User Manual

9-28
k Bewerkingen op het scherm met algemene grafiekinstellingen
Via het scherm met algemene grafiekinstellingen kunt u aangeven welke gegevens moeten
worden gebruikt voor het maken van grafieken en tevens het soort grafiek kiezen.
u Statistische grafiekinstellingen configureren
1. Geef de statistische berekeningsgegevens op in de spreadsheet en selecteer vervolgens de
cellen waarvan u een grafiek wilt maken.
Bovenstaande stap is nu niet nodig. U kunt ook eerst instellingen configureren voor u
gegevens invoert en de cellen selecteert waarvan u een grafiek wilt maken.
2. Druk op 6(g)1(GRAPH)6(SET).
Het scherm met algemene grafiekinstellingen verschijnt (StatGraph1 in dit voorbeeld).
U kunt de instelling configureren voor het item
dat op het scherm wordt gemarkeerd.
Er verschijnt een functiemenu wanneer
bepaalde instellingen zijn geselecteerd.
Het aantal kolommen dat u in stap 1 selecteert, bepaalt welke informatie automatisch
wordt ingevoerd in het scherm met algemene grafiekinstellingen.
Indien u dit aantal
kolommen selecteert:
Wordt deze informatie automatisch ingevoerd:
1 XCellRange
2 XCellRange, YCellRange
3 XCellRange, YCellRange, Frequency
Hieronder worden alle instellingen op dit scherm beschreven.
Optie Beschrijving
StatGraph1 Selecteer de naam van de gewenste instelling. U kunt tot drie
verschillende instellingen registreren: StatGraph 1, 2 of 3.
Graph Type Selecteer het grafiektype. De standaardinstelling is Scatter
(spreidingsdiagram).
XCellRange
Bepaalt het celbereik dat is toegekend aan
x-as van de grafiek
(XCellRange). Voor sommige grafiektypen verschijnt alleen
XCellRange.
YCellRange
Bepaalt het celbereik dat is toegekend aan
y-as van de grafiek
(YCellRange). Voor sommige soorten grafieken verschijnt YCellRange
niet.