Operation Manual

Bijlage
230
Richtlijnen voor het omgaan met de batterij
z
Zorg er altijd voor dat de batterijpolen schoon zijn.
Als de polen niet goed schoon zijn, kan dit leiden tot een slecht contact tussen
de batterij en de camera. Reinig de polen met een wattenstaafje voordat u de
batterij oplaadt of gebruikt.
z
Bij lage temperaturen kunnen de prestaties van de batterij teruglopen
en kan het pictogram waarmee wordt aangegeven dat de batterij bijna
leeg is ( ), sneller dan normaal verschijnen.
Onder deze omstandigheden activeert u de batterij door deze onmiddellijk
vóór het gebruik op te warmen in uw broekzak.
z
Zorg echter dat uw broekzak geen metalen voorwerpen, bijvoorbeeld
een sleutelhanger, bevat om kortsluiting van de batterij te voorkomen.
De batterij kan worden kortgesloten.
z
Zorg dat er geen metalen objecten zoals sleutels in aanraking komen
met de batterijpolen ( ) en ( ) (fig. A). Als u de batterij wilt
vervoeren of opslaan wanneer u deze niet gebruikt, moet u altijd het
kapje dat de batterijpolen beschermt, terugplaatsen (fig. B).
De batterij kan hierdoor beschadigd raken. U kunt wellicht de sterkte van de
batterij controleren. Dit hangt af van de manier waarop het kapje is geplaatst
(Fig. C, D).
z
U wordt aangeraden de batterij in de camera te gebruiken totdat de
batterij volledig leeg is, en deze vervolgens binnenshuis op een droge
plaats bij een temperatuur van 0 tot 30 °C te bewaren.
Wanneer u een volledig opgeladen batterij langere tijd (ongeveer een jaar)
weglegt, kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen. Als u
de batterij langere perioden niet gebruikt, moet u de batterij ongeveer
eenmaal per jaar volledig opladen en vervolgens gebruiken in de camera
totdat de batterij weer leeg is, voordat u de batterij opnieuw opbergt.
Fig. C
Volledig opgeladen
batterij
Fig. D
Lege batterij
Plaats de batterij zodanig, dat
het blauwe gedeelte
zichtbaar is.
Plaats het kapje
precies andersom
als in fig. C.
Fig. A Fig. B