Operation Manual

Werken met de afdrukfuncties
4-45
Een document afdrukken
4
2
Kies de gewenste instellingen:
3
Klik op [Geavanceerde instellingen] in het dialoogvenster
[Afwerkingsdetails].
Het dialoogvenster [Geavanceerde instellingen] wordt geopend.
[Detecteer papierformaat in
handinvoer]:
Wanneer dit selectievakje is ingeschakeld, wordt een
bericht weergegeven en de afdruktaak onderbroken
als de instelling voor [Uitvoerformaat] in het tabblad
[Pagina-instelling] voor de huidige taak verschilt van
die van de vorige.
U kunt op het papier printen dat nu in de printer ligt,
als u klikt op [ ] (Fout oplossen) in het
printerstatusvenster.
U kunt op ander papier printen dan op het papier dat
nu in de printer ligt, als u het nieuwe papier opnieuw
inlegt en klikt op [ ] (Fout oplossen) in het
printerstatusvenster. Maar een taak die u afdrukt
onmiddellijk nadat u de printer uit en weer aan hebt
gezet , wordt afgedrukt op het papier dat in de lade ligt
zonder dat een bericht wordt weergegeven, ongeacht
de instelling [Uitvoerformaat].
Wanneer dit selectievakje niet is ingeschakeld, wordt
de taak afgedrukt op het papier dat in de lade ligt
ongeacht de instelling voor [Uitvoerformaat].
[Afdrukgegevens 180 graden
roteren]:
Roteert tijdens het afdrukken af te drukken gegevens
180 graden. U kunt deze functie gebruiken voor het
printen op enveloppen, indexkaarten en ander
materiaal dat alleen in een bepaalde richting in de
printer kan worden ingevoerd.
[Gebruik de modus Lege pagina's
overslaan]:
Wanneer dit vakje is ingeschakeld, worden blanco
pagina's niet verwerkt als de afdruktaak blanco
pagina's bevat.