {ROW}
{DELETE}/{INSERT}/{ADD} ... rij {verwijderen}/{invoegen}/{toevoegen}
• {COLUMN}
{DELETE}/{INSERT}/{ADD} ... kolom {wissen}/{invoegen}/{toevoegen}
• {EDIT} ... {element bewerken}
In alle voorbeelden wordt steeds vertrokken van de matrix A uit het eerste voorbeeld.