Operation Manual

Als u een USB-kabel gebruikt, moet u controleren of deze goed is aangesloten op de printer en de computer.
Als de USB-kabel goed is aangesloten, controleert u het volgende:
Als u een doorschakelapparaat zoals een USB-hub gebruikt, koppelt u dit los, sluit u de printer
rechtstreeks aan op de computer en probeert u opnieuw af te drukken. Als het afdrukken normaal wordt
gestart, is er een probleem met het doorschakelapparaat. Neem contact op met de leverancier van het
doorschakelapparaat.
Er kan ook een probleem met de USB-kabel zijn. Vervang de USB-kabel en probeer nogmaals af te
drukken.
Als u de printer via een LAN gebruikt, controleert u of de printer correct is ingesteld voor gebruik via het
netwerk.
Controle 4
Controleer of MP Drivers correct is geïnstalleerd.
Verwijder MP Drivers aan de hand van de procedure in Onnodige MP Drivers verwijderen. Installeer het
vervolgens opnieuw vanaf de installatie-cd-rom of de Canon-website.
Controle 5
Als de printer met een USB-kabel op de computer is aangesloten,
controleert u de apparaatstatus vanaf de computer.
Volg de onderstaande procedure om de apparaatstatus te controleren.
1.
Open Apparaatbeheer op de computer, zoals hieronder wordt aangegeven.
Als het scherm Gebruikersaccountbeheer (User Account Control) wordt weergegeven, volgt u de
instructies op het scherm.
Klik in Windows 10 met de rechtermuisknop op de knop Start en selecteer Apparaatbeheer
(Device Manager).
In Windows 8.1 of Windows 8 selecteert u Configuratiescherm (Control Panel) via de charm
Instellingen (Settings) op het Bureaublad (Desktop) > Hardware en geluiden (Hardware and
Sound) > Apparaatbeheer (Device Manager).
In Windows 7 of Windows Vista klikt u op Configuratiescherm (Control Panel), Hardware en
geluiden (Hardware and Sound) en Apparaatbeheer (Device Manager).
2.
Dubbelklik op USB-controllers (Universal Serial Bus controllers) en op Ondersteuning voor USB-
afdrukken (USB Printing Support).
Als het scherm Ondersteuning voor USB-afdrukken (USB Printing Support Properties) niet wordt
weergegeven, controleert u of de printer goed op de computer is aangesloten.
Controle 3
Controleer of de printer correct op de computer is aangesloten.
3. Klik op het tabblad Algemeen (General) en controleer of er een apparaatprobleem is.
Als er een apparaatfout wordt weergegeven, raadpleegt u Windows Help om deze te verhelpen.
Andere foutberichten (Windows)
Controle
Controleer het volgende als er een foutbericht buiten de printerstatusmonitor
wordt weergegeven:
1221