NEDERLANDS INSTRUCTIEHANDLEIDING
Inleiding De EOS M is een hoogwaardige digitale camera met verwisselbare objectieven en een uiterst nauwkeurige CMOS-sensor met circa 18,0 effectieve megapixels, een DIGIC 5-processor, uiterst nauwkeurige en snelle scherpstelling met 31 AF-punten, continu-opnamen met circa 4,3 beelden per seconde en filmopnamen in Full High-Definition (Full HD). De camera reageert uiterst snel bij alle opnamesituaties en biedt tal van geavanceerde opnamefuncties.
Controlelijst onderdelen Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt. Batterij LP-E12 (met beschermdeksel) Camera (met cameradop) Nekriem EM-100DB EOS Solution Disk XXX Batterijoplader LC-E12/LC-E12E* Interfacekabel EOS Camera Instruction Manuals Disk XXX CEL-XXX XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX © CA U. the E NON INC .
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt Pictogrammen in deze handleiding <5> : Geeft aan dat u aan het hoofdinstelwiel moet draaien. /// : Geeft aan dat u op de knoppen van het hoofdinstelwiel (omhoog, omlaag, links of rechts) moet drukken. : Geeft aan dat u op de knop in het midden van het hoofdinstelwiel moet drukken.
Hoofdstukken Voor nieuwe gebruikers van een digitale camera worden in hoofdstuk 1 en 2 de basisbediening en opnameprocedures voor de camera uitgelegd.
Inhoudsoverzicht Opnamen maken Automatisch opnamen maken Î pag. 65-87 (Basismodi) De achtergrond onscherp maken Î pag. 75 (C Automatisch/creatief) De achtergrond scherp houden Continu-opnamen maken Î pag. 133 (i Continu-opnamen) Een opname van uzelf maken in een groep Î pag. 136 (j Zelfontspanner) De actie bevriezen De actie onscherp maken Î pag. 142 (s AE met sluitertijdvoorkeur) De achtergrond onscherper maken Î pag.
Een opname groot afdrukken Î pag. 105 (73, 83, 1) Veel opnamen maken Î pag. 105 (7a, 8a, b, c) Scherpstellen Het scherpstelpunt wijzigen Î pag. 116 (AF-puntselectie) Opnamen maken van een bewegend onderwerp Î pag. 81, 131 (Servo AF) Weergave De opnamen bekijken op de camera Î pag. 98 (x Weergave) Snel opnamen zoeken Î pag. 231 (Indexweergave) pag. 232 (I Door beelden navigeren) Opnamen classificeren Î pag. 234 (Classificaties) Voorkomen dat belangrijke opnamen Î pag.
Functie-index Voeding Beeldkwaliteit Batterij Opnamekwaliteit Î pag. 105 Î pag. 32 • Opladen • Plaatsen/verwijderen Î pag. 34 Î pag. 39 • Batterijniveau Beeldstijl Î pag. 114 Witbalans Î pag. 172 Kleurruimte Î pag. 176 Stopcontact Î pag. 290 Energiebesparing Î pag. 38 Kaart Plaatsen/verwijderen Î pag. 34 Formatteren Î pag. 57 Ontspan sluiter zonder kaart Î pag. 204 Objectief Bevestigen/verwijderen Î pag. 44 In- en uitzoomen Î pag. 45 Image Stabilizer (beeldstabilisatie) Î pag.
Functie-index Lichtmeting (meetmethode) Î pag. 151 Weergave Afstandsbediening Î pag. 291 Weergaveduur (kijktijd)Î pag. 205 Snel instellen Î pag. 50 Weergave van één opnameÎ pag. 98 Creatieve filters Î pag. 94 Weergave met opname-informatie Î pag. 256 Belichtingsaanpassingen Belichtingscompensatie Î pag. 153 AEB Î pag. 155 Belichtingsvergrendeling Î pag. 157 Flitser Externe flitser Î pag. 292 Flitsbesturing Î pag. 220 • Draadloze flitser Î pag. 223 Invulflitsen Î pag.
Inhoud Inleiding 2 Controlelijst onderdelen.................................................................... 3 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt ... 4 Hoofdstukken ................................................................................... 5 Inhoudsoverzicht .............................................................................. 6 Functie-index....................................................................................
Inhoud 2 Automatisch/scène + basismodi en opnamen weergeven 65 A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) ........... 66 A Volautomatische technieken (Automatisch/scène)...................71 Een opnamemodus selecteren ....................................................... 74 C Creatieve automatische opnamen ............................................75 2 Portretfoto's maken (Portret)......................................................78 3 Landschapsfoto's maken (Landschap) ................
Inhoud f: De AF-bediening wijzigen...................................................... 130 i Continu-opnamen ................................................................... 133 j De zelfontspanner gebruiken .................................................. 136 D Een flitser gebruiken................................................................. 138 4 Opnamefuncties voor gevorderden 141 s: De beweging van het onderwerp vastleggen........................ 142 f: De scherptediepte wijzigen ......
Inhoud Het filmopnameformaat instellen .................................................. 187 Videofoto's maken.........................................................................189 Menufunctie-instellingen voor film.................................................197 6 Handige functies 203 Handige functies ........................................................................... 204 De pieptoon uitzetten ................................................................. 204 Kaartwaarschuwing ..
Inhoud k Genieten van films ................................................................. 237 k Films afspelen ........................................................................ 239 X De eerste en laatste beelden van een film bewerken ............. 241 Diavoorstelling (automatische weergave) .................................... 243 Opnamen op de tv bekijken.......................................................... 247 K Opnamen beveiligen...........................................................
Inhoud 11 Referentie 289 Een gewoon stopcontact gebruiken.............................................. 290 Opnamen maken met de afstandsbediening ................................ 291 Externe Speedlites........................................................................ 292 Eye-Fi-kaarten gebruiken..............................................................294 Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus .............. 296 Systeemschema .......................................................
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Omgaan met de camera Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan fysieke schokken. Richt het objectief op de camera niet rechtstreeks op de zon. De warmte van de zon kan de interne onderdelen van de camera beschadigen. De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Neem direct contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center als u de camera per ongeluk in het water laat vallen.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Als de camera langere tijd niet is gebruikt, test u alle functies voordat u de camera weer gaat gebruiken. Als u de camera langere tijd niet hebt gebruikt en opnamen wilt gaan maken van een belangrijke gebeurtenis, is het raadzaam de camera te laten controleren door uw Canon-dealer of zelf te controleren of de camera goed functioneert. De beeldsensor komt bloot te liggen wanneer u het objectief loskoppelt. Om krassen te voorkomen mag u de beeldsensor niet aanraken.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik LCD-scherm Hoewel het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie en meer dan 99,99% effectieve pixels heeft, kunnen er onder de 0,01% resterende pixels enkele dode pixels voorkomen. Dode pixels hebben altijd dezelfde kleur, bijvoorbeeld zwart of rood. Dit is geen defect. De dode pixels zijn ook niet van invloed op de vastgelegde opnamen.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Objectief Nadat u het objectief hebt losgedraaid van de camera, plaatst u het objectief met de achterkant naar boven en bevestigt u de lensdoppen om krassen op het lensoppervlak en de elektrische contactpunten te voorkomen. Contactpunten Waarschuwingen bij langdurig gebruik Als u lange tijd achtereen continu-opnamen, Live viewopnamen of filmopnamen maakt, kan de camera heet worden. Dit is geen defect.
Verkorte handleiding 1 Plaats de batterij (pag. 34). 2 Plaats een kaart (pag. 34). 3 Bevestig het objectief (pag. 44). 4 Druk op de aan-uitknop om de camera in te schakelen en stel (Automatisch/scène) in (pag. 66). De batterij opladen: pag. 32 Plaats de kaart in de sleuf met de etiketzijde naar de voorzijde van de camera gericht. Breng de markering op het objectief op één lijn met de markering op de camera. Alle camera-instellingen worden automatisch ingesteld.
Verkorte handleiding 5 Stel scherp op het onderwerp (pag. 49). 6 Maak de opname (pag. 49). 7 Bekijk de opname (pag. 205). Richt het midden van het LCDscherm op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. De opname wordt circa 2 seconden op het LCD-scherm weergegeven. Druk op de knop om de opname nogmaals weer te geven (pag. 98). Zie 'Opnamen weergeven' (pag.
Namen van onderdelen De vetgedrukte onderdelen worden vermeld in het gedeelte tot 'Automatisch/scène + basismodi en opnamen weergeven'. Luidspreker (pag. 239) Scherpstelvlakmarkering (pag. 80) Aan-uitknop (pag. 37) Contactpunten voor flitssynchronisatie Ontspanknop (pag. 49) Flitserschoen (pag. 292) Microfoon (pag. 178) Programmakeuzewiel (pag. 25) Lampje van de zelfontspanner/ AF-hulplicht (pag. 136/132) Bevestigingspunt draagriem (pag. 31) Sensor van afstandsbediening (pag.
Namen van onderdelen LCD-scherm/aanraakscherm (pag. 54, 59, 207/61, 230, 240) Aan-uitlampje (pag. 36) Menuknop (pag. 54) Start-/stopknop filmopnamen (pag. 178) Weergaveknop (pag. 98) Knop voor Snel instellen/instelknop (pag. 50, 88, 186, 236/54) Informatieknop (pag. 50, 59, 70, 98, 182) Statiefbevestigingspunt Deksel DC-koppeling-aansluiting (pag. 290) Klepje van het kaart-/ batterijcompartiment (pag. 34) <5> Hoofdinstelwiel (pag. 64) Knop voor transportmodusselectie (pag.
Namen van onderdelen Schermweergave (in creatieve modi, pag. 25) Maximumaantal opnamen Maximaal aantal opnamen tijdens reeksopnamen met automatische witbalans Aftelweergave zelfontspanner Creatieve filters (pag. 94) Opnamemodus AF-methode (pag. 116) c u+volgen o FlexiZone - Multi d FlexiZone - Single AF-bediening (pag. 130) X 1-beeld AF Servo AF Handmatige focus (MF) Maximale opnamereeks Batterijniveau (pag.
Namen van onderdelen Programmakeuzewiel Schakelt over naar Automatisch/scène, Foto's of Films. U kunt foto's maken met of of films opnemen met . Met Automatisch/scène hoeft u alleen maar de ontspanknop in te drukken om een opname te maken. De camera kiest dan zelf de beste instellingen voor het onderwerp of de scène. Als u Foto's selecteert, kunt u kiezen tussen de creatieve modi en de basismodi.
Namen van onderdelen Basismodi U hoeft alleen maar de ontspanknop in te drukken. De camera stelt alles in en zorgt dat de instellingen zijn afgestemd op het onderwerp of de scène. C : Automatisch/creatief (pag. 75) 2 : Portret (pag. 78) 3 : Landschap (pag. 79) 4 : Close-up (pag. 80) 5 : Sport (pag. 81) 6 : Nacht portret (pag. 83) F : Nachtopnamen uit hand (pag. 85) G : HDR-tegenlicht (pag. 86) Films Bij Film kunt u kiezen tussen automatische of handmatige belichting. k : Autom.
Namen van onderdelen Objectief EF-M-objectief (Objectief zonder focusinstellingsknop en schakelaar voor Image Stabilizer (beeldstabilisatie).) Focusring (pag. 117, 126) Zoomring (pag. 45) Bevestigingspunt zonnekap Zoompositiemarkering (pag. 45) Filteraansluiting (voorkant objectief) Objectiefbevestigingsmarkering (pag. 44) Contactpunten (pag.
Namen van onderdelen EF- of EF-S-objectief (Objectief met focusinstellingsknop en schakelaar voor Image Stabilizer (beeldstabilisatie).) * Om een EF- of EF-S-objectief op de camera te kunnen bevestigen, hebt u vatting adapter EF-EOS M nodig. Bevestigingspunt zonnekap Zoompositiemarkering (pag. 45) Afstandsschaal Filteraansluiting (voorkant objectief) Zoomring (pag. 45) Focusring (pag. 117, 126) Contactpunten (pag. 19) Objectiefbevestigingsmarkering (pag.
Namen van onderdelen Batterijoplader LC-E12 Oplader voor batterij LP-E12 (pag. 32). Stekker Batterijcompartiment Oplaadlampje Lampje 'volledig opgeladen' BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES - BEWAAR DEZE INSTRUCTIES. GEVAAR - VOLG DEZE INSTRUCTIES NAUWKEURIG OM HET RISICO VAN BRAND EN ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE BEPERKEN. Voor aansluiting van een accessoire buiten de Verenigde Staten: gebruik zo nodig een stekkeradapter met de juiste configuratie voor aansluiting op het stopcontact.
De EOS M is ontworpen voor creatieve geesten. Ontdek nieuwe mogelijkheden en bekijk de wereld vanuit een ander perspectief 1 Aan de slag In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen en de basisbediening van de camera uitgelegd. De riem bevestigen Plaats de metalen ring van de riem op het bevestigingspunt op de camera. Gebruik een munt of een soortgelijk hulpmiddel om het schroefje rechtsom te draaien tot het stopt (de markeringen staan dan op één lijn).
De batterij opladen 1 Verwijder het beschermdeksel. de batterij. 2 Plaats Plaats de markering h van de batterij precies op de markeringslijn van de oplader g. Om de batterij te verwijderen, herhaalt u de bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde. LC-E12 de batterij op. 3 Laad Voor LC-E12 Klap de contactpunten van de batterijoplader naar buiten, in de richting van de pijl, en steek ze in het stopcontact.
De batterij opladen Tips voor het gebruik van de batterij en batterijoplader Bij aankoop is de batterij niet volledig opgeladen. Laad de batterij voor gebruik op. Het verdient aanbeveling om de batterij op te laden op de dag dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor. Zelfs wanneer de camera is opgeborgen, raakt een opgeladen batterij geleidelijk aan leeg. Verwijder de batterij na het opladen en haal de batterijoplader uit het stopcontact. Verwijder de batterij wanneer u de camera niet gebruikt.
De batterij en kaart plaatsen en verwijderen Plaats een volledig opgeladen batterij LP-E12 in de camera. De kaart (afzonderlijk verkrijgbaar) kan een SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart zijn. SDHC- en SDXC-kaarten met UHS-I kunnen ook worden gebruikt. De opnamen worden opgeslagen op de kaart. Zorg ervoor dat het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart omhoog staat zodat schrijven/wissen mogelijk is. De batterij en de kaart plaatsen 1 Open het klepje.
De batterij en kaart plaatsen en verwijderen 4 SluitDrukhetopklepje. het klepje totdat Maximumaantal opnamen het dichtklikt. Als u de camera met behulp van de aan-uitknop <1> inschakelt, wordt het aantal mogelijke opnamen (pag. 39) op het LCD-scherm weergegeven. De batterij en de kaart verwijderen de camera in met behulp 1 Schakel van de aan-uitknop <2>. het klepje. 2 Open Controleer of het LCD-scherm is uitgeschakeld en het aan-uitlampje/ de lees-schrijfindicator uit is en open vervolgens het klepje.
De batterij en kaart plaatsen en verwijderen 5 SluitDrukhetopklepje. het klepje totdat het dichtklikt. Pas op dat u bij het openen van het kaart-/batterijcompartiment het klepje niet te ver naar achteren drukt. Het scharnier zou anders kunnen breken. Wanneer het aan-uitlampje/de lees-/schrijfindicator oranje knippert, betekent dit dat er opnamen op de kaart worden gelezen, opgeslagen of gewist, of dat er gegevens worden overgebracht.
De camera inschakelen Als u de camera met de aan-uitknop inschakelt <1> en het scherm voor het instellen van de tijdzone en de datum/tijd wordt weergegeven, raadpleegt u pagina 40 voor het instellen van de tijdzone en de datum en tijd. Door op de aan-uitknop te drukken, wisselt u tussen <1> en <2>. Als de camera is uitgeschakeld <2> en u de knop 2 seconden of langer indrukt, activeert u de weergavemodus.
De camera inschakelen 3 Stroombesparende functies Om stroom te besparen, schakelt eerst het LCD-scherm automatisch uit als u de camera niet gebruikt. Als u de camera vervolgens langere tijd niet gebruikt, schakelt ook de camera zelf automatisch uit. Wanneer het LCD-scherm is uitgeschakeld, kunt u het weer inschakelen door op een knop op de camera te drukken of door het LCD-scherm aan te raken. Als de camera is uitgeschakeld, kunt u ofwel op de aan-uitknop drukken, ofwel minstens 2 sec.
De camera inschakelen z Het batterijniveau controleren Wanneer de camera wordt ingeschakeld, heeft het batterijniveau een van de volgende vier niveaus. z : De batterij is vol. x : Batterijniveau is laag, maar de camera kan nog worden gebruikt. c : De batterij is bijna leeg. (knippert) n : Laad de batterij op.
3 De datum, tijd en tijdzone instellen Als u de camera voor de eerste keer inschakelt, wordt het instelscherm Datum/tijd en Tijdzone weergegeven. Stel eerst de tijdzone en vervolgens de datum en de tijd in. Houd er rekening mee dat de datum en tijd die aan opnamen worden toegevoegd, worden gebaseerd op de ingestelde datum en tijd. Zorg ervoor dat u de juiste datum en tijd instelt. De tijdzone instellen [Londen] is standaard ingesteld. weer. 1 GeefDrukhetopmenuscherm de knop .
3 De datum, tijd en tijdzone instellen De procedure voor het instellen van het menu wordt toegelicht op pagina 54 - 56. De tijd die rechtsonder wordt weergegeven, is het tijdverschil met Coordinated Universal Time (UTC). Als u uw tijdzone niet ziet, stel de tijdzone dan in op basis van het tijdverschil met UTC. Controleer nadat u de tijdzone hebt veranderd of de juiste datum/tijd is ingesteld. U kunt de zomertijd ook instellen met de optie [52: Tijdzone].
3 De datum, tijd en tijdzone instellen in. 4 StelSteldedezomertijd zomertijd in als dit nodig is. Druk op het hoofdinstelwiel op de knop / om [Y] te selecteren. Druk op zodat wordt weergegeven. Druk op het hoofdinstelwiel op de knop / om [Z] te selecteren en druk vervolgens . Wanneer de zomertijd is ingesteld op [Z], wordt de tijd die u hebt ingesteld in stap 3 één uur vooruit gezet.
3 De interfacetaal selecteren 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop . op het tabblad [52] 2 Selecteer de optie [TaalK]. Druk op het hoofdinstelwiel op de knop / om het tabblad [52] te selecteren. Druk op het hoofdinstelwiel op de knop / om [TaalK] (de vijfde optie van boven) te selecteren en druk vervolgens op . de gewenste taal in. 3 StelDruk op het hoofdinstelwiel op de knop /// om de taal te selecteren en druk vervolgens op .
Een objectief bevestigen en verwijderen De camera kan gebruikmaken van EF-M-, EF- en EF-S-objectieven. Om een EF- of EF-S-objectief op de camera te bevestigen, hebt u vatting adapter EF-EOS M nodig. Een objectief bevestigen 1 Index Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven. het objectief. 2 Bevestig Breng de markering op het objectief op één lijn met de markering op de camera.
Een objectief bevestigen en verwijderen Het objectief verwijderen Druk op de objectiefontgrendelingsknop en draai het objectief in de richting van de pijl. Draai het objectief totdat dit niet meer verder kan en koppel het objectief los. Bevestig de achterste lensdop op het losgekoppelde objectief. In- en uitzoomen Om in of uit te zoomen draait u de zoomring op het objectief met uw vingers. Als u wilt in- of uitzoomen, doe dit dan voordat u scherpstelt.
Objectieven met Image Stabilizer (beeldstabilisatie) Wanneer u de ingebouwde Image Stabilizer (beeldstabilisatie) van het IS-objectief gebruikt, wordt bewegingsonscherpte gecorrigeerd om scherpere opnamen te krijgen. * IS betekent Image Stabilizer (beeldstabilisatie). Met een EF-M-objectief (bediend via een menu) U dient deze in te stellen via het menu*. De standaardinstelling is [Inschakelen]. 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop . Selecteer op het tabblad [A2] 2 de optie [Beeldstabilisatie].
