Operation Manual

14
Papier
z
Gebruik alleen de papiersoorten die door Canon worden aangegeven voor gebruik met
deze printer.
z
U moet op de glanzende zijde van het papier afdrukken (de zijde zonder afgedrukte
markeringen).
Plaats papier altijd in de cassette met de glanzende zijde naar boven. Als u het papier op
de verkeerde manier plaatst, krijgt u geen goede afdrukkwaliteit en kan de printer
beschadigd raken.
z
Buig voor het afdrukken het papier niet bij de perforaties en scheur de randen er ook
niet bij de perforaties af.
Als de geperforeerde randen van het papier gescheurd zijn, wordt het inktvel automatisch
opgerold en is er voor één afdruk aan inkt verspild. Als dit gebeurt, is er onvoldoende inkt
over om alle vellen papier in de set te bedrukken.
z
Gebruik geen etiketvellen waarvan de etiketten gedeeltelijk hebben losgelaten.
z
Raak de afdrukzijde van het papier niet met uw
vingers aan.
Houd het papier altijd aan de randen vast (buiten
de geperforeerde rand).
Zorg dat u het papier alleen met droge handen
aanraakt. Scherpe objecten kunnen het
oppervlak van het papier beschadigen. Zorg
ervoor dat het oppervlak van het papier vrij van
vingerafdrukken, stof, vocht, enzovoort blijft.
z
Schrijf niet op het papier voordat u op het papier hebt afgedrukt.
Als u op het papier schrijft, kan dit een storing veroorzaken.
z
Raak het papier niet aan op het moment dat er op het papier wordt afgedrukt.
Tijdens het afdrukken wordt het vel papier herhaaldelijk naar voren en naar achteren langs
de bovenzijde van de papiercassette verplaatst en naar binnen en naar buiten door de
sleuf voor de papieruitvoer. Raak het vel tijdens dit proces niet aan, omdat de printer
hierdoor beschadigd kan raken.
z
Zorg ervoor dat zich niet te veel afdrukken opstapelen in de papieruitvoerbak.
Er mogen zich niet meer dan 9 vellen papier in de uitvoerlade bevinden.
z
U mag wel op het papier schrijven met een pen of een stift, maar laat de inkt eerst
drogen voordat u deze aanraakt om vegen en vlekken te voorkomen.
z
Vermijd de volgende handelingen, die tot gevolg kunnen hebben dat kleuren
veranderen, vervagen of doorlopen:
plakband of tape op het oppervlak plakken waarop moet worden afgedrukt;
de afdrukzijde in aanraking laten komen met plastic of vinyl;
de afdrukzijde van het papier in aanraking laten komen met alcohol of een ander vluchtig oplosmiddel;
het papier te lang met de afdrukzijde op andere oppervlakken of voorwerpen laten rusten.
Afdrukken
z
Als u afdrukken in een fotoalbum wilt verzamelen, kies dan een album met hoezen van
nylon, propyleen of cellofaan.
Als u albums gebruikt met hoezen van een ander materiaal, kunnen de kleuren vervagen
of doorlopen.
z
Om slijtage van de afdruk te voorkomen, mag u afdrukken niet op de volgende plaatsen
bewaren:
plaatsen waar de temperatuur hoger wordt dan 40
°
C (104
°
F);
vochtige of stoffige plaatsen;
plaatsen waar de afdrukken worden blootgesteld aan direct zonlicht.
z
De kleuren kunnen na verloop van tijd veranderen, afhankelijk van de condities waaronder
u het papier opslaat. Canon aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor kleurveranderingen.
FOUT GOED