Operation Manual

121
1
2
3
4
5
6
8
9
10
Vóór gebruik
Algemene
bediening camera
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Afspeelmodus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Tv-, Av- en
M-modus
7
Wi-Fi-functies
Handleiding voor
gevorderden
Voorblad
Verbinding maken zonder een
toegangspunt
Wanneer u via Wi-Fi verbinding maakt met een smartphone of printer
kunt u of de camera als een toegangspunt (modus Cameratoegangspunt)
gebruiken in plaats van een ander toegangspunt te gebruiken.
Op vergelijkbare wijze wordt er geen toegangspunt gebruikt voor
verbindingen van camera naar camera (=
123).
1 Open het Wi-Fi-menu (=
115).
2 Kies het doelapparaat.
Kies het doelapparaat (druk op de
knoppen <o><p><q><r> of draai aan
de knop <7>) en druk daarna op de
knop <m>.
Om verbinding te maken met een
smartphone kiest u [
].
Om verbinding te maken met een printer
kiest u [2].
3 Kies [Apparaat toevoegen].
Druk op de knoppen <o><p> of
draai aan de knop <7> om [Apparaat
toevoegen] te selecteren. Druk
vervolgens op de knop <m>.
De SSID van de camera wordt
weergegeven.
4 Maak op het doelapparaat
verbinding met het netwerk
dat op de camera wordt
aangegeven.
Kies in het menu met Wi-Fi-instellingen
van de smartphone of printer de SSID
(netwerknaam) die op de camera wordt
weergegeven.
5 Voor verbinding met een
smartphone:
Start CameraWindow op de
smartphone.
De eerste keer CameraWindow wordt
geopend, moet u een bijnaam voor de
smartphone registreren die op de camera
wordt weergegeven.
Nadat de smartphone op de camera is
herkend, wordt het verbindingsscherm op
de camera weergegeven.