Operation Manual

Schakel het selectievakje [Gebruik SNTP] in en geef de benodigde instellingen op.
[Gebruik SNTP]
Schakel het selectievakje in als u SNTP wilt gebruiken voor synchronisatie. Als u SNTP niet wilt gebruiken, schakelt u het
selectievakje uit.
[NTP-servernaam]
Voer het IP-adres van de NTP- of de SNTP-server in. Als DNS beschikbaar is in het netwerk, kunt u een hostnaam (of FQDN) van
maximaal 255 alfanumerieke tekens invoeren. (Voorbeeld: ntp.example.com).
[Pollinginterval]
Geef het interval op tussen opeenvolgende synchronisaties. U kunt een interval opgeven van 1 tot 48 uur.
Klik op [OK].
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Communicatie met de NTP-/SNTP-server testen
U kunt de status van de communicatie bij de geregistreerde server zien door te klikken op [Instellingen/registratie]
[Netwerkinstellingen] [TCP/IP-instellingen] en vervolgens te klikken op [Controleer NTP-server] in [SNTP-instellingen] dat
wordt weergegeven. Als een goede verbinding tot stand is gebracht, wordt het resultaat weergegeven, zoals dat hieronder
wordt getoond. NB Deze bedieningshandeling past de systeemklok niet aan.
KOPPELINGEN
LDAP-servers registreren
5
6
7
㻠㻜㻠㻌㻛㻌㻣㻠㻜