Objectieven met Image Stabilizer (beeldstabilisatie) Met andere objectieven dan EF-M (voorzien van een schakelaar) Gebruik de IS-schakelaar op het objectief. Zet de schakelaar STABILIZER op <1>. Image Stabilizer (beeldstabilisatie) gebruiken bij het maken van opnamen de ontspanknop half in. 1 Druk X Image Stabilizer (beeldstabilisatie) werkt nu. de opname. 2 Maak Als het beeld op het LCD-scherm er stabiel en trillingsvrij uitziet, drukt u de ontspanknop volledig in om de opname te maken.
Basisbediening De camera vasthouden Voor scherpe opnamen houdt u de camera stil om bewegingsonscherpte te minimaliseren. Horizontaal fotograferen Verticaal fotograferen 1. Pak met uw rechterhand de camera stevig vast. 2. Houd het objectief onderaan vast met uw linkerhand. 3. Plaats de wijsvinger van uw rechterhand lichtjes op de ontspanknop. 4. Duw uw armen en ellebogen licht tegen de voorkant van uw lichaam. 5. Voor een stabiele houding plaatst u de ene voet een klein stukje voor de andere.
Basisbediening Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken. Half indrukken De camera zal scherpstellen en de belichting automatisch bijstellen (sluitertijd en diafragma worden automatisch ingesteld). De belichtingsinstelling (sluitertijd en diafragma) wordt weergegeven (8). Helemaal indrukken De sluiter ontspant en de opname wordt gemaakt.
Snel instellen U kunt de opnamefuncties die worden weergegeven op het LCDscherm, rechtstreeks selecteren en instellen. Dit wordt het scherm Snel instellen genoemd. Er zijn twee soorten schermen Snel instellen: Q Snel instellen en B Snel instellen. 1 Q Snel instellen Tik op [Q] op het scherm of druk op . B Snel instellen Houd de knop ingedrukt totdat het scherm B Snel instellen (zie de volgende pagina) wordt weergegeven. X Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. functie in.
Snel instellen Automatisch/scène Q Snel instellen B Snel instellen B Basismodi B Creatieve modi B de opname. 3 Maak Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. Functies die in de modus Automatisch/scène en in de basismodi kunnen worden ingesteld, worden vermeld op pagina 88. Functies die in de creatieve modi, de Filmmodus en de weergavemodus kunnen worden ingesteld, worden vermeld op pagina 52, 186 en 236.
Snel instellen Functies die via Snel instellen kunnen worden ingesteld AF-methode (pag. 116) Witbalans (pag. 172) AF-bediening (pag. 130) Opnamekwaliteit (pag. 105) Creatieve filters (pag. 260) Beeldstijl (pag. 114) Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) (pag. 159) Meetmethode (pag. 151) Sluitertijd (pag. 142) Opnamemodus (pag. 25, 26) Belichtingscompensatie/ AEB-instelling (pag. 153 en 155) Witbalanscorrectie (pag. 174) Witbalans (pag. 172) AF-methode (pag. 116) AF-bediening (pag.
Snel instellen Scherm met functie-instellingen Ð Ð 53
3 Menugebruik U kunt verschillende instellingen opgeven via de menu's, zoals de opnamekwaliteit, datum/tijd, enzovoort. Gebruik de knop , het hoofdinstelwiel en de knop . Knop LCD-scherm Hoofdinstelwiel Menuscherm Het menu dat bij de betreffende opnamemodus hoort, wordt weergegeven.
3 Menugebruik Creatieve modi 3 Weergave 5 Instellingen 9 My Menu A Opnamen Tabblad Menu-items Menu-instellingen Filmopnamen 55
3 Menugebruik Procedure voor menu-instellingen weer. 1 GeefDrukhetopmenuscherm de knop . een tabblad. 2 Selecteer Druk op de knop / om een tabblad te selecteren. Het tabblad [A3] verwijst bijvoorbeeld naar het scherm dat wordt weergegeven als het tabblad A (Opnamen) met het derde ] van links wordt geselecteerd. pictogram [ het gewenste item. 3 Selecteer Druk op de knop / om het item te selecteren en druk vervolgens op . de instelling.
3 De kaart formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera of computer, moet u de kaart met de camera formatteren. Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en gegevens op de kaart verwijderd. Zelfs beveiligde opnamen worden verwijderd; controleer dus of er geen opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren. Breng de opnamen indien nodig over naar een computer of een ander opslagmedium voordat u de kaart formatteert.
3 De kaart formatteren Gebruik [Kaart formatteren] in de volgende gevallen: De kaart is nieuw. De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer. De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens. Er wordt een kaartfout weergegeven (pag. 323). Wat is low-levelformattering? Voer een low-levelformattering uit als de opname- of leessnelheid van de kaart laag is of als u alle gegevens op de kaart volledig wilt wissen.
Wisselen van scherm op het LCD-scherm B Snel instellen Elke keer dat u op de knop drukt, wisselt het LCD-scherm tussen het Live view-scherm en B Snel instellen (pag. 50). Menu Wordt weergegeven wanneer u op de knop drukt. Druk nogmaals op de knop om naar het Live view-scherm terug te keren. Opname Wordt weergegeven wanneer u op de knop drukt. Druk nogmaals op de knop om naar het Live view-scherm terug te keren.
Uitleg De Uitleg geeft een eenvoudige beschrijving van de betreffende opnamemodus, functie of optie. Deze wordt weergegeven als u de opnamemodus wijzigt of het scherm Snel instellen gebruikt tijdens het maken van foto's, of filmopnamen of tijdens het weergeven daarvan. Als u een functie of optie selecteert in het scherm Snel instellen, wordt de Uitleg-beschrijving weergegeven. Wanneer u doorgaat met de bewerking, verdwijnt de Uitleg.
d Het aanraakscherm en hoofdinstelwiel gebruiken Het LCD-scherm is een aanraakgevoelig paneel dat u met uw vingers kunt bedienen. Bovendien kunt u op de achterzijde van de camera aan het hoofdinstelwiel draaien om een selectie te maken en vervolgens op de knop boven, onder, links, rechts of midden van het instelwiel drukken.
d Het aanraakscherm en hoofdinstelwiel gebruiken Slepen Menuscherm (voorbeeldscherm) Sleep uw vinger over het LCD-scherm.
d Het aanraakscherm en hoofdinstelwiel gebruiken 3 De pieptoon uitzetten tijdens bewerkingen via het aanraakscherm Als [53: Pieptoon] is ingesteld op [Aanr. op ] of [Uitschakelen], hoort u geen pieptoon tijdens bewerkingen via het aanraakscherm. 3 De aanraakbediening instellen 1 Selecteer de optie [Aanraakbediening]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Aanraakbediening] en druk vervolgens op . aanraakbediening in. 2 StelSteldedeze optie normaliter in op [Standaard].
d Het aanraakscherm en hoofdinstelwiel gebruiken Hoofdinstelwiel Om een functie te selecteren, kunt u aan het instelwiel draaien of op de rand boven, onder, links en rechts drukken. Door op in het midden te drukken, kunt u de geselecteerde functie instellen.
Waar u ook gaat, de EOS M reist met u mee. Leg bijzondere en alledaagse momenten vast. 2 Automatisch/scène + basismodi en opnamen weergeven In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u opnamen maakt met de modus Automatisch/scène en met de basismodi en hoe u opnamen weergeeft. In de basismodi kunt u eenvoudig rechttoe rechtaan foto's maken door op de ontspanknop te drukken. U kunt echter ook de achtergrond onscherp maken (pag. 77), opname-effecten toepassen (pag.
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) is een volautomatische modus. De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. Met Automatisch/scène stelt de camera altijd automatisch scherp. U kunt één van de drie AF-methoden selecteren via het menu of het scherm Snel instellen. Wanneer u [u (gezicht)+volgen] selecteert, wordt het gezicht van de betreffende persoon gedetecteerd en wordt daarop scherpgesteld (pag. 118).
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) scherp op het onderwerp. 3 StelDruk de ontspanknop half in om scherp te stellen. X Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop helemaal in. X De opname wordt circa 2 seconden op het LCD-scherm weergegeven. De modus zorgt ervoor dat de kleuren in natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen er indrukwekkender uitzien.
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) Veelgestelde vragen Het AF-punt wordt niet groen en de camera stelt niet scherp. Probeer het opnieuw terwijl u het AF-punt richt op een gebied met een goed contrast tussen helder en donker. Druk de ontspanknop vervolgens half in. Het kan ook zijn dat er niet wordt scherpgesteld omdat u zich te dicht bij het onderwerp bevindt. Vergroot de afstand tot het onderwerp en maak de opname. Er worden meerdere groene AF-punten weergegeven.
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) Met Speedlite 90EX bevestigd (pag. 138) (Als u de flitser gebruikt, kan er een korte vertraging optreden nadat u de ontspanknop helemaal hebt ingedrukt voordat de opname wordt gemaakt.) De flitser is afgegaan terwijl er daglicht is. Bij een onderwerp met tegenlicht kan de flitser afgaan om donkere schaduwen op het onderwerp lichter te maken. Als u de flitser niet wilt laten afgaan, schakelt u de Speedlite uit <2>.
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) Weergavescherm tijdens opnamen Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
A Volautomatische technieken (Automatisch/scène) Met een digitale camera moet u een kaart met voldoende capaciteit gebruiken. Als u twijfelt over de compositie of opnamemodus kunt u diverse verschillende composities en modi naar wens uitproberen. Zelfs een onscherpe foto kan een bepaalde sfeer overbrengen. Mislukte of ongewenste opnamen kunt u altijd wissen, dus u kunt naar hartenlust experimenteren.
A Volautomatische technieken (Automatisch/scène) Scènepictogrammen Tijdens het maken van opnamen in de modus wordt een pictogram weergegeven dat de scène vertegenwoordigt die door de camera is gedetecteerd.
A Volautomatische technieken (Automatisch/scène) *5 : Wordt weergegeven met een van de onderstaande objectieven: • EF 24mm f/2.8 IS USM • EF 28mm f/2.8 IS USM • EF 300mm f/2.8L IS II USM • EF 400mm f/2.8L IS II USM • EF 500mm f/4L IS II USM • EF 600mm f/4L IS II USM • EF-S 18-55mm f/3.5-5.6 IS II • EF-S 18-135mm f/3.5-5.6 IS STM • EF-S 55-250mm f/4-5.6 IS II • IS-objectieven die in 2012 of later op de markt worden gebracht.
Een opnamemodus selecteren 1 Tik op het pictogram van de opnamemodus linksboven in het scherm. Het keuzescherm voor opnamemodi wordt weergegeven. op het scherm om een 2 Tik opnamemodus te selecteren. U kunt ook de opnamemodus selecteren op het scherm B Snel instellen. Met z Tik op de pijl links of rechts in het scherm om naar een andere pagina te gaan. Het scherm met de opnamemodi heeft drie pagina's, het scherm met de creatieve modi heeft één pagina en het scherm met de basismodi heeft twee pagina's.
C Creatieve automatische opnamen In de modus kunt u gemakkelijk de achtergrond onscherp maken, de transportmodus wijzigen of het activeren van een bevestigde Speedlite-flitser instellen. U kunt de sfeer kiezen die u in uw opnamen wilt vastleggen. De standaardinstellingen zijn hetzelfde als in de modus . * CA staat voor Creative Auto (Automatisch/creatief). 1 Zet het programmakeuzewiel op en selecteer op het scherm. het scherm Snel instellen 2 Geef weer.
C Creatieve automatische opnamen (1) (4) (2) (1) (2) (3) (4) Batterijniveau Opnamekwaliteit Maximumaantal opnamen (1) Sfeeropnamen (Q Snel instellen / B Snel instellen) U kunt de sfeer instellen die u in uw opnamen wilt vastleggen.
C Creatieve automatische opnamen (2) De achtergrond onduidelijk maken/verscherpen (Q Snel instellen / B Snel instellen) Als u de indexmarkering naar links beweegt, wordt de achtergrond minder scherp weergegeven. Als u de markering naar rechts beweegt, wordt de achtergrond scherper weergegeven. Zie 'Portretfoto's maken' op pagina 78 als u de achtergrond onscherp wilt weergeven. Afhankelijk van het objectief en de opnameomstandigheden ziet de achtergrond er mogelijk minder onscherp uit.
2 Portretfoto's maken (Portret) In deze modus wordt de achtergrond onscherp, zodat personen duidelijker naar voren komen. Ook worden de tinten van de huid en het haar zachter gemaakt. Opnametips Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe beter. Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe waziger de achtergrond eruitziet. Het onderwerp steekt ook beter af tegen een effen, donkere achtergrond. Gebruik een teleobjectief.
3 Landschapsfoto's maken (Landschap) Geschikt voor wijdse scènes waarbij u zowel dichtbij als veraf alles scherp wilt hebben. Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Opnametips Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde. Wanneer u de groothoekzijde van een zoomlens gebruikt, wordt er beter op onderwerpen die dichtbij of ver weg zijn scherpgesteld dan met de telezijde. Het geeft landschappen ook meer breedte. 's Avonds opnamen maken.
4 Close-ups maken (Close-up) Voor het van dichtbij maken van opnamen van bloemen en andere kleine objecten. Gebruik een macro-objectief (afzonderlijk verkrijgbaar) om kleine onderwerpen veel groter te laten uitkomen. Opnametips Gebruik een eenvoudige achtergrond. Wanneer er in de achtergrond geen andere bloemen, bladeren, enzovoort zijn, zal het onderwerp in de close-up beter uitkomen. Nader het onder onderwerp zo dicht mogelijk. Controleer de minimale scherpstelafstand van het objectief.
5 Opnamen maken van bewegende onderwerpen (Sport) In deze modus kunt u een bewegend onderwerp fotograferen. Opnametips Maak continu-opnamen. Als u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera scherp en wordt het AF-punt vastgezet. U hoort de pieptoon terwijl de camera scherpstelt. Als niet kan worden scherpgesteld, wordt het AF-punt oranje. Zodra het juiste moment zich voordoet, drukt u de ontspanknop volledig in om de foto te maken.
5 Opnamen maken van bewegende onderwerpen (Sport) Bij weinig licht, wanneer de kans op bewegingsonscherpte groter is, knippert de sluitertijd linksonder in het LCD-scherm. Houd de camera stil en maak de opname.
6 's Avonds portretfoto's maken (Nacht portret) (met een statief) Bevestig een Speedlite 90EX en fotografeer portretten met een mooie, heldere nachtscène op de achtergrond. Opnametips Gebruik een groothoekobjectief en een statief. Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde om in het donker een panorama-effect te verkrijgen. Gebruik tevens een statief om bewegingsonscherpte te voorkomen. Portretopnamen maken zonder flitser.
6 's Avonds portretfoto's maken (Nacht portret) (met een statief) Vraag het onderwerp zich niet bewegen, ook niet nadat er is geflitst. Als u een flitser samen met de zelfontspanner gebruikt, brandt het lampje van de zelfontspanner/het AF-hulplicht kort wanneer de opname wordt gemaakt. Bij het maken van avondopnamen of andere scènes waarin meerdere lichtpuntachtige lichtbronnen op het scherm worden getoond, kan de camera mogelijk niet automatisch scherpstellen.
F 's Avonds opnamen uit de hand maken (Nachtopnamen uit hand) Voor het maken van avondopnamen terwijl u de camera in de hand houdt. Wanneer u een opname maakt, worden er vier opnamen achter elkaar gemaakt om één heldere foto zonder bewegingsonscherpte te creëren. Opnametips Houd de camera stevig vast. Houd de camera stevig vast en houd deze stil als u de opname maakt.
G Opnamen met tegenlicht maken (HDR-tegenlicht) Bij het maken van opnamen van een scène met zowel lichte als donkere gebieden. Voor elke opname die u maakt, worden drie continu-opnamen met verschillende belichting gemaakt. Het verlies van details in de lichte en donkere gebieden wordt zo verminderd in de definitieve opname. Opnametips Houd de camera stevig vast. Houd de camera stevig vast en houd deze stil als u de opname maakt.
Aandachtspunten Bij het maken van avondopnamen en opnamen van andere scènes met meerdere lichtpuntachtige lichtbronnen kan de camera mogelijk niet automatisch scherpstellen. Stel in dergelijke gevallen de scherpstelmodus in op [MF] en stel handmatig scherp. Als bij flitsfotografie de flitser afgaat en de achtergrond van het onderwerp dichtbij genoeg is om te worden verlicht door de flitser of als de nachtscène slechts een paar lichtbronnen heeft, dan kan het beeld in de opnamen mogelijk verschuiven.
Q Snel instellen voor basismodi en Automatisch/scène Voorbeeld: Portretmodus Functies voor Snel instellen Q: Q Snel instellen B: B Snel instellen o: Stand. inst. Functie A C 2 3 4 5 6 F G (pag. 66) (pag. 75) (pag. 78) (pag. 79) (pag. 80) (pag. 81) (pag. 83) (pag. 85) (pag. 86) u: B ( o) Enkelbeeld i: ContinuTransport- opnamen (pag. 133) B modus Q Zelfontspanner B (pag.
Opname via sfeerselectie U kunt de sfeer selecteren die u voor de opname wilt gebruiken, behalve wanneer de basismodus is ingesteld.
Opname via sfeerselectie in. 3 StelTikhetop sfeereffect het item zoals getoond in de afbeelding zodat [Effect] onder in het scherm wordt weergegeven. Tik op het niveau en de instelling van het effect. de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop in. Als u de opnamemodus wijzigt of met de aan-uitknop <2> selecteert, wordt de instelling [ Standaard] hersteld. De opname die op het LCD-scherm met de toegepaste sfeerinstelling wordt weergegeven, ziet er niet exact hetzelfde uit als de eigenlijke foto.
Opname via sfeerselectie Sfeerinstellingen Standaard Standaardinstellingen voor de respectieve opnamemodus. Let op: <2> heeft opnamekenmerken die voor portretfoto's zijn geoptimaliseerd en <3> is geoptimaliseerd voor landschapsfoto's. Elke sfeer is een aanpassing van de opname-instellingen van de respectieve opnamemodus. Levendig Met deze sfeerinstelling ziet de foto er levendiger en imposanter uit dan met de instelling [ Standaard].
Opname via licht of scènetype In de basismodi <2>, <3>, <4> en <5> kunt u opnamen maken waarbij de instellingen met de lichtomstandigheden of het type scène overeenkomen. In de meeste situaties voldoet [ Stand. inst.], maar als de instellingen aan de lichtomstandigheden of het type scène zijn aangepast, zal de opname nauwkeuriger overeenkomen met wat u ziet. Licht of scène 2 3 4 5 Stand. inst.
Opname via licht of scènetype Als u een flitser gebruikt, gaat de instelling over op [ Stand. inst.]. (In de opname-informatie wordt echter het ingestelde type licht of scène weergegeven.) Als u deze functie samen met [Sfeeropnamen] wilt instellen, kiest u de optie onder [Licht-/scèneopnamen] die het beste past bij de sfeer die u hebt ingesteld. Wanneer u bijvoorbeeld [Zonsondergang] hebt gekozen, worden warme kleuren benadrukt. Dit past wellicht niet bij de sfeer die u hebt ingesteld.
k Creatieve filters gebruiken Behalve bij de opnamemodi Automatisch/scène, Nachtopnamen uit hand, HDR-tegenlicht en Filmopnamen kunt u creatieve filters toepassen en het effect en de compositie controleren. Wanneer u de opname maakt, wordt alleen het beeld met het toegepaste creatieve filter opgeslagen. Als u de opname ook zonder toepassing van het creatieve filter wilt opslaan, gebruikt u het creatieve filter tijdens de opnameweergave (pag. 260).
k Creatieve filters gebruiken Door op [ ], te tikken kunt u de horizontale of verticale richting van het witte kader aanpassen. de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop in. Wanneer u opnamen maakt met een creatief filter, zullen enkele opnamen worden gemaakt, zelfs als u de transportmodus instelt op continu-opnamen (i/q). Er kan geen creatief filter worden toegepast als de opnamekwaliteit 1+73 of 1 is.
k Creatieve filters gebruiken Kenmerken van creatieve filters Korrelig Z/W Maakt het beeld korrelig en zwart-wit. Door het contrast aan te passen, kunt u het zwart-witeffect veranderen. Softfocus Geeft het beeld een zachte uitstraling. Door de scherpte aan te passen, bepaalt u de zachtheid van het beeld. Fisheye-effect Geeft het effect van een fisheye-objectief. De opname krijgt een tonvormige vervorming.
k Creatieve filters gebruiken Speelgoedcamera-effect Geeft een kleurentint die typisch is voor speelgoedcamera's en maakt de vier hoeken van het beeld donkerder. Door de kleurtoon aan te passen, bepaalt u de tint van de opname. Miniatuureffect Creëert een kijkdooseffect. U kunt aanpassen waar de opname scherp moet zijn. De camera stelt scherp op het midden van het witte kader en de AF-methode wordt vast ingesteld op [FlexiZone Single].
x Opnamen weergeven Hieronder wordt beschreven hoe u opnamen het eenvoudigst kunt weergeven. Zie pagina 229 voor meer informatie over de weergaveprocedure. 1 Geef de opname weer. Druk op de knop . X De laatst gemaakte of laatst bekeken opname wordt weergegeven. Wanneer de camera is uitgeschakeld <2> en u de knop 2 seconden of langer indrukt, schakelt de camera in <1> en wordt het weergavescherm weergegeven. een opname.
x Opnamen weergeven de opnameweergave. 3 Beëindig Druk op de knop om de opnameweergave te beëindigen en naar het Live view-scherm terug te keren.
