Operation Manual

Het programmakeuzewiel gebruiken bij het opnemen
94
Zie Functies die beschikbaar zijn in elke opnamemodus (p. 270).
Als u de sluitertijd instelt, selecteert de camera automatisch een
bijpassende diafragmawaarde die is afgestemd op de helderheid.
Kortere sluitertijden bieden u de mogelijkheid om een momentopname
te maken van een bewegend onderwerp, terwijl u met langere
sluitertijden een uitvloeieffect krijgt en u de mogelijkheid hebt om
zonder flitser opnamen te maken in donkere omstandigheden.
De sluitertijd instellen
Opnamemodus
1
Stel het programmakeuzewiel
in op .
2
Stel de sluitertijd in.
1. Gebruik de instelknop om de
sluitertijd te wijzigen.
Wanneer u de instelknop gebruikt,
wordt de -balk weergegeven en
kan de sluitertijd worden gewijzigd.
3
Maak de opname.
Als u de ontspanknop half indrukt en de diafragmawaarde rood
wordt weergegeven, is het beeld onderbelicht (onvoldoende
belicht) of overbelicht (te veel belicht). Gebruik de instelknop om
de sluitertijd aan te passen totdat de diafragmawaarde wit wordt
weergegeven.
-balk