Operation Manual

4. Voer de op het scherm weergegeven netwerksleutel in en klik vervolgens op Verbinden
(Connect).
Het serienummer van het apparaat wordt standaard als netwerksleutel gebruikt. Bevestig het
serienummer op de achterzijde van het apparaat.
5. Voer de installatie uit met behulp van de Installatie-cd-rom of voer de instellingen uit volgens de
instructies op onze website.
Kan niet communiceren met het apparaat dat de toegangspuntmodus
gebruikt
Controle 1
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.
Controle 2
Is de optie LAN wijzigen (Change LAN) in LAN-instellingen (LAN
settings) onder Apparaatinstellingen (Device settings) ingesteld op LAN
uitschakelen (Disable LAN), Draadloos LAN actief (Wireless LAN active) of
Bedraad LAN actief (Wired LAN active)?
Selecteer Toegangspuntmod. actief (Access point mode active).
Controle 3
Is het apparaat geselecteerd voor verbindingen met externe
communicatieapparaten (bijv. computers, smartphones of tablets)?
Selecteer een toegangspuntnaam (SSID) voor het apparaat als bestemming voor externe
communicatieapparaten.
Controle 4
Geef een wachtwoord voor het apparaat op als u daarom wordt gevraagd.
Controle 5
Zorg dat externe communicatieapparaten niet te ver van het apparaat zijn
geplaatst.
Plaats externe communicatieapparaten niet te ver van het apparaat.
Controle 6
Zorg dat er geen belemmeringen zijn.
Draadloze communicatie tussen verschillende kamers of verschillende verdiepingen is over het algemeen
gebrekkig. Pas de locaties van de apparaten aan.
Controle 7
Zorg dat er geen stoorfactoren voor radiogolven in de buurt zijn.
Als in de buurt een apparaat (zoals een magnetron) staat dat dezelfde frequentieband gebruikt als het
draadloze station, kan dit apparaat storing veroorzaken. Plaats het draadloze station zo ver mogelijk weg van
de bron van de storing.
Controle 8
Wilt u 6 of meer apparaten verbinden?
U kunt maximaal 5 apparaten met de toegangspuntmodus verbinden.
947