Ontdek uw fotografisch talent en maak originele, spannende opnamen. Probeer steeds weer nieuwe perspectieven en verschillende hoeken. Kijk uit naar verschillende gezichtsuitdrukkingen en poses voor uw portretten. 3 Creatieve opnamen Met Automatisch/scène en de basismodi kunt u eenvoudig foto's maken, maar geen functie-instellingen wijzigen. In de modus (AE-programma) kunt u diverse functies instellen om creatiever te fotograferen.
d: AE-programma De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste bij de helderheid van het onderwerp passen. Dit heet AE-programma. 1 Selecteer (pag. 74) in de creatieve modi. scherp op het onderwerp. 2 StelRicht het AF-punt op het onderwerp. Druk de ontspanknop vervolgens half in. X Het AF-punt waarop word scherpgesteld wordt groen (met 1-beeld AF). X De sluitertijd en het diafragma worden automatisch ingesteld en weergegeven. het scherm.
d: AE-programma Opnametips Wijzig de ISO-snelheid. Gebruik een Speedlite 90EX. Als u de belichting op het omgevingslicht en het onderwerp wilt afstemmen, kunt u de ISO-snelheid wijzigen (pag. 109) of de Speedlite 90EX gebruiken (pag. 138). In de modus gaat de Speedlite 90EX niet automatisch af. Bij weinig licht schakelt u de Speedlite 90EX in () en stelt u onder [A: 1: Externe Speedlite besturing] de optie [Flitsen] in op [Inschakelen]. U kunt het programma aanpassen.
d: AE-programma Snel instellen In de creatieve modi kunt u de AF-methode, AF-bediening, transportmodus, beeldkwaliteit, witbalans, creatieve filters, beeldstijl, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid), meetmethode, enzovoort instellen. Zie pagina 151 voor informatie over meetmethoden.
3 De opnamekwaliteit instellen U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Er zijn tien instellingen voor de opnamekwaliteit: 73, 83, 74, 84, 7a, 8a, b, c, 1+73, 1. 1 Vastgelegde pixels (aantal pixels) Maximumaantal opnamen Selecteer [Beeldkwalit.]. Selecteer op het tabblad [A1] de optie [Beeldkwalit.] en druk vervolgens op . de opnamekwaliteit.
3 De opnamekwaliteit instellen Veelgestelde vragen Ik wil de opnamekwaliteit selecteren die bij het papierformaat past waarop ik wil afdrukken. Raadpleeg het diagram links bij het Papierformaat kiezen van de opnamekwaliteit. Als u de A2 (59,4 x 42 cm) opname wilt bijsnijden, wordt het 73 aanbevolen om een hogere kwaliteit 83 A3 (42 x 29,7 cm) 1+73 (meer pixels) te selecteren, zoals 73, 1 74 83, 1+73 of 1. 84 7a b is geschikt voor het weergeven van 8a b opnamen in een digitale fotolijst.
3 De opnamekwaliteit instellen Informatie over 1 1-opnamen zijn onbewerkte opnamegegevens die nog moeten worden omgezet in 73 of andere typen afbeeldingen. Hoewel voor het weergeven van 1-opnamen op de computer software als Digital Photo Professional nodig is (meegeleverd, pag. 340), kunnen op 1opnamen erg eenvoudig bewerkingen worden toegepast die bij andere soorten opnamen niet mogelijk zijn. 1 is geschikt als u de opname zelf nauwkeurig wilt bewerken of opnamen van een belangrijk onderwerp wilt maken.
3 De opnamekwaliteit instellen Aspect ratio De beeldverhouding (aspect ratio) van de opname kan worden ingesteld op [3:2], [4:3], [16:9] of [1:1]. Het gebied rondom het beeld op het LCD-scherm wordt omgeven door een zwart masker wanneer de volgende beeldverhoudingen zijn ingesteld: [4:3] [16:9] [1:1]. De JPEG-opnamen worden samen met de ingestelde beeldverhouding opgeslagen. De RAW-opnamen worden altijd met beeldverhouding [3:2] opgeslagen.
3 i: De ISO-snelheid wijzigenN Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 112). U kunt u de ISO-snelheid instellen met: 1. de ISO-weergave op het Live viewscherm, 2. de knop die is toegewezen met Persoonlijke voorkeuze in het menu, 3. het menuscherm en 4. het scherm B Snel instellen. Met de ISO-weergave op het Live view-scherm 1 Selecteer de ISO-snelheid.
3 i: De ISO-snelheid wijzigenN Met het menuscherm 1 Selecteer [ISO-snelheid]. Selecteer op het tabblad [A3] de optie [ISO-snelheid] en druk op . de ISO-snelheid in. 2 StelDruk op de knop / om de gewenste ISO-snelheid te selecteren en druk op . Als u [AUTO] selecteert, wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 112). Met scherm B Snel instellen 1 Selecteer de ISO-snelheid. Selecteer op het scherm B Snel instellen de ISO-weergave rechtsboven in het LCD-scherm. in.
3 i: De ISO-snelheid wijzigenN Richtlijnen voor de ISO-snelheid ISO-snelheid 100 - 400 400 - 1600 1600 - 12800, H Opnamesituatie (geen flits) Zonnig, buiten Bewolkt of 's avonds Donker, binnen of 's avonds Flitsbereik Hoe hoger de ISO-snelheid, hoe groter het flitsbereik zal zijn (pag. 139). * Bij hoge ISO-snelheden kunnen opnamen er korreliger uitzien. Selecteer in [54: Persoonlijke voorkeuze (C.
3 i: De ISO-snelheid wijzigenN ISO [AUTO] Als de ISO-snelheid is ingesteld op [AUTO] en u de ontspanknop half indrukt, wordt de huidige ISO-snelheid weergegeven. Zoals hieronder wordt aangegeven, wordt de ISO-snelheid automatisch aan de opnamemodus aangepast.
3 i: De ISO-snelheid wijzigenN 3 De maximale ISO-snelheid instellen voor [ISO auto]N Voor ISO auto kunt u de maximale ISO-snelheid instellen op een waarde tussen ISO 400 en ISO 6400. Selecteer op het tabblad [A3] de optie [ISO auto] en druk op . Selecteer de ISO-snelheid en druk op .
A De beste beeldstijl voor het onderwerp selecterenN Er zijn zes beeldstijlen beschikbaar die aansluiten bij uw fotografische expressie of onderwerp. Elke beeldstijl kan naar wens worden aangepast. 1 Geef het scherm Snel instellen weer. X Met het scherm Q Snel instellen kunt u het effect controleren terwijl u de beeldstijl instelt. 2 Tik op [D]. op een beeldstijl om deze 3 Tik te selecteren. Om de beeldstijl naar wens aan te passen, drukt u op de knop .
A De beste beeldstijl voor het onderwerp selecterenN Q Portret Voor mooie huidskleurtinten. De opname heeft zachtere kleuren. Geschikt voor portretten in close-up. Door de [Kleurtoon] te wijzigen (pag. 168), kunt u de huidskleurtint aanpassen. R Landschap Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Gebruik deze instelling voor indrukwekkende landschappen.
De scherpstelmethode wijzigen Automatisch/ scène Scherpstelmodus* Menu (Alleen AF) Basismodi, creatieve modi AF, MF, AF+MF AF-methode Menu, Snel instellen u+volgen, FlexiZone - Multi, FlexiZone Single Continue AF Menu Inschakelen / Uitschakelen * 'Scherpstelmodus' wordt weergegeven wanneer een EF-M-objectief is bevestigd. 1 116 Selecteer de AF-methode. Selecteer op het tabblad [A2] de optie [Scherpstelmodus], [AFmethode] of [Continue AF]. Selecteer het item dat u wilt instellen en druk op .
De scherpstelmethode wijzigen Met een EF-Mobjectief (bediend via een menu): de scherpstelmodus van het 2 Stel objectief in op [AF]. Selecteer op het tabblad [A2] de optie [Scherpstelmodus]. Selecteer [AF]. X Als u voor [Scherpstelmodus] de instelling [AF+MF] kiest, kunt u de ontspanknop na de AF-bediening half ingedrukt houden en handmatig scherpstellen (MF) met de focusring. Met een EF- of EF-Sobjectief (bediend via een schakelaar): Stel de focusinstellingsknop op het objectief in op .
De scherpstelmethode wijzigen u(gezicht)+volgen: c Gezichten worden herkend en er wordt hierop scherpgesteld. Indien een gezicht beweegt, beweegt het AF-punt
mee om het gezicht te volgen. 1 Controleer het AF-punt. Wanneer er een gezicht wordt herkend, wordt het AF-punt
weergegeven op het gezicht waarop zal worden scherpgesteld. U kunt ook op het scherm tikken om het gezicht of onderwerp te selecteren. Indien het onderwerp niet een gezicht is, wordt < > weergegeven.
De scherpstelmethode wijzigen Als de scherpstelling er flink naast zit, is gezichtsherkenning niet mogelijk. Als u [Continue AF] instelt op [Inschakelen], kunt u voorkomen dat de opname erg onscherp wordt. Het is mogelijk dat een ander object dan een menselijk gezicht als gezicht wordt herkend. Gezichtsherkenning werkt niet wanneer het gezicht een erg klein of erg groot deel van het beeld beslaat, te helder of te donker is of gedeeltelijk is verborgen.
kan ook alleen een deel van het gezicht dekken.
De scherpstelmethode wijzigen FlexiZone - Multi: o Er zijn maximaal 31 AF-punten (automatisch geselecteerd), die een groot gebied dekken, beschikbaar voor scherpstellen. Dit grote gebied kan ook in 9 zones worden opgedeeld voor scherpstellen (zoneselectie). 1 Selecteer de AF-zone. N Door op de knop te drukken, schakelt u tussen automatische selectie en zoneselectie. In de basismodi wordt automatische selectie ingesteld. Om een zone te selecteren, tikt u erop op het scherm.
De scherpstelmethode wijzigen Als automatische AF-puntselectie is ingeschakeld maar de camera niet scherpstelt op het gewenste doelonderwerp, stelt u de AF-methode in op zoneselectie of [FlexiZone - Single] en probeert u opnieuw scherp te stellen. Het aantal beschikbare AF-punten is afhankelijk van de beeldverhoudingsinstelling. Bij [3:2] zijn er 31 AF-punten. Bij [1:1] en [4:3] zijn er 25 AF-punten. En bij [16:9] zijn er 21 AF-punten. Bij [16:9] zijn er slechts drie zones.
De scherpstelmethode wijzigen Opmerkingen over [u+volgen], [FlexiZone - Multi] en [FlexiZone - Single] AF-bediening Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt. Tijdens en na de automatische scherpstelling kan de helderheid van de opname veranderen. Als de lichtbron tijdens het automatisch scherpstellen verandert, kan het beeldscherm flikkeren en kan er mogelijk moeilijk worden scherpgesteld.
De scherpstelmethode wijzigen Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en effen, platte oppervlakken of wanneer lichte tinten of schaduwpartijen niet zichtbaar zijn. Extreem heldere of donkere onderwerpen. Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast. Onderwerpen met zich herhalende patronen (vensters in een wolkenkrabber, toetsenborden, enzovoort). Dunne lijnen en contouren van het onderwerp.
De scherpstelmethode wijzigen Continue AF gebruiken De standaardinstelling is [Inschakelen]. Omdat het scherpstelpunt constant dicht bij het onderwerp ligt, kan de camera snel op het onderwerp scherpstellen wanneer u de ontspanknop indrukt. Indien [Inschakelen] is ingesteld, zal het objectief vaak worden geactiveerd. Dit verbruikt meer batterijvermogen. Hierdoor wordt het aantal mogelijke opnamen verminderd (levensduur batterij).
x Opnamen maken met de Touch Shutter U hoeft alleen op het LCD-scherm te tikken om automatisch scherp te stellen en te fotograferen. Dit werkt in alle opnamemodi. 1 Schakel de Touch Shutter in. Tik op [y] linksonder op het scherm. Elke keer dat u op het pictogram tikt, schakelt u tussen [y] en [x]. Wanneer [x] is ingesteld, kunt u tikken om scherp te stellen en opnamen te maken. Wanneer [y] is ingesteld, kunt u tikken om het punt te selecteren waarop u wilt scherpstellen.
MF: Handmatig scherpstellen U kunt de opname vergroten en nauwkeurig scherpstellen met handmatig scherpstellen. Met een EF-Mobjectief (bediend via een menu): 1 Stel de scherpstelmodus van het objectief in op [MF]. Selecteer op het tabblad [A2] de optie [Scherpstelmodus]. Selecteer [MF]. Met een EF- of EF-Sobjectief (bediend via een schakelaar): Zet de focusinstellingsknop op het objectief op . vergrotingskader weer. 2 GeefTik het op het pictogram [ ]. X Het vergrotingskader wordt weergegeven.
MF: Handmatig scherpstellen het beeld. 4 Vergroot Telkens wanneer u op [ ] op het scherm tikt, wordt het vergrote gebied als volgt gewijzigd: Vergroting 1x a 5x a 10x a geannuleerd handmatig scherp. 5 StelDraai terwijl u naar de vergrote Belichtingsvergrendeling Positie van vergroot gebied Vergroting opname kijkt aan de focusring van het objectief om scherp te stellen. Tik na het scherpstellen op [ ] op het scherm om naar de normale weergave terug te keren. de opname.
Aandachtspunten bij het maken van opnamen Beeldkwaliteit Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn. Opnamen bij hoge temperaturen kunnen ruis en afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben. Als u binnen een kort tijdsbestek een groot aantal opnamen maakt, kan de interne temperatuur van de camera oplopen, waardoor de opnamekwaliteit mogelijk afneemt. Schakel de camera uit als u geen opnamen maakt.
Aandachtspunten bij het maken van opnamen Beeld op het LCD-scherm Bij weinig of juist heel fel licht wordt in het Live view-beeld mogelijk niet de helderheid van de daadwerkelijke opname weergegeven. Als de lichtbron in het beeld verandert, kan het beeldscherm gaan flikkeren. Als dit gebeurt, stopt u met het maken van opnamen en gaat u verder bij de lichtbron die u daadwerkelijk wilt gebruiken. Als u de camera een andere kant op richt, kan de helderheid van de opname zeer kort sterk veranderen.
f: De AF-bediening wijzigenN In de opnamemodi , , en kunt u de AFbediening (AutoFocus) afstemmen op de opnameomstandigheden of het onderwerp. In de basismodi wordt de optimale AF-bediening ingesteld voor de respectieve opnamemodus. 1 Gebruik het menu of de focusinstellingsknop om de scherpstelmodus in te stellen op . in het scherm Snel instellen 2 Tik op de knop AF-bediening. 3 Tik op de AF-bediening. scherp op het onderwerp.
f: De AF-bediening wijzigenN 1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen Geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. Bij meervlaksmeting (pag. 151) wordt de belichting ingesteld op het moment dat er op het onderwerp is scherpgesteld. Wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt, wordt de scherpstelling vergrendeld.
f: De AF-bediening wijzigenN Afhankelijk van het gebruikte objectief, de afstand tot het onderwerp en de snelheid van het onderwerp kan de camera mogelijk niet goed scherpstellen. Tijdens continu-opnamen kan het beeld op het LCD-scherm onscherp lijken. Als u de zoom bedient tijdens continu-opnamen, gaat de scherpstelling mogelijk verloren. Gebruik continu-opnamen nadat u met de zoom de gewenste compositie hebt bepaald.
i Continu-opnamen U kunt maximaal circa 4,3 opnamen per seconde maken (pag. 134). Deze functie kunt u bijvoorbeeld gebruiken als een kind naar u toe loopt en u de verschillende gezichtsuitdrukkingen wilt vastleggen. 1 Druk op de knop . U kunt ook de opnamemodus selecteren op het scherm B Snel instellen. op [i]. 2 TikDoor op [2] te tikken keert u terug naar het vorige scherm. 3 Maak de opname. De camera maakt voortdurend opnamen terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt.
i Continu-opnamen Opnametips Stel ook de AF-bediening (pag. 130) in dat bij het onderwerp past. • Voor een bewegend onderwerp Wanneer u een EF-M-objectief gebruikt en [Servo AF] en [AF-methode] zijn beide ingesteld, wordt bij continu-opnamen continu scherpgesteld op een bewegend onderwerp. • Voor niet-bewegende onderwerpen Als 1-beeld AF is ingesteld, stelt de camera tijdens continuopnamen slechts eenmaal scherp.
i Continu-opnamen U kunt ook de flitser gebruiken (met Speedlite 90EX bevestigd). Aangezien de flitser oplaadtijd nodig heeft, worden de continuopnamen minder snel na elkaar gemaakt. De snelheid van continu-opnamen neemt iets af als het batterijniveau laag is. De continu-opnamesnelheid kan lager zijn afhankelijk van het type objectief, de sluitertijd, het diafragma, de onderwerpcondities, de helderheid, het gebruik van de flitser, enzovoort.
j De zelfontspanner gebruiken 1 Druk op de knop . U kunt ook de opnamemodus selecteren op het scherm B Snel instellen. op de zelfontspanner. 2 TikDoor op [2] te tikken keert u terug naar het vorige scherm. Q: Zelfontspanner:10 sec U kunt ook de afstandsbediening gebruiken (pag. 291). l: Zelfontspanner:2 sec q: Zelfontspanner:10 sec en continu-opnamen Tik op [W]/[X] om het aantal opnamen in te stellen (2 - 10) dat u met de zelfontspanner wilt maken. de opname.
j De zelfontspanner gebruiken Met kan het interval tussen de verschillende opnamen worden verlengd afhankelijk van de instellingen voor opnamefuncties, zoals de opnamekwaliteit of gebruik van de flitser. Wanneer u opnamen maakt met een creatief filter, zullen enkele opnamen worden gemaakt, zelfs als u de transportmodus instelt op (Zelfontspanner: Continu). Het wordt aanbevolen om na het maken van opnamen met de zelfontspanner de opname weer te geven (pag.
D Een flitser gebruiken Als u binnenshuis bent of te maken hebt met weinig licht of tegenlicht, kunt u een flitser bevestigen. Vervolgens hoeft u alleen maar op de ontspanknop te drukken om opnamen met de flitser te maken. In de modus wordt de sluitertijd automatisch ingesteld op een waarde tussen 1/60 seconde en 1/200 seconde om de juiste belichting van het onderwerp te bepalen. In dit gedeelte wordt het gebruik van flitsfuncties met een Speedlite 90EX toegelicht. Zie pagina 292.
