Operation Manual
Cijfers, letters en symbolen invoeren
Op het apparaat kunt u tekens invoeren met de numerieke toetsen wanneer u informatie invoert, zoals een
toestelnaam, de naam van een ontvanger voor een snelkiesnummer en dergelijke.
De invoermodus wijzigen
Het apparaat heeft drie invoermodi: kleine letters, hoofdletters en cijfers. U kunt de numerieke toetsen
gebruiken om tekens in elke invoermodus in te voeren.
Telkens wanneer u op de knop Toon (Tone) drukt, wordt de invoermodus in de deze volgorde gewijzigd:
kleine letters (:a), hoofdletters (:A) en cijfers (:1).
De actieve invoermodus wordt weergegeven in de rechterbovenhoek van het LCD.
Opmerking
Dit is slechts een beschrijving van de procedure, waarin de toestelnaam als voorbeeld wordt
gebruikt.
"Gebruikersinformatie registreren" in Informatie over de afzender instellen
Cijfers, letters en symbolen invoeren
Druk op de knop Toon (Tone) om een andere invoermodus te kiezen.
Gebruik de numerieke toetsen om de gewenste tekens in te voeren.
Druk drie keer op de knop
om een spatie in te voeren.
Druk op de knop Terug (Back) om het laatst ingevoerde teken te verwijderen.
Ingevoerde cijfers, letters en symbolen bewerken
Druk op de knop of om de cursor te verplaatsen onder de positie waar u de tekst wilt bewerken.
Een spatie invoegen
Druk drie keer op de knop .
Een teken invoegen
Plaats de cursor onder het teken rechts naast de invoegpositie en voer vervolgens het teken in. Het
teken bij de cursor wordt naar rechts verplaatst en het nieuwe teken wordt ingevoegd.
Een teken verwijderen
Plaats de cursor onder het teken en druk op de knop Terug (Back).
Lijst met tekens die aan de numerieke knoppen zijn toegewezen
Knop
Kleine-lettermodus
(:a)
Hoofdlettermodus
(:A)
Cijfermodus
(:1)
Fax-/telefoon-nr.
1 1
abcåäáàãâæç ABCÅÄÁÀÃÂÆÇ 2 2
defëéèê DEFËÉÈÊ 3 3
gh i ï í ì î GH I Ï Í Ì Î 4 4
jkl JKL 5 5