Operation Manual

111
Trimmen
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een
nieuw beeldbestand.
1
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop
n
, selecteer [Trimmen]
op het tabblad
1
en druk op de knop
m
.
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
om het beeld te
selecteren en druk op de knop
m
.
3
Pas het snijgebied aan.
X
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
X
Het oorspronkelijke beeld verschijnt
linksboven en het bijgesneden beeld
rechtsonder.
U kunt het kader kleiner of groter maken
door op de zoomknop te drukken.
Met de knoppen
opqr
kunt u het kader
verplaatsen.
Met de knop
l
wijzigt u de kaderstand.
In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de gezichten
linksboven in het beeld. U kunt deze kaders
gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen
tussen kaders door op de knop
0
te drukken.
Druk op de knop
m.
4
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stappen 4 en 5 op p. 110.
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Resolutie na
bijsnijden
Beelden met een resolutie-instelling van
of
,
of beelden die zijn
veranderd in
,
kunnen niet worden bewerkt.
De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden
veranderd, is 4:3 (voor een verticaal beeld 3:4).
De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het
oorspronkelijke beeld.