D Een flitser gebruiken 1 Bevestig een Speedlite en schakel deze in. X Het aan-uitlampje van de Speedlite gaat branden en de flitser begint met opladen. of het lampje brandt. 2 Controleer Wanneer het lampje brandt, kunt u foto's maken. In de basismodi (pag. 26) kunt u de opname pas maken wanneer het lampje brandt. de ontspanknop half in. 3 Druk Controleer linksonder op het LCD-scherm of het pictogram wordt weergegeven. de opname.
D Een flitser gebruiken Uitschakelfunctie voor op de camera bevestigde flitser Wanneer u de camera uitschakelt <2> nadat u een opname hebt gemaakt met een Speedlite 90EX bevestigd op de camera, wordt de Speedlite ook uitgeschakeld <2>. Afhankelijk van het gebruik kan het echter voorkomen dat de Speedlite niet wordt uitgeschakeld wanneer u de camera uitschakelt. Opnametips Als de opname te donker is.
U kunt alle kanten op met een camera met verwisselbaar objectief, zoals de EOS M. Met een teleobjectief haalt u onderwerpen dichterbij voor een kleiner perspectief; met groothoekobjectieven zorgt u juist voor prachtige uitzichten. 4 Opnamefuncties voor gevorderden Dit hoofdstuk is een aanvulling op hoofdstuk 3. U leest in dit hoofdstuk op welke manieren u nog meer creatief kunt fotograferen. In het eerste gedeelte van dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de modi en kunt gebruiken.
s: De beweging van het onderwerp vastleggen Met de modus (automatische belichting met sluitervoorkeur) kunt u de actie bevriezen of onscherp maken. * staat voor Time value (tijdwaarde). Onscherp gemaakte beweging (lange sluitertijd: 1/30 seconde) 1 Bevroren actie (korte sluitertijd: 1/2000 seconde) Tik in de linkerbovenhoek van het scherm op het pictogram voor de opnamemodus. Het scherm voor het selecteren van de opnamemodus wordt weergegeven. 2 Tik op [s] op het scherm.
s: De beweging van het onderwerp vastleggen Opnametips Een snel bewegend onderwerp bevriezen Gebruik een korte sluitertijd, bijvoorbeeld tussen 1/4000 en 1/500 seconde. Een rennend kind of dier onscherp maken om de indruk van beweging te wekken Gebruik een gemiddelde sluitertijd, bijvoorbeeld tussen 1/250 en 1/30 seconde. Volg het bewegende onderwerp en druk de ontspanknop in om de opname te maken.
f: De scherptediepte wijzigen Om de achtergrond onscherp te maken of om onderwerpen die dichtbij of ver weg zijn scherp te krijgen, gebruikt u (automatische belichting met diafragmavoorkeur) om de scherptediepte (het bereik van een acceptabele scherpstelling) aan te passen. * staat voor Aperture value (diafragmawaarde). Dit is de grootte van de diafragmaopening binnen het objectief. Onscherpe achtergrond (met een laag f-getal van het diafragma: f/5.
f: De scherptediepte wijzigen Weergegeven diafragmawaarde Hoe hoger het f-getal, hoe kleiner de diafragmaopening. De weergegeven diafragma's kunnen variëren. Dit is afhankelijk van het objectief. Als er geen objectief op de camera is bevestigd, wordt '00' als diafragmawaarde weergegeven. Opnametips Wanneer u een diafragma met een hoog f-getal gebruikt of opnamen maakt bij weinig licht, kan er bewegingsonscherpte optreden. Bij een hoger f-getal van het diafragma is de sluitertijd langer.
f: De scherptediepte wijzigen Bij onderbelichting knippert de sluitertijd van 30 seconden ('30'). Als dit gebeurt, tikt u om het scherm met instellingen weer te geven en tikt u vervolgens op [Y] (of draai het instelwiel <5> naar links) om een lager f-getal van het diafragma in te stellen of de ISOsnelheid te verhogen. Bij overbelichting knippert de sluitertijd van 1/4000 seconde ('4000').
f: De scherptediepte wijzigen ScherptedieptecontroleN De diafragmaopening verandert alleen op het moment dat er een opname wordt gemaakt. Voor de rest blijft het diafragma open staan. Wanneer u via het LCD-scherm naar het onderwerp kijkt, ziet u daarom een kleine scherptediepte. Gebruik de volgende procedure om de scherptediepte te controleren. 1 Schakel scherptedieptecontrole in. Stel in [54: Persoonlijke voorkeuze (C.Fn)] de optie [6: XL knopfunctie] in op [1: Scherptedieptecontrole] (pag. 287).
a: Handmatige belichting U kunt zowel de sluitertijd als het diafragma handmatig naar wens instellen. Stel de belichting in door naar de belichtingsniveauschaal te kijken. Deze methode heet handmatige belichting. * staat voor Manual (handmatig). 1 Tik in de linkerbovenhoek van het scherm op het pictogram voor de opnamemodus. Het scherm voor het selecteren van de opnamemodus wordt weergegeven. 2 Tik op [a] op het scherm. en het diafragma in.
a: Handmatige belichting de belichting in en maak 5 Stel de opname. Controleer het belichtingsniveau en stel de sluitertijd en het diafragma in. Als het belichtingsniveau groter is dan ±3 stops, licht op bij <-3> of <+3> op de schaal voor het belichtingsniveau. Als u in [A3: Auto Lighting Optimizer/A3: Auto optimalisatie helderheid] het selectieteken voor [Uitsch. bij handm. bel.] verwijdert, kunt u deze instelling ook instellen in de modus (pag. 159).
a: Handmatige belichting De Speedlite 90EX gebruiken Om de juiste flitsbelichting van het hoofdonderwerp te verkrijgen, wordt het flitsvermogen automatisch op het ingestelde diafragma afgestemd (automatische flitsbelichting). U kunt de sluitertijd instellen op een waarde tussen 1/200 seconde en 30 seconden of op bulb. BULB: Bulb-belichting Bij bulb-belichting blijft de sluiter geopend zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt.
3 q De lichtmeetmethode wijzigenN Er zijn vier meetmethoden beschikbaar om de helderheid van het onderwerp te meten. Meestal wordt meervlaksmeting aanbevolen. In de basismodi wordt meervlaksmeting automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Meetmethode]. Selecteer op het tabblad [A3] de optie [Meetmethode] en druk vervolgens op . de meetmethode in. 2 StelSelecteer de meetmethode en druk vervolgens op .
3 q De lichtmeetmethode wijzigenN e Centrum gew. gemiddeld De helderheid wordt in het midden van het beeld gemeten, waarna een gemiddelde voor de gehele opname wordt berekend. Deze meetmethode is voor gevorderde gebruikers. Wanneer 1-beeld AF is ingesteld: Bij q wordt de belichtingsinstelling vergrendeld wanneer u de ontspanknop half indrukt en op het onderwerp hebt scherpgesteld. Bij w, r en e wordt de belichtingsinstelling toegepast op het moment van de belichting.
Belichtingscompensatie instellenN O Belichtingscompensatie instellen Stel de belichtingscompensatie in wanneer de belichting (zonder flitser) anders uitvalt dan gewenst. Deze functie kan worden gebruikt in de creatieve modi (met uitzondering van ). U kunt de belichtingscompensatie instellen op maximaal ±3 stops met tussenstappen van 1/3 stop. U kunt de belichtingscompensatie instellen op het Live view-scherm of het scherm B Snel instellen.
Belichtingscompensatie instellenN y Flitsbelichtingscompensatie Stel de flitsbelichtingscompensatie in wanneer de belichting van het onderwerp anders uitvalt dan gewenst. U kunt de belichtingscompensatie instellen op maximaal ±2 stops met tussenstappen van 1/3. 1 Geef het scherm B Snel instellen weer. [y]. 2 Selecteer Druk op de knop // / om [y*] te selecteren. X [Flitsbelichtingscomp.] wordt onderin weergegeven. de waarde voor de belichtingscompensatie in.
Reeksopnamen met automatische belichtingN Met deze functie gaat belichtingscompensatie een stap verder, doordat de belichting over drie opnamen automatisch wordt gevarieerd (maximaal ±2 stops met tussenstappen van 1/3 stop), zoals hieronder is weergegeven. Vervolgens kunt u de beste belichting kiezen. Dit heet AEB (Auto Exposure Bracketing, reeksopnamen met automatische belichting).
Reeksopnamen met automatische belichtingN de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop helemaal in. De drie reeksopnamen worden in deze volgorde gemaakt: standaardbelichting, kortere belichting en langere belichting. AEB kan ook worden ingesteld op het tabblad [A3] met de optie [Bel.comp./AEB]. AEB annuleren Volg stap 1 tot 3 als u de AEB-waarde niet wilt weergeven. De AEB-instelling wordt ook automatisch geannuleerd als de camera wordt uitgeschakeld <2>, als de flitser weer gebruiksklaar is, enzovoort.
A De belichting vergrendelen (AE-vergrendeling)N Wanneer het gebied waarop u wilt scherpstellen afwijkt van het lichtmetingsgebied, of wanneer u meerdere foto's met dezelfde belichtingsinstelling wilt nemen, kunt u de belichting vergrendelen. Druk op de knop om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de opname. Dit heet AE-vergrendeling. Belichtingsvergrendeling is geschikt voor bijvoorbeeld onderwerpen met tegenlicht. 1 Stel scherp op het onderwerp.
A De belichting vergrendelen (AE-vergrendeling)N Effecten van belichtingsvergrendeling Meetmethode (pag. 151) q* wre AF-puntselectiemethode (pag. 118-121) Automatische selectie Handmatige selectie Belichtingsvergrendeling Belichtingsvergrendeling wordt toegepast bij het AFwordt toegepast bij het punt waarmee is geselecteerde AF-punt. scherpgesteld. Belichtingsvergrendeling wordt toegepast bij het middelste AF-punt.
3 Helderheid en contrast automatisch corrigerenN Als de opname te donker wordt of als het contrast te laag is, kunnen de helderheid en het contrast van de opname automatisch worden verbeterd. Deze functie heet Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). De standaardinstelling is [Standaard]. Bij JPEG-opnamen wordt de correctie uitgevoerd wanneer de opname is gemaakt. Voor RAW-opnamen kan dit worden gecorrigeerd met Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag. 340).
3 Instellingen voor ruisreductieN Hoge ISO-ruisreductie Met deze functie vermindert u de ruis die in een opname ontstaat. Hoewel ruisreductie wordt toegepast bij alle ISO-snelheden, is de functie vooral effectief bij hoge ISO-snelheden. Bij lage ISO-snelheden wordt de ruis in de donkere gedeelten van de opname (de schaduwpartijen) verder gereduceerd. Wijzig de instelling zodat deze aansluit op het ruisniveau. 1 Selecteer [Hoge ISOruisreductie].
3 Instellingen voor ruisreductieN Informatie over [Ruisond. bij meerd. opn.] De volgende functies kunnen niet worden ingesteld: AEB, reeksopnamen met automatische witbalans, [A4: Ruisred. lange sluitertijd], 1+73/1. Als een van deze functies al is ingesteld, kunt u [Ruisond. bij meerd. opn.] niet instellen. Flitsopname is niet mogelijk. U kunt [Ruisond. bij meerd. opn.] niet instellen bij bulb-belichting.
3 Instellingen voor ruisreductieN de optie in. 2 StelSelecteer de gewenste instelling en druk op . X Het scherm met de instellingen wordt afgesloten en het menu wordt opnieuw weergegeven. [Automatisch] Bij een belichtingstijd van 1 seconde of langer wordt ruisreductie automatisch uitgevoerd wanneer ruis veroorzaakt door lange belichting wordt gedetecteerd. De instelling [Automatisch] is in de meeste gevallen effectief.
3 Correctie helderheid randen/Chromatische correctie Lichtafval is een verschijnsel dat ervoor zorgt dat de hoeken van de opname donkerder eruit zien als gevolg van de fysieke eigenschappen van de lens. Een andere chromatische afwijking is het verschijnen van kleurranden rond de contouren van het onderwerp. Deze lensafwijkingen kunnen beide worden gecorrigeerd. RAW-opnamen kunnen worden gecorrigeerd met Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag. 340).
3 Correctie helderheid randen/Chromatische correctie Chromatische correctie 1 Selecteer de instelling. Controleer of [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven voor het gebruikte objectief. Selecteer [Chromatische afw.] en druk vervolgens op . Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op . Als [Correctiegeg. niet beschikbaar] wordt weergegeven, raadpleegt u 'Correctiegegevens voor het objectief' op de volgende pagina. de opname.
3 Correctie helderheid randen/Chromatische correctie Correctiegegevens voor het objectief De camera beschikt al over gegevens voor correctie helderheid randen en chromatische correctie voor ongeveer 25 objectieven. Als u [Inschakelen] selecteert, worden de correctie helderheid randen en de chromatische correctie automatisch toegepast voor elk objectief waarvoor correctiegegevens in de camera zijn opgenomen.
Q A De beeldstijl aanpassenN U kunt de beeldstijl naar wens aanpassen door afzonderlijke parameters te wijzigen, bijvoorbeeld [Scherpte] en [Contrast]. Maak proefopnamen om het resultaat te bekijken. Zie pagina 169 voor het aanpassen van [Monochroom]. het scherm Snel instellen 1 Geef weer. 2 Tik op [D]. op een beeldstijl om deze 3 Tik te selecteren. Druk op de knop nadat u een beeldstijl hebt geselecteerd. X Het scherm met detailinstellingen wordt weergegeven. een parameter.
Q A De beeldstijl aanpassenN in. 5 StelTikdeopparameter [Y]/[Z] om de parameter in te stellen en tik vervolgens op [2]. Door bij stap 5 [zStand.inst.] te selecteren, kunt u de standaardparameterinstellingen van de respectieve beeldstijl herstellen. Als u opnamen wilt maken met de gewijzigde beeldstijl, volgt u stap 3 op pagina 114 om de gewijzigde beeldstijl te selecteren. Vervolgens kunt u opnamen gaan maken.
Q A De beeldstijl aanpassenN Parameterinstellingen en -effecten Scherpte U kunt de scherpte van het onderwerp aanpassen. Als u de opname minder scherp wilt maken, stelt u de scherpte in naar de kant met E. Hoe dichter de markering zich bij E bevindt, hoe zachter de opname. Als u de opname scherper wilt maken, stelt u de scherpte in naar de kant met F. Hoe dichter de markering zich bij F bevindt, hoe scherper de opname. Contrast Hiermee kunt u het beeldcontrast en de levendigheid van de kleuren aanpassen.
Q A De beeldstijl aanpassenN V Monochroom aanpassen Voor Monochroom kunt u naast [Scherpte] en [Contrast] (zoals op de vorige pagina is beschreven) ook [Filtereffect] en [Toningeffect] instellen. kFiltereffect U kunt op een monochrome opname witte wolken of groene bomen meer laten afsteken door een filtereffect toe te passen. Filter Voorbeeldeffecten N: Geen Normale zwart-witopname zonder filtereffecten. Ye: Geel De blauwe lucht ziet er natuurlijker uit en witte wolken lijken scherper.
Q A Aangepaste beeldstijlen vastleggenN U kunt een basisbeeldstijl selecteren, zoals [Portret] of [Landschap], de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3]. U kunt meerdere beeldstijlen maken met andere parameterinstellingen, zoals scherpte en contrast. U kunt ook de parameters aanpassen van een beeldstijl die met EOS Utility (meegeleverde software, pag. 340) op de camera is vastgelegd. het scherm Snel instellen 1 Geef weer.
Q A Aangepaste beeldstijlen vastleggenN een parameter. 5 Selecteer Tik op de parameter die u wilt instellen. in. 6 StelTikdeopparameter [Y]/[Z] om de parameter in te stellen en tik vervolgens op [2]. Zie 'De beeldstijl aanpassen' op pagina 166-169 voor meer informatie. X De basisbeeldstijl wordt aangegeven onder [Gebruiker *].
Q B: Aanpassen aan de lichtbronN De functie waarmee de kleurtoon zodanig kan worden aangepast dat een wit object in de opname ook daadwerkelijk wit lijkt, wordt witbalans (WB) genoemd. Bij de instelling (Auto) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van een wit object (bijvoorbeeld wit papier) te maken.
Q B: Aanpassen aan de lichtbronN [Handmatige witbalans]. 2 Selecteer Selecteer op het tabblad [A4] de optie [Handmatige witbalans] en druk vervolgens op . X Het scherm voor handmatige selectie van de witbalans wordt weergegeven. de witbalansgegevens. 3 Importeer Selecteer de opname die u bij stap 1 hebt gemaakt en druk op . X In het dialoogvenster dat wordt weergegeven selecteert u [OK]. De gegevens worden geïmporteerd.
3 u De kleurtoon voor de lichtbron aanpassenN U kunt de ingestelde witbalans corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcorrectiefilter. Elke kleur kan in negen niveaus worden gecorrigeerd. Deze functie is voor gevorderde gebruikers die bekend zijn met het gebruik van kleurtemperatuurconversie- of kleurcorrectiefilters. Witbalanscorrectie 1 Selecteer [WB Shift/Bkt.].
3 u De kleurtoon voor de lichtbron aanpassenN Reeksopnamen met automatische witbalans Het is mogelijk om met één opname tegelijkertijd drie opnamen met een verschillende kleurbalans op te slaan. De opname wordt niet alleen opgeslagen met de kleurtemperatuur van de actuele witbalansinstelling, maar ook met meer blauw/amber of magenta/groen. Dit wordt reeksopnamen met automatische witbalans (WB-BKT) genoemd. Reeksopnamen met automatische witbalans zijn mogelijk in ±3 hele stappen.
3 Het bereik van reproduceerbare kleuren instellenN Het bereik van reproduceerbare kleuren wordt 'kleurruimte' genoemd. Met deze camera kan de kleurruimte voor opnamen worden ingesteld op sRGB of Adobe RGB. Voor normale opnamen wordt sRGB aanbevolen. Bij de basismodi wordt sRGB ingesteld. 1 Selecteer [Kleurruimte]. Selecteer op het tabblad [A4] de optie [Kleurruimte] en druk vervolgens op . de gewenste kleurruimte in. 2 StelSelecteer [sRGB] of [Adobe RGB] en druk vervolgens op .
Films die u met de EOS M maakt, hebben een andere uitstraling dan films die u met een conventionele camcorder maakt. Schep een klein focusgebied met een groot diafragma en profiteer van de uitstekende beeldkwaliteit bij weinig licht. 5 Filmopnamen Stel het programmakeuzewiel in op om filmopnamen te maken. De opname-indeling voor films is MOV. Kaarten waarop films kunnen worden opgeslagen Voor filmopnamen moet u een SD-geheugenkaart met een hoge capaciteit en snelheidsklasse 6 ' ' of hoger gebruiken.
k Filmopnamen U wordt aangeraden de camera op een televisie aan te sluiten als u opgenomen films wilt afspelen (pag. 247 en 251). Opnamen maken met automatische belichting Als u de filmmodus [k] selecteert, wordt de belichting automatisch ingesteld op de juiste helderheid. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . [k] (Autom. moviebelichting) 2 Selecteer voor de opnamemodus. scherp op het onderwerp. 3 StelVoordat u een film opneemt, stelt u automatisch of handmatig scherp (pag. 116-126).
k Filmopnamen Zorg er tijdens de filmopname voor dat u de microfoon niet met uw vinger afdekt. Bij sommige objectieven kan er niet automatisch worden scherpgesteld. In deze gevallen moet u handmatig scherpstellen (pag. 126). Als [Servo AF voor film: Uitschakelen] is ingesteld, kunt u scherpstellen door de ontspanknop half in te drukken. De ISO-snelheid (100-6400), de sluitertijd en het diafragma worden automatisch ingesteld.
k Filmopnamen Opnamen maken met handmatige belichting In de opnamemodus [M] (Handm. moviebelichting) kunt u de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid naar wens instellen voor uw filmopname. Het handmatig instellen van de belichting voor filmopnamen is bedoeld voor geavanceerde gebruikers. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . [M] (Handm. moviebelichting) 2 Selecteer voor de opnamemodus. en het diafragma in.
k Filmopnamen en start de filmopname. 5 StelDescherp procedure is dezelfde als stap 3 en 4 voor 'Opnamen maken met automatische belichting' (pag. 178). ISO-snelheid tijdens opnamen met handmatige belichting Als u [AUTO] selecteert, wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en 6400. U kunt de ISO-snelheid handmatig instellen tussen ISO 100 en ISO 6400 (in volledige stappen). Als in [54: Persoonlijke voorkeuze(C.
k Filmopnamen Filmopnamescherm Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
k Filmopnamen Houd bij een filmopname rekening met het volgende: Als is ingesteld en de ISO-snelheid of het diafragma tijdens de filmopname verandert, kan het zijn dat de witbalans ook verandert. Als u een film opneemt bij TL- of ledverlichting, kan de film flikkeren. Het wordt afgeraden om tijdens filmopname in- of uit te zoomen. Door te zoomen kunnen er veranderingen in de belichting optreden, ongeacht of het maximale diafragma van het objectief verandert of niet.
k Filmopnamen Simulatie van de definitieve opname De simulatie van de definitieve opname is een functie waarmee u de effecten op de opname kunt bekijken van bijvoorbeeld de beeldstijl of de witbalans. Tijdens het maken van filmopnamen worden de effecten van de hieronder vermelde instellingen automatisch in het filmbeeld weergegeven. Simulatie van definitieve filmopnamen Beeldstijl * Alle instellingen zoals scherpte, contrast, kleurverzadiging en kleurtoon worden weergegeven.
k Filmopnamen De film en foto worden op de kaart opgeslagen als afzonderlijke bestanden. Functies die specifiek bedoeld zijn voor het maken van foto's, worden hieronder weergegeven. Overige functies zijn hetzelfde als voor filmopnamen. Functie Instellingen Zoals ingesteld bij [z1: Beeldkwalit.]. Wanneer het filmopnameformaat [1920x1080] of [1280x720] Opnamekwaliteit is, is de beeldverhouding 16:9. Wanneer het formaat [640x480] is, is de beeldverhouding 4:3.
