Operation Manual
Voordat u het apparaat met de toegangspuntmodus gebruikt
Als u het apparaat met de toegangspuntmodus wilt gebruiken, moet u eerst de naam van het toegangspunt
van het apparaat en de beveiligingsinstelling opgeven.
Instellingsprocedure als u het apparaat met de toegangspuntmodus
gebruikt
1.
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.
2.
Druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
3.
Selecteer met de knop de optie Apparaatinstellingen (Device settings) en druk
vervolgens op de knop OK.
4.
Selecteer met de knop de optie LAN-instellingen (LAN settings) en druk
vervolgens op de knop OK.
5.
Selecteer Instelling TP-modus (AP mode settings) met de knoppen en druk
vervolgens op de knop OK.
Het scherm voor het invoeren van de naam van het toegangspunt (SSID) wordt weergegeven.
6.
Voer de naam van het toegangspunt in (maximaal 32 tekens).
Geef de naam van het toegangspunt op als u het apparaat als een toegangspunt gebruikt.
7.
Druk op de knop OK om de invoer van de naam te voltooien.
Het scherm voor de selectie van de beveiligingsinstelling wordt weergegeven.
8.
Selecteer de beveiligingsinstelling met de knop en druk vervolgens op de knop OK.
WPA2-PSK (AES)
Hiermee geeft u de beveiligingsinstelling op waarmee WPA2-PSK (AES) wordt toegepast. Ga
door naar de volgende stap als het scherm voor het opgeven van de wachtwoordzin wordt
weergegeven.
Uitschakelen (Disable)
Hiermee voltooit u de instellingen voor het toegangspunt zonder de beveiligingsinstelling op te
geven.
9. Voer de wachtwoordzin in (8 tot 10 tekens).
10. Druk op de knop OK om de invoer van de wachtwoordzin te voltooien.
Voor meer informatie over afdrukken of scannen met de toegangspuntmodus:
Afdrukken met de toegangspuntmodus
210