Operation Manual

<Menu> <Functie-
instellingen> <Printer> <Printerinstellingen> <Afdrukkwaliteit> <Gradatie> Selecteer
<Hoog 1> of <Hoog 2>
De
ze instelling is alleen beschikbaar als <Resolutie> is ingesteld op <600 dpi>.
<Fijnaanpassing densiteit>
Als dunne lijnen of kleine tekst vervagen, verhoog dan de dichtheid voor een duidelijker
e afdruk.
Vijf niveaus
<Menu> <Functie-
instellingen> <Printer> <Printerinstellingen> <Afdrukkwaliteit> <Fijnaanpassing
densiteit> Pas de instelwaarde aan <Toepassen>
Een verandering in de dichtheid heeft invloed op andere objecten dan tekst of lijnen en de kleurbalans.
De
ze instelling is alleen beschikbaar als <Resolutie> is ingesteld op <1200 dpi>.
<Resolutie>
Geef de afdrukresolutie op voor het verwerken van de afdrukgegevens.
<1200 dpi>
<600 dpi>
<Menu> <Functie-
instellingen> <Printer> <Printerinstellingen> <Afdrukkwaliteit> <Resolutie> Selecteer
<1200 dpi> of <600 dpi>
<Speciale gladmaakmodus>
Geef de modus op om gegevens af te drukk
en met een vloeiende afwerking. Als u niet tevreden bent over de
afdrukresultaten van <Modus 1> (de standaardinstelling), probeert u een andere modus.
<Modus 1>
<Modus 2>
<Modus 3>
<Modus 4>
<Modus 5>
<Modus 6>
Overzicht van menuopties
507