Instellingen voor de opnamefunctie In dit gedeelte worden de instellingen besproken die specifiek zijn voor filmopnamen. Q Snel instellen U kunt instellingen opgeven voor de AF-methode, de opnamekwaliteit (foto's), de grootte van filmopnamen, videofoto's, de witbalans, de beeldstijl en Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). De bediening werkt hetzelfde als bij foto's (pag. 50).
3 Het filmopnameformaat instellen Met de menu-optie [Z1: Movieopn.formaat] kunt u het opnameformaat van de film [****x****] en de framesnelheid [9] (aantal opgenomen frames per seconde) selecteren. De 9 (framesnelheid) schakelt automatisch over, afhankelijk van de instelling van [52: Videosysteem]. Beeldformaat A [1920x1080] : Full HD-opnamekwaliteit (Full High-Definition). De beeldverhouding is 16:9. B [1280x720] : HD-opnamekwaliteit (High-Definition). De beeldverhouding is 16:9.
3 Het filmopnameformaat instellen Totale opnameduur voor film en bestandsgrootte per minuut Filmopnameformaat Totale opnameduur (bij benadering) Bestandsgrootte (bij benadering) Kaart van 4 GB Kaart van 8 GB Kaart van 16 GB 11 min. 22 min. 44 min. 330 MB/min. 11 min. 22 min. 44 min. 330 MB/min. 46 min. 1 uur 32 min. 3 uur 4 min. 82,5 MB/min.
3 Videofoto's maken Met de functie voor videofoto's kunt u gemakkelijk een kort filmpje maken. Een videofoto is een korte filmclip van circa 2, 4 of 8 seconden. Een verzameling videofoto's wordt een videofotoalbum genoemd en kan op de kaart worden opgeslagen als een afzonderlijk filmbestand. Door in elke videofoto de scène of hoek te veranderen, kunt u dynamische korte filmpjes maken. Een videofotoalbum kan ook worden afgespeeld met achtergrondmuziek (pag. 194 en 240).
3 Videofoto's maken [Albuminstellingen]. 3 Selecteer Selecteer [Albuminstellingen] en druk vervolgens op . Als u verder wilt gaan met opnamen voor een bestaand album, gaat u naar 'Toevoegen aan een bestaand album' (pag. 193). [Nieuw album maken]. 4 Selecteer Selecteer [Nieuw album maken] en druk vervolgens op . de duur van de 5 Selecteer videofoto (Snapshotlengte). Druk op en gebruik de knop / om de lengte van de videofoto te selecteren. Druk vervolgens op . [OK].
3 Videofoto's maken Een videofotoalbum maken de eerste videofoto. 7 Maak Druk op de knop (Film starten/ stoppen) om een filmopname te maken X De blauwe balk die de opnameduur aangeeft, loopt langzaam terug. Nadat de ingestelde opnameduur is verstreken, stopt de opname automatisch. X Zodra het LCD-scherm is uitgeschakeld en de aanuit- en lees-/schrijfindicator gaat knipperen, wordt het bevestigingsscherm weergegeven (pag. 192). de opname op als videofotoalbum.
3 Videofoto's maken Opties in stap 8 en 9 Functie Omschrijving De filmclip wordt opgeslagen als de eerste JSla op als album (stap 8) videofoto van het videofotoalbum. De zojuist opgenomen videofoto wordt toegevoegd JVoeg toe aan album (stap 9) aan het album dat net daarvoor is opgenomen. Er wordt een nieuw videofotoalbum gemaakt en de filmclip wordt opgeslagen als de eerste W Sla op als nieuw album (stap 9) videofoto. Het nieuwe album is een afzonderlijk bestand van het eerder opgenomen album.
3 Videofoto's maken Toevoegen aan een bestaand album 1 Selecteer [Aan bestaand album toevoegen]. Voer stap 4 op pagina 190 uit om [Aan bestaand album toevoegen] te selecteren en druk vervolgens op . een bestaand album. 2 Selecteer Druk op de knop / om een album te selecteren en druk vervolgens op . Selecteer [OK] in het dialoogvenster en druk vervolgens op . X Bepaalde videofoto-instellingen worden aangepast aan de instellingen van het bestaande album.
3 Videofoto's maken Waarschuwingen voor het maken van videofoto's U kunt aan een album alleen videofoto's met dezelfde lengte (circa 2, 4 of 8 seconden) toevoegen. Als u tijdens het maken van videofoto's een van de volgende handelingen uitvoert, wordt er een nieuw album gemaakt voor de volgende videofoto's. • Het [Movie-opn.formaat] (pag. 187) wijzingen. • De instelling [Geluidsopname] wijzigen van [Automatisch] of [Handmatig] in [Uitschakelen] of van [Uitschakelen] in [Automatisch] of [Handmatig] (pag.
3 Videofoto's maken Een album bewerken Nadat u de opname hebt gemaakt, kunt u de videofoto's in het album opnieuw ordenen, verwijderen of afspelen. 1 Selecteer [X] (Bewerken) in het weergavepaneel. X Het bewerkingsscherm wordt weergegeven. een bewerking. 2 Selecteer Tik op het pictogram van de bewerking of druk op de knop / om een bewerking te selecteren. Druk vervolgens op .
3 Videofoto's maken het bewerkte album op. 3 SlaDruk op de knop om terug te keren naar het bewerkingspaneel onder aan het scherm. Tik op het pictogram [W] (Opslaan) of druk op de knop / om [W] (Opslaan) te selecteren. Druk vervolgens op . X Het scherm Opslaan wordt weergegeven. Om het bestand als een nieuwe film op te slaan, selecteert u [Nieuw bestand].
3 Menufunctie-instellingen voor film Wanneer u het programmakeuzewiel instelt op , geeft het tabblad [Z1] functies weer die speciaal zijn bedoeld voor filmopnamen. Hieronder volgen de menuopties. Het menu [Z1] Filmopnameformaat U kunt het beeldformaat en de framesnelheid instellen. Raadpleeg pagina 187 en 188 voor meer informatie. Geluidsopname Niveaumeter Normaliter neemt de ingebouwde microfoon geluid in stereo op.
3 Menufunctie-instellingen voor film [Handmatig] : Voor gevorderde gebruikers. U kunt het opnameniveau handmatig aanpassen. Selecteer [Opname niveau] en kijk op de niveaumeter terwijl u op de knop / drukt om het opnameniveau aan te passen. Het hardste geluid wordt ongeveer 3 seconden lang weergegeven. Pas het niveau dusdanig aan dat de niveaumeter rechts van '12' af en toe gaat branden. Als de niveaumeter in de buurt van '0' gaat branden, is het geluid mogelijk vervormd.
3 Menufunctie-instellingen voor film Servo AF voor film De standaardinstelling is [Inschakelen]. Ongeacht de instelling kunt u scherpstellen door de ontspanknop half in te drukken. • Wanneer [Inschakelen] is ingesteld: • U kunt een film opnemen terwijl u continu scherpstelt op een bewegend onderwerp. Let op: de camera kan dan het geluid van het objectief opnemen. Om opname van het geluid van het objectief te verminderen, gebruikt u een in de handel verkrijgbare, externe microfoon.
3 Menufunctie-instellingen voor film AF met ontspanknop tijdens k (filmopname) Als u de ontspanknop indrukt terwijl u filmopnamen aan het maken bent, kunt u een foto maken. De standaardinstelling is [ONE SHOT]. • Wanneer [ONE SHOT] is ingesteld: • Bij het maken van filmopnamen kunt u opnieuw scherpstellen en een foto maken door de ontspanknop half in te drukken. • Als u opnamen maakt van een statisch (niet-bewegend) onderwerp, kunt u de opname maken met een nauwkeurige scherpstelling.
Aandachtspunten voor filmopnamen Waarschuwing voor interne temperatuur (wit) of (rood) Wanneer u langdurig opnamen maakt of opnamen maakt bij een hoge omgevingstemperatuur, loopt de interne temperatuur van de camera op en wordt het witte pictogram of het rode pictogram weergegeven op het scherm. Het witte pictogram duidt op een afname van de fotokwaliteit. Het wordt aanbevolen pas weer opnamen te maken als de interne temperatuur van de camera is gezakt.
Aandachtspunten voor filmopnamen Foto's maken tijdens filmopname Zie 'Beeldkwaliteit' op pagina 128 voor meer informatie over de beeldkwaliteit van foto's. Als de ontspanknop tijdens het maken van filmopnamen half wordt ingedrukt, ondervindt u mogelijk de volgende problemen. • De opname wordt tijdelijk onscherp. • Een plotselinge verandering in de helderheid wordt opgenomen in de film. • Er wordt een tijdelijke stop opgenomen in de film. • Het geluid van het objectief wordt opgenomen in de film.
Met de EOS M hebt u de vrijheid om u als fotograaf te ontwikkelen en om nieuwe creatieve technieken te leren. Bent u wat zekerder van uw zaak? Experimenteer dan met de semiautomatische en handmatige opnamemodi. Hiermee bepaalt u de manier waarop licht in de camera komt. Geniet van de ontdekkingstocht door de wereld van fotografie. 6 Handige functies De pieptoon uitzetten (pag. 204) Kaartwaarschuwing (pag. 204) De kijktijd instellen (pag. 205) Het raster weergeven (pag.
Handige functies 3 De pieptoon uitzetten U kunt voorkomen dat er een pieptoon klinkt zodra er is scherpgesteld of bij het gebruik van de zelfontspanner en bij bediening via het aanraakscherm. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Pieptoon] en druk vervolgens op . Selecteer [Uitschakelen] en druk vervolgens op . Om de pieptoon alleen bij bediening via het aanraakscherm uit te zetten, selecteert u [Aanr. op ].
Handige functies 3 De kijktijd instellen U kunt aanpassen hoe lang de foto direct na de opname op het LCDscherm wordt weergegeven. Als [Uit] is ingesteld, wordt de opname niet direct na het maken weergegeven. Als [Vastzetten] is ingesteld, wordt de opname weergegeven totdat de tijd van de instelling [LCD uitschakelen] is verstreken. Als u tijdens het weergeven van een opname functies van de camera gebruikt, bijvoorbeeld als u de ontspanknop half indrukt, wordt de weergave beëindigd.
Handige functies 3 Energiebesparende functies instellen (LCD uitschakelen, Cam. uitschakelen) Als u de camera enige tijd niet bedient, wordt het LCD-scherm automatisch uitgeschakeld om energie te besparen. Als u de camera ook daarna enige tijd niet gebruikt, wordt deze automatisch uitgeschakeld. U kunt opgeven hoeveel tijd er moet verstrijken voordat het LCD-scherm en de camera automatisch worden uitgeschakeld.
Handige functies 3 De helderheid van het LCD-scherm aanpassen U kunt de helderheid van het LCD-scherm aanpassen, zodat het gemakkelijker te lezen is. U kunt de helderheid via het menu aanpassen of de persoonlijke voorkeuze instellen om het scherm tijdelijk helderder te maken. De helderheid aanpassen via het menu Selecteer op het tabblad [52] de optie [LCD-helderheid] en druk vervolgens op . Tik op het aanpassingsscherm op [Y]/[Z] of druk op de knop / om de helderheid aan te passen.
Handige functies 3 Een map maken en selecteren U kunt naar wens mappen maken en selecteren waarin de opnamen worden opgeslagen. Deze handeling is optioneel, aangezien er automatisch een map voor de opslag van opnamen wordt gemaakt. Een map maken 1 Selecteer [Selecteer map]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Selecteer map] en druk vervolgens op . [Maak map]. 2 Selecteer Selecteer [Maak map] en druk vervolgens op . een nieuwe map. 3 Maak Selecteer [OK] en druk vervolgens op .
Handige functies Een map selecteren Laagste bestandsnummer Aantal opnamen in de map Open het scherm Selecteer map, selecteer een map en druk op . Volgende opnamen zullen in de geselecteerde map worden opgeslagen. Mapnaam Hoogste bestandsnummer Mappen De mapnaam begint met drie cijfers (het mapnummer), gevolgd door vijf alfanumerieke tekens. Bijvoorbeeld: '100CANON'. Een map kan maximaal 9999 opnamen bevatten (bestandsnummer 0001 - 9999).
Handige functies 3 Methoden voor bestandsnummering De beeldbestanden worden genummerd van 0001 tot 9999 in de volgorde waarin de opnamen zijn gemaakt. Vervolgens worden de bestanden in een map opgeslagen. U kunt instellen hoe het bestandsnummer wordt toegewezen. Het bestandsnummer wordt op de computer in de volgende notatie weergegeven: IMG_0001.JPG. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Bestandnr.] en druk vervolgens op . De beschikbare instellingen worden hieronder beschreven.
Handige functies [Auto. reset]: De bestandsnummering begint elke keer opnieuw bij 0001 nadat de kaart is vervangen of een nieuwe map is gemaakt. Als u de kaart vervangt of een map maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001 voor de nieuwe opnamen. Dit is handig als u de opnamen per kaart of map wilt archiveren.
Handige functies 3 Copyrightinformatie instellenN Wanneer u de copyrightinformatie instelt, wordt deze als Exif-informatie aan de opname toegevoegd. 1 Selecteer [Copyrightinformatie]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Copyrightinformatie] en druk vervolgens op . de optie die u wilt instellen. 2 Selecteer Selecteer [Voer naam van auteur in] of [Voer copyrightdetails in] en druk vervolgens op . X Het tekstinvoerscherm wordt geopend.
Handige functies Tekstinvoerprocedure Het invoergebied wijzigen: Druk op de knop om tussen het bovenste en onderste invoergebied te wisselen. De cursor verplaatsen: Tik op [ ]/[ ] of druk op de knop / om de cursor te verplaatsen. Tekst invoeren: Typ rechtstreeks met het toetsenbord in het onderste gebied of draai aan het instelwiel <5> om een teken te selecteren en druk vervolgens op om dit in te voeren. De invoermodus wijzigen: Tik rechts onder in het onderste invoergebied op [ ].
Handige functies 3 Verticale opnamen automatisch draaien Wanneer u een verticale opname maakt en deze op de camera of een computer weergeeft, wordt de opname automatisch in de verticale stand gedraaid. Deze instelling kunt u wijzigen. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Auto. roteren] en druk vervolgens op . De beschikbare instellingen worden hieronder beschreven. Selecteer een instelling en druk vervolgens op .
Handige functies 3 Camera-instellingen controleren Op het tabblad [54] kunt u met de optie [Geeft camera-inst. weer] de belangrijkste instellingen van de camera controleren. Instellingenscherm Resterende capaciteit van kaart Kleurruimte (pag. 176) Witbalanscorrectie (pag. 174)/ reeksopnamen met automatische witbalans (pag. 175) Aanraakbediening (pag. 63) Automatische beeldrotatie (pag. 214) Datum/tijd (pag. 40) Zomertijd (pag. 42) Pieptoon (pag. 204) Sensorreiniging (pag. 225) Cam. uitschakelen (pag.
Handige functies 3 De standaardinstellingen van de camera herstellenN In de filmopnamemodus of in een van de creatieve modi voor het maken van foto's kunt u de opname-instellingen en de menuinstellingen van de camera terugzetten naar de standaardwaarden. Met deze procedure worden alle instellingen in alle opnamemodi, inclusief de modus Automatisch/scène, teruggezet naar de standaardwaarden. 1 Selecteer [Wis instellingen].
Handige functies Instellingen voor het maken van foto's Instellingen voor opnamekwaliteit C (Automatisch/ creatief) Beeldkwaliteit 73 Beeldstijl Automatisch AF-bediening 1-beeld AF Transportmodus u (Enkelbeeld) Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie Standaard helderheid) Meetmethode q (Meervlaks meting) Opnamemodus AUTO (automatisch) ISO auto Max.
Handige functies Camera-instellingen Instellingen voor het maken van filmopnamen Cam. uitschakelen Pieptoon 1 min. Inschakelen Opnamemodus Autom. moviebelichting Ontspan sluiter zonder kaart Inschakelen AF-methode FlexiZone Single Kijktijd 2 sec. Servo AF voor film Inschakelen z Histogram Uitschakelen x Histogram Helderheid AF met ontspanknop ONE SHOT tijdens k Spring met 5 Auto.
Handige functies 3 De kleur van het scherm met opname-instellingen (B Snel instellen) wijzigen U kunt de achtergrondkleur van het scherm met opnameinstellingen wijzigen. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Schermkleur] en druk vervolgens op . Selecteer de gewenste kleur en druk vervolgens op .
3 Speedlite-functies instellenN U kunt de Speedlite-functies instellen via het menu. Deze informatie is alleen van toepassing op compatibele Speedlite-flitsers uit de EX-serie die op de camera zijn bevestigd. De instellingsprocedure is hetzelfde als voor het instellen van een menufunctie van de camera. Selecteer [Externe Speedlite besturing]. Selecteer op het tabblad [A1] de optie [Externe Speedlite besturing] en druk vervolgens op .
3 Speedlite-functies instellenN [Flitssynch.snelheid AV-modus] U kunt de flitssynchronisatiesnelheid voor flitsfotografie instellen in de modus Aperture priority AE (f). : Automatisch De flitssynchronisatiesnelheid wordt automatisch ingesteld in een bereik van 1/200 tot 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden. Ook snelle synchronisatie kan worden gebruikt. : 1/200-1/60 sec. auto Voorkomt dat er een lange sluitertijd wordt ingesteld bij weinig licht.
3 Speedlite-functies instellenN [Flits functie instellingen] U kunt de functies in de onderstaande tabel instellen. De weergegeven functies zijn afhankelijk van het Speedlite-model. Selecteer [Flits functie instellingen]. X De functies van de flitser worden weergegeven. Voorbeeldscherm Flitsmodus Draadloze functies In-/uitzoomen flitser (flitsbereik) FEB Flitsbelichtingscompensatie Sluiter sync.
3 Speedlite-functies instellenN Sluiter sync. Normaal gesproken stelt u deze optie in op [Synchronisatie 1e gordijn], zodat er direct na de belichting wordt geflitst. Als [Synchronisatie 2e gordijn] wordt ingesteld, wordt er vlak voordat de sluiter dichtgaat geflitst. Wanneer dit wordt gecombineerd met een lange sluitertijd, kunt u een lichtspoor maken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de koplampen van een auto 's avonds.
3 Speedlite-functies instellenN De persoonlijke voorkeuzen voor de Speedlite instellen De persoonlijke voorkeuzen die bij [Flitser C.Fn instellingen] worden weergegeven, verschillen per Speedlite-model. 1 Geef de persoonlijke voorkeuze weer. Wanneer de camera klaar is om opnamen met een externe Speedlite te maken, selecteert u [Flitser C.Fn instellingen]. Druk vervolgens op . voorkeuze in.
f Automatische sensorreiniging Als u de camera in- of uitschakelt (<1> of <2>) of als de camera automatisch wordt uitgeschakeld, wordt de zelfreinigende sensor automatisch ingeschakeld om stof van de beeldsensor te verwijderen. Normaal gesproken is de reinigingseenheid actief zonder dat u daar iets van merkt. U kunt de zelfreinigende sensor indien nodig ook zelf in- of uitschakelen. De sensor nu reinigen 1 Selecteer [Sensorreiniging].
f Automatische sensorreiniging Automatisch reinigen van de sensor uitschakelen Selecteer bij stap 2 [Auto. reinigingf] en selecteer vervolgens [Uitschak.]. Handmatige sensorreiniging Stof dat na de automatische sensorreiniging is achtergebleven, kunt u handmatig verwijderen met een blaasbuisje of een vergelijkbaar hulpmiddel. Haal het objectief van de camera voordat u de sensor gaat reinigen. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar.
3 Stofwisdata toevoegenN De zelfreinigende sensor zal er gewoonlijk voor zorgen dat er nauwelijks stof zichtbaar is op opnamen. Als er echter zichtbaar stof achterblijft, kunt u stofwisdata aan de opname toevoegen om naderhand stofvlekken te verwijderen. Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag. 340) gebruikt de stofwisdata om stofvlekken automatisch te verwijderen. Voorbereiding Zorg voor een effen wit object, zoals een vel papier.
3 Stofwisdata toevoegenN een effen wit object. 3 Fotografeer Vul het LCD-scherm op een afstand van 20-30 cm met een effen wit object zonder patroon en maak een opname. X De foto wordt in de diafragmavoorkeuzemodus gemaakt bij een diafragma van f/22. Aangezien de opname niet wordt opgeslagen, kunnen de gegevens nog altijd worden opgehaald, ook al is er geen kaart in de camera geplaatst. X Nadat de foto is gemaakt, verzamelt de camera de stofwisdata.
Fotoplezier is er in vele vormen, van traditionele afdrukken tot diavoorstellingen op een scherm en sociale media. Geniet thuis met familie en vrienden van uw foto's op een HDTV. 7 Opnamen weergeven In dit hoofdstuk vindt u een uitleg van functies die zijn gerelateerd aan het weergeven van foto's en films. De informatie in dit hoofdstuk is uitgebreider dan de informatie in hoofdstuk 2, 'Automatisch/scène + basismodi en opnamen weergeven'.
d Opnamen weergeven met het aanraakscherm Het LCD-scherm is een aanraakgevoelig paneel dat u met uw vingers kunt bedienen. Druk op de knop om de opnamen weer te geven. (De laatste opname wordt als eerste weergegeven.) Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop 2 seconden of langer ingedrukt om de camera in te schakelen en het weergavescherm te openen. Door opnamen bladeren Veeg met één vinger.
d Opnamen weergeven met het aanraakscherm Opnamen verkleinen (indexweergave) Druk twee vingers tegen elkaar aan. Raak het scherm aan met twee uitgespreide vingers en breng uw vingers vervolgens samen op het scherm. Elke keer dat u uw vingers samenbrengt, verandert het scherm van de weergave van 1 opname naar een indexweergave met 4 opnamen en een indexweergave met 9 opnamen. De geselecteerde opname heeft een oranje kader in de indexweergave. Filmopnamen hebben in de indexweergave een verticale perforatie.
I Door opnamen springen (opnamesprong) Bij de weergave van één opname kunt u aan het instelwiel <5> draaien om snel vooruit of achteruit door de opnamen te springen, al naar gelang de ingestelde sprongmethode. 1 Selecteer [Spring met 5]. Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Spring met 5] en druk vervolgens op . de sprongmethode. 2 Selecteer Druk op de knop // / om de gewenste sprongmethode te selecteren en druk vervolgens op .
b De opname draaien U kunt opnamen bij de weergave draaien. 1 Selecteer [Beeld roteren]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Beeld roteren] en druk vervolgens op . een opname. 2 Selecteer Druk op de knop / om de te draaien opname te selecteren. U kunt ook een opname selecteren in de indexweergave (pag. 231). de opname. 3 Draai Telkens als u op drukt, wordt de opname als volgt naar rechts gedraaid: 90° a 270° a 0°. Als u nog een opname wilt draaien, herhaalt u stap 2 en 3.
3 Classificaties instellen U kunt opnamen en films classificeren met een van vijf classificaties: l/m/n/o/p. 1 Selecteer [Classificatie]. Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Classificatie] en druk vervolgens op . een opname. 2 Selecteer Druk op de toets / om een opname of film te selecteren voor classificatie. Raak het LCD-scherm met twee uitgespreide vingers aan en breng uw vingers vervolgens samen. U ziet een weergave van drie opnamen. Vervolgens kunt u opnamen selecteren.
3 Classificaties instellen Het totale aantal opnamen met een bepaalde classificatie dat kan worden weergegeven, is 999. Indien er meer dan 999 opnamen zijn met een bepaalde classificatie, wordt er [###] weergegeven voor die classificatie. Het voordeel van classificaties Met [x2: Spring met 5] kunt u alleen opnamen en films met een specifieke classificatie weergeven. Met [x2: Diavoorstelling] kunt u alleen opnamen en films met een bepaalde classificatie afspelen.
Q Snel instellen tijdens weergave U kunt tijdens de weergave van opnamen op drukken om de volgende opties in te stellen: [ : Beveilig beelden], [b: Beeld roteren], [9: Classificatie], [U: Creatieve filters], [S: Wijzig formaat] (alleen JPEG-bestanden) en [e: Spring met 5]. Voor films kunnen alleen de functies die hierboven vetgedrukt worden weergegeven worden ingesteld. Tijdens de weergave van opnamen kan het scherm Snel instellen alleen worden weergegeven met Q Snel instellen en niet met de knop B.
k Genieten van films Afspelen op een tv (pag. 247 en 251) Gebruik de AV-kabel AVC-DC400ST of de HDMI-kabel HTC-100 (beide afzonderlijk verkrijgbaar) om de camera op een tv aan te sluiten. U kunt de gemaakte films en foto's dan op uw tv bekijken. Als u over een HD-televisie beschikt en uw camera met een HDMI-kabel aansluit, kunt u films in Full HD (Full High-Definition: 1920x1080) en HD (High-Definition: 1280x720) bekijken met een hogere beeldkwaliteit.
k Genieten van films Afspelen en bewerken op een computer (pag. 340) De filmbestanden op de kaart kunnen worden overgezet naar een computer en worden afgespeeld of bewerkt met ImageBrowser EX (meegeleverde software). Om een film vloeiend af te spelen op een computer, is een hoogwaardige computer nodig. Raadpleeg het pdf-bestand ImageBrowser EX Gebruikershandleiding voor meer informatie over de hardwarevereisten voor de computer voor ImageBrowser EX.
k Films afspelen 1 Geef de opname weer. Druk op de knop om opnamen weer te geven. een film. 2 Selecteer Druk op de knop / om een film te selecteren. Bij de weergave van één opname geeft het pictogram < 1> linksboven in het scherm aan dat het een film betreft. Als de film een videofoto is, wordt < > weergegeven. U kunt op de knop drukken om over te schakelen naar de weergave met opname-informatie (pag. 257).
k Films afspelen Filmweergavepaneel Bewerking Beschrijving van weergave 7 Afspelen Door op te drukken, kunt u schakelen tussen weergeven en stoppen. 8 Vertraagd Wijzig de vertragingssnelheid door op de knop / te drukken. De vertragingssnelheid wordt rechtsboven in het scherm weergegeven. 5 Eerste beeld Hiermee wordt het eerste beeld van de film weergegeven. 3 Vorige beeld Telkens als u op drukt, wordt het vorige beeld weergegeven.
X De eerste en laatste beelden van een film bewerken U kunt de eerste en laatste beelden van een film bewerken in tussenstappen van 1 seconde (dit geldt niet voor videofoto's). 1 Selecteer [X] in het filmweergavescherm. X Het bewerkingsscherm wordt weergegeven. aan welk deel moet worden 2 Geef verwijderd. Selecteer [U] (Snijden begin) of [V] (Snijden eind) en druk op . Tik op [3]/[6] om het vorige of volgende beeld te zien. Houd [3]/ [6] ingedrukt om de beelden achteruit of vooruit te spoelen.
X De eerste en laatste beelden van een film bewerken de bewerkte film op. 4 SlaSelecteer [W] en druk vervolgens op . X Het scherm Opslaan wordt weergegeven. Om het bestand als een nieuwe film op te slaan, selecteert u [Nieuw bestand]. Als u het bestand wilt opslaan en het originele filmbestand wilt overschrijven, selecteert u [Overschrijven] en drukt u vervolgens op .
3 Diavoorstelling (automatische weergave) U kunt de opnamen op de kaart weergeven als een automatische diavoorstelling. 1 Aantal weer te geven opnamen Selecteer [Diavoorstelling]. Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Diavoorstelling] en druk vervolgens op . de opnamen die u wilt 2 Selecteer weergeven. U kunt selecteren op: [iAlle bldn], [kMovies], [zFoto's], [iDatum], [nMap] of [9Classificatie]. Stel de optie [Alle bldn] in. Deze is omcirkeld in de illustratie. Dit kan op twee manieren.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) [iDatum], [nMap] of [9Classificatie] Selecteer de datum, de map of de classificatie van de opnamen die u wilt weergeven. Wanneer wordt gemarkeerd, drukt u op de knop . Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op . [Datum] Optie [Map] [Classificatie] Beschrijving van weergave jAlle bldn Alle foto's en films op de geheugenkaart worden weergegeven.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) [Weergaveduur] [Herhalen] [Overgangseffect] [Achtergrondmuziek] de diavoorstelling. 4 StartSelecteer [Start] en druk vervolgens op . X Nadat de tekst [Laden van beeld...] is weergegeven, begint de diavoorstelling. diavoorstelling. 5 StopAls de u de diavoorstelling wilt afsluiten en wilt terugkeren naar het instellingenscherm, drukt u op de knop . Als u de diavoorstelling wilt pauzeren, drukt u op .
3 Diavoorstelling (automatische weergave) De achtergrondmuziek selecteren 1 Selecteer [Achtergrondmuziek]. Stel [Achtergrondmuziek] in op [Aan] en druk vervolgens op . de achtergrondmuziek. 2 Selecteer Druk op de knop / om de achtergrondmuziek te selecteren en druk vervolgens op . U kunt ook meerdere tracks met achtergrondmuziek selecteren. de achtergrondmuziek af. 3 Speel Druk op de knop om naar een voorbeeld van de achtergrondmuziek te luisteren.
Opnamen op de tv bekijken U kunt de foto's en films ook weergeven op een tv. Pas het geluidsvolume van de film aan op de tv. Het geluidsvolume kan niet met de camera worden aangepast. Schakel, voordat u de kabel tussen de camera en de tv aansluit of verwijdert, de camera en de tv uit. Op bepaalde tv's worden de weergegeven opnamen mogelijk afgesneden. Een HDMI-kabel aansluiten en opnamen weergeven op een tv Hiervoor hebt u de HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) nodig.
Opnamen op de tv bekijken op de knop . 5 Druk X De opname wordt op het tv-scherm weergegeven. (Het LCD-scherm van de camera blijft leeg.) De opnamen worden automatisch weergegeven met de optimale resolutie van de tv. U kunt het weergaveformaat wijzigen door op de knop te drukken. Zie pagina 239 als u films wilt weergeven. De opnamen kunnen niet tegelijkertijd via zowel de aansluiting als de -aansluiting worden weergegeven. Sluit geen andere apparaten aan op de -aansluiting van de camera.
Opnamen op de tv bekijken Voor HDMI CEC-tv's Als de tv die met de HDMI-kabel op de camera is aangesloten compatibel is met HDMI CEC*, kunt u de afstandsbediening van de tv gebruiken voor het bedienen van de weergaveopties. * Een standaard-HDMI-functie waarmee HDMI-apparaten elkaar kunnen bedienen zodat u ze kunt bedienen met één afstandsbediening. 1 Stel [Ctrl over HDMI] in op [Inschakelen]. Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Ctrl over HDMI] en druk vervolgens op .
Opnamen op de tv bekijken Fotoweergavemenu op Enter op de 5 Druk afstandsbediening. Filmweergavemenu : Terug : 9-beeldindex : Movie afspelen : Diavoorstelling : Opn. info weergeven : Roteren X Het menu wordt weergegeven en u kunt de afspeelopties uitvoeren die links worden weergegeven. Druk op de toets / om de gewenste optie te selecteren en druk vervolgens op Enter. Voor een diavoorstelling drukt u op / op de afstandsbediening om een optie te selecteren. Druk vervolgens op Enter.
Opnamen op de tv bekijken Een AV-kabel aansluiten en opnamen weergeven op een tv Als u een AV-kabel gebruikt om de camera op een tv aan te sluiten, worden de opnamen in SD (Standard Definition) weergegeven. 1 Sluit de AV-kabel AVC-DC400ST (afzonderlijk verkrijgbaar) aan op de camera. Sluit de stekker met het logo naar de achterzijde van de camera gericht aan op de -aansluiting. (rood) (wit) AUDIO (geel) VIDEO aan op de tv.
K Opnamen beveiligen Door opnamen te beveiligen, voorkomt u dat deze per ongeluk worden verwijderd. 3 Een afzonderlijke opname beveiligen 1 Selecteer [Beveilig beelden]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Beveilig beelden] en druk vervolgens op . [Selecteer beelden]. 2 Selecteer Selecteer [Selecteer beelden] en druk vervolgens op . Wisbeveiligingspictogram de opname. 3 Beveilig Selecteer een opname die u wilt beveiligen met de knop / en druk vervolgens op .
K Opnamen beveiligen 3 Alle opnamen in een map of op een kaart beveiligen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk beveiligen. Als u [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] selecteert in [x1: Beveilig beelden], worden alle opnamen in de map of op de kaart beveiligd. Om de opnamebeveiliging te annuleren, selecteert u [Wis bev. beelden in map] of [Wis bev. alle beelden op kaart]. Als u de kaart formatteert (pag. 57), worden ook de beveiligde opnamen verwijderd.
L Opnamen wissen U kunt opnamen één voor één selecteren en wissen, of in een batch. Beveiligde opnamen (pag. 252) worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt. Beveilig belangrijke opnamen om te voorkomen dat deze per ongeluk worden gewist. Als u een 1+73-afbeelding verwijdert, verwijdert u zowel de RAW- als de JPEG-afbeelding.
L Opnamen wissen [Selecteer en wis beelden]. 2 Selecteer Selecteer [Selecteer en wis beelden] en druk vervolgens op . X De opnamen worden weergegeven. Raak het LCD-scherm met twee uitgespreide vingers aan en breng uw vingers vervolgens samen. U ziet een weergave van drie opnamen. Vervolgens kunt u opnamen selecteren. Ga terug naar de weergave van één opname door het scherm aan te raken met twee vingers tegen elkaar aan en uw vingers vervolgens op het scherm uit te spreiden.
B: Weergave met opname-informatie Voorbeeld van een opname gemaakt in een creatieve modus Waarde belichtingscorrectie Beveilig beelden Classificatie Waarde flitsbelichtingscompensatie Diafragma Mapnummer bestandsnummer Histogram (Helderheid/RGB) Sluitertijd Beeldstijl/ Instellingen Meetmethode Opnamemodus ISO-snelheid Lichte tonen prioriteit Witbalans Kleurruimte Opnamedatum en -tijd Opnamekwaliteit Nummer van de opname/ Totaalaantal opgeslagen opnamen Witbalanscorrectie Bestandsgrootte Eye-Fi-ov
B: Weergave met opname-informatie Voorbeeld van een opname gemaakt in een basismodus Sfeer en sfeereffecten Opnamemodus Licht of scène * Bij afbeeldingen die zijn gemaakt in de modus Automatisch/scène of in een basismodus, is de weergegeven informatie afhankelijk van de opnamemodus. * Foto's die zijn gemaakt in de modus geven [Achtergrond wazig] weer.
B: Weergave met opname-informatie Overbelichtingswaarschuwing Wanneer de opname-informatie wordt weergegeven, gaan overbelichte gedeelten van de opname knipperen. Voor meer detail in de overbelichte gedeelten stelt u de belichtingscompensatie in op een negatieve waarde en maakt u de foto opnieuw. Het histogram Het helderheidshistogram toont de verdeling van het belichtingsniveau en de algehele helderheid. Het RGB-histogram is geschikt voor controle van de kleurverzadiging en -gradatie.
Vergroot en bewerk foto's direct op de camera met een reeks ingebouwde retoucheeropties. Zonder computer! 8 Opnamen nabewerken tijdens weergave Nadat u opnamen hebt gemaakt, kunt u creatieve filters toepassen of het beeldformaat wijzigen (het aantal pixels reduceren). De camera kan mogelijk geen opnamen verwerken die zijn gemaakt met een andere camera. Wanneer de camera is aangesloten op een pc via de -aansluiting, kunt u geen opnamen verwerken zoals wordt beschreven in dit hoofdstuk.
U Creatieve filters Zelfs tijdens het weergeven van opnamen kunt u creatieve filters toepassen. Als er tijdens de weergave van een opname een creatief filter wordt toegepast, kan de opname als een nieuw bestand worden opgeslagen waardoor de originele opname intact blijft. U kunt dezelfde creatieve filters gebruiken als bij het maken van de opnamen zelf (pag. 94). U kunt creatieve filters ook toepassen met het scherm Q Snel instellen. 1 Selecteer [Creatieve filters].
U Creatieve filters het filtereffect aan. 4 PasDruk op de knop / om het filtereffect aan te passen en druk vervolgens op . Voor het miniatuureffect drukt u op de toets / en selecteert u het opnamegebied (binnen het witte kader) waar u wilt dat het beeld scherp is. Druk vervolgens op . Door op de knop te drukken kunt u schakelen tussen een horizontale en verticale richting van het witte kader. de opname op. 5 SlaSelecteer [OK] om de opname op te slaan.
S Formaat wijzigen U kunt het formaat van een opname wijzigen om het aantal pixels te reduceren en u kunt de opname vervolgens als nieuw bestand opslaan. Het is alleen bij JPEG 3/4/a/b-opnamen mogelijk om het formaat te wijzigen. Het formaat van JPEG c- en RAW-opnamen kan niet worden gewijzigd. U kunt het formaat ook wijzigen met het scherm Q Snel instellen. 1 Selecteer [Wijzig formaat]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Wijzig formaat] en druk vervolgens op . X De opnamen worden weergegeven.
S Formaat wijzigen de opname op. 4 SlaSelecteer [OK] om het gewijzigde beeldformaat op te slaan. Controleer de bestemmingsmap en het nummer van het bestand en selecteer [OK]. Als u het formaat van nog een opname wilt wijzigen, herhaalt u stap 2 t/m 4. Druk op de knop om terug te keren naar het menu.
S Formaat wijzigen Beeldformaten Het beeldformaat dat wordt weergegeven bij stap 3 op pagina 262, bijvoorbeeld [***M ****x****], heeft een beeldverhouding van 3:2. Het beeldformaat volgens de beeldverhoudingen wordt weergegeven in de onderstaande tabel. Opnamekwaliteiten met een sterretje komen niet helemaal overeen met de beeldverhouding. De opname wordt iets bijgesneden.
Met afgedrukte foto's laat u aan vrienden en familie zien hoe vaardig u bent met de camera. Conventionele afdrukken, fotoalbums of grote artistieke prints – met de EOS M maakt u altijd indruk. 9 Opnamen afdrukken Afdrukken (pag. 266) U kunt de camera rechtstreeks aansluiten op een printer en de opnamen op de kaart afdrukken. De camera is compatibel met 'wPictBridge', de standaard voor rechtstreeks afdrukken. Digital Print Order Format (DPOF) (pag.
Het afdrukken voorbereiden De procedure voor rechtstreeks afdrukken kan volledig worden uitgevoerd via het LCD-scherm van de camera. De camera op een printer aansluiten 1 Schakel de camera uit <2>. de printer. 2 Installeer Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer voor meer informatie. de camera op de printer aan. 3 SluitGebruik de interfacekabel die bij de camera is geleverd.
Het afdrukken voorbereiden wPictBridge weer. 6 GeefDrukdeopopname de knop . X De opname wordt weergegeven en het pictogram dat in de linkerbovenhoek van het scherm verschijnt, geeft aan dat de camera op een printer is aangesloten. U kunt films niet afdrukken. De camera kan niet worden gebruikt met printers die alleen compatibel zijn met CP Direct of Bubble Jet Direct. Gebruik alleen de meegeleverde interfacekabel. Als u bij stap 5 een lange pieptoon hoort, is er een probleem met de printer.
wAfdrukken De schermweergave en instellingsopties kunnen per printer verschillen. Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Pictogram aangesloten 1 Selecteer de opname die u wilt afdrukken. Controleer of linksboven in het LCD-scherm het pictogram wordt weergegeven. Druk op de knop / om de af te drukken opname te selecteren. op . 2 Druk X Het scherm met afdrukinstellingen wordt weergegeven.
wAfdrukken Q Het papierformaat instellen Selecteer het formaat van het papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op . X Het scherm met papiersoorten wordt weergegeven. Y De papiersoort instellen Selecteer het type papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op . X Het scherm voor de pagina-indeling wordt weergegeven. U De pagina-indeling instellen Selecteer de pagina-indeling en druk vervolgens op . X Het scherm met afdrukinstellingen verschijnt weer.
wAfdrukken in. 4 StelSteldezeafdrukeffecten indien nodig in. Ga naar stap 5 als u geen afdrukeffecten wilt instellen. De schermweergave kan per printer verschillen. Selecteer de optie en druk vervolgens op . Selecteer het gewenste afdrukeffect en druk vervolgens op . Als het pictogram helder wordt weergegeven, kunt u het afdrukeffect ook aanpassen (pag. 272). Afdrukeffect Omschrijving EAan De opname wordt afgedrukt met de standaardkleuren van de printer.
wAfdrukken het afdrukken van de datum 5 Stel en het bestandsnummer in. Stel de zomertijd in als dit nodig is. Selecteer en druk vervolgens op . Kies de gewenste instelling en druk vervolgens op . exemplaren in. 6 StelStelhetdeaantal zomertijd in als dit nodig is. Selecteer en druk vervolgens op . Stel het aantal exemplaren in en druk vervolgens op . met afdrukken. 7 Begin Selecteer [Print] en druk vervolgens op .
wAfdrukken e Afdrukeffecten aanpassen Selecteer het afdrukeffect zoals beschreven bij stap 4 op pagina 270. Als het pictogram helder wordt weergegeven, kunt u op de knop drukken. Vervolgens kunt u het afdrukeffect aanpassen. De selectie die u bij stap 4 hebt gemaakt, bepaalt wat u kunt aanpassen en wat er wordt weergegeven. Helderheid Hier stelt u de helderheid van de opname in. Levels aanp.
wAfdrukken De opname bijsnijden Kantelcorrectie U kunt de opname bijsnijden en alleen het bijgesneden gedeelte afdrukken, net alsof de compositie opnieuw is bepaald. Stel het bijsnijden in, vlak voordat u de opname afdrukt. Als u het bijsnijden instelt en vervolgens de afdrukinstellingen instelt, moet u wellicht opnieuw het bijsnijden instellen voordat u kunt afdrukken. 1 Selecteer [Afstellen] in het scherm met afdrukinstellingen. 2 Stel de grootte, positie en beeldverhouding van het uitsnedekader in.
wAfdrukken Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden gedeelte van de opname niet wordt afgedrukt zoals u hebt opgegeven. De afgedrukte foto wordt korreliger naarmate u het bijsnijdkader verkleint. Controleer de opname tijdens het bijsnijden op het LCD-scherm van de camera. Op een tv-scherm wordt het uitsnedekader mogelijk niet correct weergegeven.
W Digital Print Order Format (DPOF) U kunt het afdruktype instellen en instellen of de datum en het bestandsnummer moeten worden afgedrukt. De afdrukinstellingen worden toegepast op alle opnamen die zijn geselecteerd om te worden afgedrukt. (Ze kunnen niet voor elke opname afzonderlijk worden ingesteld.) De afdrukopties instellen 1 Selecteer [Printopties]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Printopties] en druk vervolgens op . [Stel in].
W Digital Print Order Format (DPOF) Afdruktype Datum File No. K L K L Standaard Er wordt één opname afgedrukt per vel. Index Er worden meerdere miniatuurafbeeldingen afgedrukt per vel. Beide Er worden zowel standaard- als indexafdrukken gemaakt. Aan Uit Aan Uit Bij [Aan] wordt de datum van de opname afgedrukt. Bij [Aan] wordt het bestandsnummer van de opname afgedrukt. de instelling. 4 Verlaat Druk op de knop <7>. X Het scherm met afdrukopties verschijnt weer.
W Digital Print Order Format (DPOF) Afdrukopties opgeven Sel.beeld Selecteer een voor een opnamen en voeg ze aan de afdruktaak toe. Raak het LCD-scherm met twee uitgespreide vingers aan en breng uw vingers vervolgens samen. U ziet een weergave van drie opnamen. Vervolgens kunt u opnamen selecteren. Ga terug naar de weergave van één opname door het scherm aan te raken met twee vingers tegen elkaar aan en uw vingers vervolgens op het scherm uit te spreiden.
W Rechtstreeks afdrukken met DPOF Met een PictBridge-printer kunt u opnamen eenvoudig met DPOF afdrukken. 1 Bereid het afdrukken voor. Zie pagina 266. Volg de procedure 'De camera op een printer aansluiten' tot stap 5. 2 Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Printopties]. 3 Selecteer [Print]. [Print] wordt alleen weergegeven als de camera op een printer is aangesloten en afdrukken mogelijk is. 4 Stel de optie [Papier inst.] in (pag. 268). Stel de afdrukeffecten (pag. 270) naar wens in.
p Opnamen selecteren voor een fotoboek Wanneer u opnamen selecteert om te gebruiken in fotoboeken (maximaal 998 opnamen) en EOS Utility (meegeleverde software) gebruikt om ze over te brengen naar een computer, worden de geselecteerde opnamen naar een speciale map gekopieerd. Deze functie is handig als u online fotoboeken wilt bestellen en om fotoboeken af te drukken op een printer. Eén opname tegelijk selecteren 1 Selecteer [Fotoboek instellen].
p Opnamen selecteren voor een fotoboek Alle opnamen in een map of op een kaart opgeven U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk opgeven. Als [x1: Fotoboek instellen] is ingesteld op [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart], worden alle opnamen in de map of op de kaart geselecteerd. Als u de selectie van de opnamen wilt annuleren, selecteert u [Verwijder alles in de map] of [Verwijder alles op de kaart].
Stel de EOS M in zoals u het wilt. Dankzij de aanpasbare bediening kunt u de werking van uw camera helemaal aanpassen aan uw persoonlijke voorkeur. 10 De camera aanpassen aan uw voorkeuren U kunt verschillende camerafuncties aanpassen aan uw opnamevoorkeuren met behulp van persoonlijke voorkeuzen. Persoonlijke voorkeuzen kunnen alleen worden ingesteld en gebruikt in creatieve modi.
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN 1 Selecteer [Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] en druk vervolgens op . Nummer van persoonlijke voorkeuze het nummer van de 2 Selecteer persoonlijke voorkeuze. Druk op de knop / om het nummer van de persoonlijke voorkeuze te selecteren en druk vervolgens op . de instelling. 3 Wijzig Druk op de knop / om de instelling (het nummer) te selecteren en druk vervolgens op .
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN Persoonlijke voorkeuzen C.Fn I: Belichting 1 Belichtingsniveauverhogingen 2 ISO vergroten pag. 284 Fotoopnamen Filmopnamen 2 2 2 2 2 2 2 - C.Fn II: Beeld 3 Lichte tonen prioriteit pag. 285 C.Fn III: Automatische scherpstelling 4 AF-hulplicht (LED) pag. 286 * Als u een Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) met een ledlamp gebruikt, wordt de ledlamp zelfs in de c, o en d-modi ingeschakeld als AF-hulplicht. C.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN De persoonlijke voorkeuzen zijn ondergebracht in vier groepen op basis van functietype: C.Fn I: Belichting, C.Fn II: Beeld, C.Fn III: Autofocus, C.Fn IV: Bediening/overig C.Fn I: Belichting C.Fn-1 0: 1: Belichtingsniveauverhogingen 1/3-stop 1/2-stop Hier stelt u verhogingen in stappen van 1/2 stop in voor de sluitertijd, het diafragma, AEB, de flitsbelichtingscompensatie, enzovoort.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II: Beeld C.Fn II -3 Lichte tonen prioriteit 0: Deactiveren 1: Inschakelen Verbetert de details in lichte tinten. Het dynamische bereik wordt uitgebreid van het standaard 18% grijs naar heldere lichte tinten. De overgang tussen grijstinten en lichte tinten wordt geleidelijker. Met instelling 1 wordt de Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) (pag. 159) automatisch ingesteld op [Deactiveren] en kan de instelling niet worden gewijzigd.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn III: Automatische scherpstelling C.Fn-4 AF-hulplicht (LED) U kunt het AF-hulplicht in- of uitschakelen. 0: 1: Inschakelen Het AF-hulplicht wordt indien nodig ingeschakeld (ook voor de zelfontspanner). Deze instelling is ook van toepassing op externe ledflitsers. Deactiveren Het AF-hulplicht wordt niet ingeschakeld. C.Fn IV: Bediening/overig C.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn-6 XL-knopfunctie U kunt een vaakgebruikte functie toewijzen aan de knop . Wanneer de camera gereed is om opnamen te maken, drukt u op de knop . 0: Normaal (met middelste AF-punt) 1: Scherptedieptecontrole De diafragmaopening verandert alleen op het moment dat er een opname wordt gemaakt. Voor de rest blijft het diafragma open staan. Wanneer u via het LCDscherm naar het onderwerp kijkt, ziet u daarom een kleine scherptediepte.
3 My Menu vastleggenN Op het tabblad My Menu kunt u tot zes menuopties en persoonlijke voorkeuzen vastleggen waarvan u de instellingen regelmatig wijzigt. 1 Selecteer [My Menu instellingen]. Selecteer op het tabblad [9] de optie [My Menu instellingen] en druk vervolgens op . [Register in My Menu]. 2 Selecteer Selecteer [Register in My Menu] en druk vervolgens op . de gewenste items vast. 3 LegSelecteer een item dat u wilt vastleggen en druk vervolgens op .
11 Referentie Dit hoofdstuk biedt referentie voor camerafuncties, systeemaccessoires, enzovoort. Certificaatlogo Als u op het tabblad [54] de optie [Certificaatlogo weergeven] selecteert en op drukt, wordt er een aantal logo's van de cameracertificaten weergegeven. Andere certificaatlogo's zijn te vinden in deze instructiehandleiding, op de camerabehuizing en op de verpakking van de camera.
Een gewoon stopcontact gebruiken Met de AC-adapterset ACK-E12 (afzonderlijk verkrijgbaar) kunt u de camera op een gewoon stopcontact aansluiten en hoeft u het resterende batterijniveau niet in de gaten te houden. 1 Plaats de DC-koppeling. Open het klepje en schuif de DC-koppeling naar binnen tot deze vastklikt. de DC-koppeling aan. 2 Sluit1. Open het klepje. 2. Steek de stekker van de adapter in de koppeling. aan. 3 SluitSluithethetnetsnoer netsnoer aan zoals afgebeeld in de illustratie.
Opnamen maken met de afstandsbediening Afstandsbediening RC-6 (afzonderlijk verkrijgbaar) Met deze afstandsbediening kunt u draadloos opnamen maken op maximaal circa 5 meter afstand van de voorkant van de camera. U kunt de opname direct maken of na een vertraging van twee seconden. Sensor van afstandsbediening Stel de zelfontspanner in op (pag. 136). Richt de afstandsbediening op de sensor voor de afstandsbediening op de camera en druk op de zendknop. X De camera stelt vervolgens automatisch scherp.
Externe Speedlites EOS-Speedlites uit de EX-serie De basisbediening is eenvoudig. Wanneer er een Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) op de camera is bevestigd, wordt de automatische flitsbediening bijna volledig door de camera geregeld. Een Speedlite werkt dus bijna hetzelfde als een ingebouwde flitser. Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite uit de EX-serie voor gedetailleerde instructies.
Externe Speedlites De flitsbelichtingsvergrendeling wordt mogelijk niet correct toegepast als de knop niet ten minste 1 seconde wordt ingedrukt terwijl de flitseenheid is bevestigd. Als er een flitser is bevestigd, wordt de sluiter niet ontspannen als u de ontspanknop helemaal indrukt en meteen weer loslaat. De sluiter wordt pas ontspannen wanneer u de ontspanknop ten minste 1 seconde ingedrukt houdt.
Eye-Fi-kaarten gebruiken Met een in de handel verkrijgbare en reeds geconfigureerde Eye-Fikaart kunt u opnamen automatisch overbrengen naar een pc of uploaden naar een online service via een draadloos LAN. De opnameoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor informatie over het configureren en gebruiken van de Eye-Fi-kaart en het oplossen van eventuele problemen met de opnameoverdracht, raadpleegt u de instructiehandleiding bij de Eye-Fi-kaart of neemt u contact op met de fabrikant van de kaart.
Eye-Fi-kaarten gebruiken de instelling [Toegangspunt SSID:]. 5 Controleer Controleer of een toegangspunt wordt weergegeven voor [Toegangspunt SSID:]. U kunt ook het MAC-adres en de firmwareversie van de Eye-Fi-kaart controleren. Druk drie keer op de knop om het menu af te sluiten. de opname. 6 Maak X De opname wordt overgebracht en het pictogram Pictogram voor de overdrachtsstatus verandert van grijs (Niet verbonden) in een van de onderstaande pictogrammen.
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Opnamemodus Alle selecteerbare instellingen voor beeldkwaliteit Automatisch ingesteld/ISO auto ISOsnelheid Handmatig A : niet in te stellen/uitgeschakeld Basismodi Beeldstijl Automatische selectie k k k k k k k k k k k k k k k k o o o o o o o o o k k k k o k Maximum voor auto Creatieve filters Creatieve modi C 2 3 4 5 6 F G d sfa k M k k k k k k o o o o o o o o o k k k k k k k k k k k k H
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Opnamemodus Continue AF A Basismodi k k k k k k k k k k k k k Servo AF voor film AF-hulplicht Meetmethode k Creatieve modi C 2 3 4 5 6 F G d sfa k M k k o o o o o o o o o k k k k Meervlaks meting o o o o o o o o o k k k k Selectie meet-methode k k k k Programmakeuze k Belichtingscompensatie k k k k k Belichting AEB Belichtingsvergrendeling Scherptedieptecontrole k k k k k k k k k k k k k k k Enkelbeeld k k k k k k k k k k k k k k k Conti
Systeemschema ST-E2** ST-E3-RT 90EX 270EX II 320EX 430EX II 600EX-RT/ Macro Ring Lite Macro Twin Lite MR-14EX MT-24EX 600EX Standaard-accessoires Nekriem EM-100DB Nekriem EM-E1 AC-adapterset ACK-E12 Polsriem ER-E1 Batterij LP-E12 Batterijoplader LC-E12 of LC-E12E DC-koppeling DR-E12 Camerabeschermhoes EH23-CJ Compacte stroom-adapter CA-PS700 * Controleer of de verpakking alle standaard met de camera meegeleverde accessoires bevat.
Systeemschema Afstandsbediening RC-6 GPS-ontvanger GP-E2* EF-M-objectieven EF-objectieven EF-S-objectieven Vatting adapter EF-EOS M Externe microfoon HDMI-kabel HTC-100 (2,9 m) Tv/video Stereo-AV-kabel AVC-DC400ST (1,3 m) EOS Solution Disk EOS Camera Instruction Manuals Disk Met PictBridge compatibele printer Interfacekabel (1,3 m) Interfacekabel IFC-200U/500U (1,9 m) / (4,7 m) Computer USB-poort SD-/SDHC-/SDXCgeheugenkaart Windows 7 Windows Vista Windows XP Mac OS X Kaartlezer Kaartsleuf
3 Menu-instellingen Foto Opname 1 (Rood) Pagina Beeldkwaliteit 73 / 83 / 74 / 84 / 7a / 8a / b / c / 1+73 / 1 105 Aspect ratio 3:2 / 4:3 / 16:9 / 1:1 108 Rasterweergave Uit / Raster 1l / Raster 2m 205 z Histogram Uitschakelen / Helderheid / RGB Ontspan sluiter zonder kaart Inschak. / Uitschak. 204 Kijktijd Uit / 2 sec. / 4 sec. / 8 sec. / Vastzetten 205 Externe Speedlite besturing Flitsen / E-TTL II meting / Flitssync.snelheid AV-modus / Flits functie instellingen / Flitser C.
3 Menu-instellingen Opname 2 (Rood) Pagina AF-bediening 1-beeld AF / Servo AF 130 AF-methode u+volgen / FlexiZone - Multi / FlexiZone - Single 116 Continue AF Inschak. / Uitschak. 124 Scherpstelmodus AF / MF / AF+MF 116 Image Stabilizer (beeldstabilisatie) Inschak. / Uitschak. 46 Lensafwijkingscorrectie Helderheid randen: Inschak. / Uitschak. Chromatische afw.: Inschak. / Uitschak. 163 Opname 3 (Rood) Bel.comp.
3 Menu-instellingen Opname 4 (Rood) Pagina Handmatige witbalans De witbalans handmatig instellen 172 WB Shift/Bkt. WB-correctie: witbalanscorrectie BKT-instelling: reeksopnamen met automatische witbalans 174 175 Kleurruimte sRGB / Adobe RGB 176 Beeldstijl DAutomatisch / PStandaard / QPortret / RLandschap / SNeutraal / UNatuurlijk / VMonochroom / WGebruiker 1-3 114 166 170 Hoge ISOruisreductie Uitschakelen / Zwak / Standaard / Sterk / Ruisond. bij meerd. opn. 160 Ruisred.
3 Menu-instellingen Weergave 1 (Blauw) Pagina Beveilig beelden Selecteer beelden / Alle beelden in map / Wis bev. beelden in map / Alle beelden op kaart / Wis bev.
3 Menu-instellingen Instellingen 1 (Geel) Pagina Selecteer map Een map maken en selecteren 208 Bestandnr. Continu / Auto. reset / Handm. reset 210 Auto. roteren Aan zD / Aan D / Uit 214 Kaart formatteren Gegevens op de kaart initialiseren en wissen 57 Eye-Fi instellingen Weergegeven wanneer een in de handel verkrijgbare Eye-Fi-kaart is geplaatst. 294 Instellingen 2 (Geel) LCD uitschakelen: 15 sec. / 30 sec. / 1 min. / 3 min. / 5 min. / 10 min. / 30 min. 206 Cam. uitschakelen: 0 sec.
3 Menu-instellingen Instellingen 3 (Geel) Pagina Pieptoon Inschakelen / Aanr. op / Uitschakelen Schermkleur De kleur van het scherm met opnameinstellingen selecteren 204 219 Uitleg Inschak. / Uitschak. 60 Aanraakbediening Standaard / Gevoelig 63 Auto. reiniging: Inschak. / Uitschak. Sensorreiniging 225 Reinig nu Instellingen GPS-systeem Instellen als er een GPS-apparaat is aangesloten - Instellingen 4 (Geel) Geeft camera-inst.
3 Menu-instellingen Films Opname 1 (Rood) Pagina Beeldkwaliteit 73 / 83 / 74 / 84 / 7a / 8a / b / c / 1+73 / 1 105 Rasterweergave Uit / Raster 1l / Raster 2m 205 z Histogram Uitschakelen / Helderheid / RGB 181 Ontspan sluiter zonder kaart Inschak. / Uitschak. 204 Kijktijd Uit / 2 sec. / 4 sec. / 8 sec. / Vastzetten 205 Opname 2 (Rood) AF-methode u+volgen / FlexiZone - Multi / FlexiZone Single 116 Scherpstelmodus AF / MF / AF+MF 116 Image Stabilizer (beeldstabilisatie) Inschak.
3 Menu-instellingen Opname 3 (Rood) Pagina Belichtingscompensatie Tussenstappen van 1/3 of 1/2 stop, ±5 stops 155 ISO-snelheid AUTO / 100 / 200 / 400 / 800 / 1600 / 3200 / 6400 / H 110 Auto Lighting Optimizer Deactiveren / Zwak / Standaard / Hoog (Auto optimalisatie Uitschakelen tijdens opnamen met helderheid) handmatige belichting 4 sec. / 16 sec. / 30 sec. / 1 min. / 10 min. / 30 min.
3 Menu-instellingen Film 1 (Rood) Filmopnameformaat Pagina 1920x1080 (6 / 5 / 4) / 1280x720 (8/7) / 640x480 (6/5) 187 Geluidsopname: Automatisch / Handmatig / Uitschakelen Geluidsopname Opnameniveau 197 Windfilter/demper: Uit / Aan Videosnapshot: Inschak. / Uitschak. Videofoto Albuminstellingen: Nieuw album maken / Aan bestaand album toevoegen Snapshotlengte: 2 sec. movie / 4-sec. movie / 8-sec. movie 189 Servo AF voor film Inschak. / Uitschak.
3 Menu-instellingen Weergave 2 (Blauw) Pagina x Histogram Helderheid / RGB 258 Spring met 5 1 beeld / 10 beelden / 100 beelden / Datum / Map / Movies / Foto's / Classificatie 232 Diavoorstelling Opnamen (beelden) om weer te geven / Weergaveduur / Herhalen / Overgangseffect / Achtergrondmuziek 243 Classificatie [OFF] / l / m / n / o / p 234 Ctrl over HDMI Uit / Aan 249 Instellingen 1 (Geel) Selecteer map Een map maken en selecteren 208 Bestandnr. Continu / Auto. reset / Handm.
3 Menu-instellingen Instellingen 3 (Geel) Pagina Pieptoon Inschakelen / Aanr. op / Uitschakelen Schermkleur De kleur van het scherm met opnameinstellingen selecteren 204 219 Uitleg Inschak. / Uitschak. 60 Aanraakbediening Standaard / Gevoelig 63 Auto. reiniging: Inschak. / Uitschak. Sensorreiniging 225 Reinig nu Instellingen GPS-systeem Instellen als er een GPS-apparaat is aangesloten - Instellingen 4 (Geel) Geeft camera-inst.
Problemen oplossen Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center. Stroomgerelateerde problemen De batterij laadt niet op. Controleer of de batterij correct in de batterijoplader is geplaatst. Controleer of de batterijoplader correct op het stopcontact is aangesloten. Laad alleen originele Canon-batterijen van het type LP-E12 op. Het lampje van de batterijoplader knippert.
Problemen oplossen De batterij raakt snel leeg. Gebruik een volledig opgeladen batterij (pag. 32). De prestaties van de oplaadbare batterij nemen na verloop van tijd af. Koop een nieuwe batterij. Het aantal mogelijke opnamen neemt af bij een van de volgende bewerkingen: • Wanneer de ontspanknop voor langere tijd half wordt ingedrukt. (Hierbij wordt vaak de functie voor automatische scherpstelling geactiveerd, zonder dat er een opname wordt gemaakt.
Problemen oplossen Opnamegerelateerde problemen Er kunnen geen opnamen worden gemaakt of opgeslagen. Controleer of de kaart correct is geplaatst (pag. 34). Schuif het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart naar de stand voor schrijven/wissen (pag. 34). Vervang de kaart als deze vol is of wis overbodige opnamen om ruimte vrij te maken (pag. 34 en 254). De kaart kan niet worden gebruikt. Zie pagina 36 of 323 als er een kaartfout wordt weergegeven. De opname is niet scherp.
Problemen oplossen Als [FlexiZone - Multi] is ingesteld, duurt het langer voordat de camera automatisch wordt scherpgesteld. Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan het langer duren voordat de camera scherpstelt op het onderwerp. Gebruik [FlexiZone - Single] of stel de camera handmatig scherp. De snelheid van continu-opnamen is langzaam. De snelheid van continu-opnamen kan afnemen, afhankelijk van type objectief, sluitertijd, diafragma, omstandigheden van onderwerp, helderheid, enzovoort.
Problemen oplossen De maximale opnamereeks is lager bij continu-opnamen. In de opnamemodus (Nachtopnamen uit hand) of (HDR-tegenlicht), is de maximale opnamereeks voor continu-opnamen aanzienlijk korter (pag. 87). Met ISO 12800 of 'H' (gelijk aan ISO 25600) neemt de maximale opnamereeks voor continu-opnamen aanzienlijk af (pag. 111). Als u [Chromatische afw.: Inschakelen] hebt ingesteld, neemt de maximale opnamereeks voor continu-opnamen aanzienlijk af (pag. 164).
Problemen oplossen Ik heb een kleinere belichtingscompensatie ingesteld, maar de opname valt nog steeds te licht uit. Stel [A3: Auto Lighting Optimizer/A3: Auto optimalisatie helderheid] in op [Deactiveren]. Wanneer [Standaard], [Zwak] of [Hoog] is ingesteld, kan de opname nog steeds licht uitvallen, zelfs wanneer u een kleinere belichtingscompensatie of flitsbelichtingscompensatie hebt ingesteld (pag. 159). Wanneer ik de modus gebruik in combinatie met de flitser, neemt de sluitertijd toe.
Problemen oplossen Snelle synchronisatie kan niet worden ingesteld in de modus . Als in [A1: Externe Speedlite besturing] de optie [Flitssync.snelheid AV-modus] in op [Automatisch] (pag. 221). Tijdens de opname wordt het witte pictogram of het rode pictogram weergegeven. Dit pictogram geeft aan dat de interne temperatuur van de camera te hoog is. Het witte pictogram duidt op een afname van de fotokwaliteit.
Problemen oplossen Het onderwerp ziet er vervormd uit tijdens filmopnamen. Als u de camera snel naar links of rechts beweegt of een bewegend voorwerp opneemt, kan het beeld er vervormd uitzien. De opname flikkert of er zijn horizontale strepen te zien tijdens de filmopname. Flikkerend beeld, horizontale strepen (ruis) of onregelmatige belichting kunnen worden veroorzaakt door TL-licht, ledlampen of andere lichtbronnen tijdens filmopnamen.
Problemen oplossen Problemen met weergave op het scherm Het menuscherm geeft weinig tabbladen en opties weer. Bepaalde tabbladen en menu-opties worden niet weergegeven in de modus Automatisch/scène, de basismodi en de filmmodus. Stel de opnamemodus in op een creatieve modus (pag. 54). Het eerste teken van de bestandsnaam is een onderstrepingsteken ('_'). Stel de kleurruimte in op sRGB. Als Adobe RGB is ingesteld, is het eerste teken een onderstrepingsteken (pag. 176). De bestandsnaam begint met 'MVI_'.
Problemen oplossen De weergave op het LCD-scherm is onduidelijk. Indien het LCD-scherm vuil is, dient u een zachte doek te gebruiken om het schoon te maken. Bij lage of hoge temperaturen kan het LCD-scherm langzamer reageren of er zwart uitzien. Bij kamertemperatuur functioneert het scherm weer normaal. [Eye-Fi instellingen] wordt niet weergegeven. [Eye-Fi instellingen] wordt alleen weergeven wanneer er een Eye-Fikaart in de camera is geplaatst.
Problemen oplossen Bij het afspelen van de film is het geluid van de camera te horen. Als u tijdens filmopnamen aan de instelwielen draait of het objectief instelt, wordt ook het bijbehorende geluid opgenomen. Het is raadzaam om een externe microfoon (afzonderlijk verkrijgbaar) te gebruiken (pag. 197). De filmopname bevat momenten dat deze stilstaat.
Problemen oplossen Problemen met sensorreiniging De sluiter maakt een geluid tijdens het reinigen van de sensor. Als u [Reinig nuf] hebt geselecteerd, maakt de sluiter een geluid, maar er wordt geen opname gemaakt (pag. 225). Automatische sensorreiniging werkt niet. Als u de camera binnen korte tijd herhaaldelijk in- en uitschakelt (<1>/<2>), wordt het pictogram mogelijk niet weergegeven (pag. 37). Problemen met afdrukken Er zijn minder afdrukeffecten dan wordt vermeld in de instructiehandleiding.
Foutcodes Foutnummer Als er zich een probleem met de camera voordoet, wordt er een foutbericht weergegeven. Volg de instructies op het scherm. Maatregelen Numme 01 02 Foutbericht en oplossing Communicatie tussen camera en lens is foutief. Reinig lenscontacten. Î Reinig de elektrische contactpunten op de camera en het objectief of gebruik een objectief van Canon (pag. 19 en 22). Geen toegang tot kaart. Herplaats/vervang kaart of formatteer kaart met deze camera.
Specificaties • Type Type: Opnamemedia: Spiegelloze digitale AF/AE-camera met één objectief SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXC-geheugenkaart * Compatibel met UHS-I Grootte beeldsensor: Circa 22,3 x 14,9 mm Compatibele objectieven: Canon EF-M-, EF*- en EF-S*-objectieven * Vatting adapter EF-EOS M vereist.
Specificaties Ruisreductie: Van toepassing op lange belichtingstijden en opnamen met een hoge ISO-snelheid Automatische helderheidscorrectie: Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Lichte tonen prioriteit: Beschikbaar Optische correctie objectief: Correctie helderheid randen, chromatische correctie • Automatische scherpstelling Type: Hybride CMOS AF-systeem AF-punten: 31 punten (max.
Specificaties • Sluiter Type: Sluitertijden: Elektronisch gestuurde focal-planesluiter 1/4000 sec. tot 1/60 sec. (modus Automatisch/scène), X-synchronisatie bij 1/200 sec. 1/4000 sec. tot 30 sec., bulb (totale sluitertijdbereik. Beschikbaar bereik varieert per opnamemodus.
Specificaties • Filmopnamen Filmcompressie: MPEG-4 AVC/H.264 Variabele (gemiddelde) bitsnelheid Opname-indeling audio: Lineaire PCM Opname-indeling: MOV Formaat en framesnelheid van opname: 1920x1080 (Full HD) : 30p/25p/24p 1280x720 (HD) : 60p/50p 640x480 (SD) : 30p/25p * 30p: 29,97 frames per seconde, 25p: 25,00 frames per seconde, 24p: 23,976 frames per seconde, 60p: 59,94 frames per seconde, 50p: 50,00 frames per seconde Bestandsgrootte: 1920x1080 (30p/25p/24p): circa 330 MB/min.
Specificaties • LCD-scherm Type: TFT LCD-kleurenscherm Schermformaat en punten: breed, 7,7 cm (3,0 inch) (3:2) met ongeveer 1,04 miljoen punten Aanpassing helderheid: Handmatig (7 niveaus) Interfacetalen: 25 Uitleg: Kan worden weergegeven • Weergave Weergaveformaten voor opnamen: Weergave enkele opname, weergave enkele opname met informatie (basisinformatie, opname-informatie, histogram), 4-beeldindex, 9-beeldindex, opname roteren mogelijk Zoomvergroting: Circa 1,5x - 10x Overbelichtingswaarschuwing: Ove
Specificaties • Interface Audio/video OUT/ Digitale aansluiting: Analoge video (compatibel met NTSC/PAL)/stereo-audio-output Computercommunicatie en rechtstreeks afdrukken (gelijk aan Hi-Speed USB), GPS-ontvanger GP-E2-verbinding HDMI mini OUT-aansluiting: Type C (automatisch wisselen van resolutie), compatibel met CEC Externe microfoon externe microfoon: Stereomini-aansluiting van 3,5 mm diameter Draadloze afstandsbediening: Afstands bediening RC-6 Eye-Fi-kaart: Compatibel • Voeding Batterij: Batterij
Specificaties • Batterijoplader LC-E12 Compatibele batterij: Oplaadtijd: Nominaal ingangsvermogen: Nominaal uitgangsvermogen: Bedrijfstemperatuur: Luchtvochtigheid tijdens gebruik: Afmetingen (B x H x D): Gewicht: Batterij LP-E12 Circa 2 uur (bij 23 °C) 100-240 V AC (50/60 Hz) 8,4 V DC / 540 mA 5 °C - 40 °C 85% of lager Circa 65 x 25,5 x 90 mm Circa 81 g • Batterijoplader LC-E12E Compatibele batterij: Oplaadtijd: Nominaal ingangsvermogen: Nominaal uitgangsvermogen: Bedrijfstemperatuur: Luchtvoc
Handelsmerken Adobe is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. Windows is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. in de Verenigde Staten en andere landen. Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC. HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
Het gebruik van echte Canon-accessoires wordt aanbevolen Dit product levert uitstekende prestaties wanneer het wordt gebruikt met echte Canon-accessoires. Canon is niet verantwoordelijk voor enige schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door accessoires die niet van Canon zijn (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Deze garantie is niet van toepassing op reparaties die het gevolg zijn van defecten in accessoires die niet van Canon zijn.
Veiligheidsmaatregelen Voorkom letsel, dodelijke ongevallen of schade aan materiaal door deze veiligheidsmaatregelen op te volgen en de apparatuur op de juiste manier te gebruiken. Voorkomen van ernstig letsel en dodelijke ongevallen • Voorkom brand, oververhitting, lekkage van chemische stoffen en explosies door de onderstaande veiligheidsmaatregelen op te volgen: - Gebruik geen batterijen, voedingsbronnen of accessoires die niet in deze handleiding worden genoemd.
• Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de inwendige onderdelen bloot komen te liggen, raak deze dan niet aan. Deze onderdelen staan mogelijk onder stroom. • Demonteer de apparatuur niet en pas deze ook niet aan. Er staat hoge spanning op de interne onderdelen en deze kunnen een elektrische schok veroorzaken. • Kijk niet door de camera of de lens naar de zon of een andere felle lichtbron. Uw gezichtsvermogen kan hierdoor worden aangetast.
Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie (en EER). Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2002/96/EC), de richtlijn 2006/66/EC betreffende batterijen en accu's en/of de plaatselijk geldende wetgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het normale huisvuil mag worden weggegooid.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES 1. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES — Deze handleiding bevat belangrijke informatie over veiligheid en bedieningsinstructies voor batterijopladers van het type LC-E12 & LC-E12E. 2. Lees voordat u de oplader in gebruik neemt, eerst alle instructies en opmerkingen over (1) de oplader, (2) de batterij en (3) het product met gebruik van de batterij. 3. WAARSCHUWING — Laad alleen batterij LP-E12 op om het risico op letsel te verkleinen.
Door uw foto's over te zetten op de pc of Mac zorgt u ervoor dat ze veilig zijn. Bovendien kunt u ze dan afdrukken en bewerken met de software die bij uw EOS M is meegeleverd. 12 Opnamen naar een computer downloaden en Index In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u opnamen van de camera naar uw computer kunt downloaden. Daarnaast vindt u in dit hoofdstuk een overzicht van de software die op de bij de camera geleverde EOS Solution Disk (cd-rom) staat.
Opnamen downloaden naar een computer U kunt de meegeleverde software gebruiken om de opnamen op de camera naar uw computer te downloaden. Dit kan op twee manieren. Opnamen downloaden door de camera op de computer aan te sluiten. 1 Installeer de software (pag. 341). de meegeleverde 2 Gebruik interfacekabel om de camera op uw computer aan te sluiten. Gebruik de interfacekabel die bij de camera is geleverd.
Opnamen downloaden naar een computer Opnamen downloaden met een kaartlezer Als u beschikt over een kaartlezer (afzonderlijk in de handel verkrijgbaar), kunt u deze gebruiken om opnamen naar uw computer te downloaden. Installeer de software (pag. 341). 1 2 Plaats de kaart in de kaartlezer. Canon-software om de 3 Gebruik opnamen en films te downloaden. X Gebruik Digital Photo Professional. X Gebruik ImageBrowser EX. Raadpleeg de softwareinstructiehandleiding pdf, (pag.
EOS Solution Disk XXX EOS Solution Disk Deze dvd bevat de volgende software voor EOS-camera's. CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX © CA U. the E NON INC . 20XX. Made in C EOS Utility Communicatiesoftware voor de camera en de computer Opnamen (foto’s/films) die met de camera zijn gemaakt downloaden naar uw computer. De camera instellen vanaf uw computer. Foto's op afstand maken door de camera op uw computer aan te sluiten.
De software op Windows installeren Compatibele besturingssystemen Windows 7 1 Windows Vista Windows XP Controleer of de camera niet op uw computer is aangesloten. Sluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt geïnstalleerd. Anders zal de software niet op de juiste manier worden geïnstalleerd. 2 Plaats de EOS Solution Disk (cd) in het dvd-romstation. 3 Selecteer uw regio, land en taal. 4 Klik op [Easy Installation/Standaardinstallatie] om de installatie te starten.
De software op Macintosh installeren Compatibele besturingssystemen 1 MAC OS X 10.6 - 10.7 Controleer of de camera niet op uw computer is aangesloten. 2 Plaats de EOS Solution Disk (cd) in het dvd-romstation. Dubbelklik op het bureaublad van uw computer op het dvdrompictogram en dubbelklik vervolgens op [Canon EOS Digital Installer/Installatieprogramma Canon EOS Digital]. 3 Selecteer uw regio, land en taal. 4 Klik op [Easy Installation/Standaardinstallatie] om de installatie te starten.
[WINDOWS] EOS Camera Instruction Manuals Disk XXX EOS Camera Instruction Manuals Disk Kopieer de instructiehandleidingen (pdf) op de dvd naar de computer. CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX © CA 1 . e EU NON IN C. 20XX. Made in th Plaats de EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd) in het dvd-romstation van uw computer. 2 Open de dvd.
Index Nummers 10-sec. of 2 sec. vertraging ..........136 1280x720 ......................................187 Automatische weergave............... 243 Av (AE met diafragmavoorkeur) ... 144 B 1920x1080 ....................................187 B/W (Monochroom) .............. 115, 169 1-beeld AF ....................................131 Basismodi....................................... 26 640x480 ........................................187 Batterij ......................................
Index Close-ups........................................80 Digitale aansluiting........251, 266, 338 Bestandsgrootte....................... 188 Bewerken ................................. 241 Demper .................................... 198 Eerste en laatste beelden bewerken ................................. 241 Filmopnameformaat ................. 187 Foto-opnamen.......................... 184 Framesnelheid ......................... 187 Geluidsopname........................ 197 Handmatige belichting .......
Index Formaat wijzigen...........................262 Formatteren (kaart initialiseren)......57 I ICC-profiel .................................... 176 Fotoboek instellen.........................279 Image Stabilizer (beeldstabilisatie) (objectief) ... 46 Foutcodes .....................................323 Indexweergave............................. 231 Framesnelheid ..............................187 Indexweergave met 4 of 9 opnamen... 231 Full HD (Full High-Definition).....187, 237 Invulflitsen ......
Index Opnamen weergeven .........98, 229 Schermkleur .............................219 Lees-/schrijfindicator .......................23 Nachtopname ........................... 83, 85 Licht-/scèneopnamen......................92 Natuurlijk ...................................... 115 Lichte tonen prioriteit.....................285 Neutraal........................................ 115 Live view-opname Beeldverhouding.......................108 Continue AF......................116, 124 FlexiZone - Multi .....
Index Opname-instellingen, scherm .........24 R Opnamekwaliteit ...........................105 Rasterweergave ........................... 205 Opnamemodus ...............................25 Av (AE met diafragmavoorkeur)....144 M (Handmatige belichting) .......148 P (AE-programma) ...................102 Tv (AE met sluitertijdvoorkeur) ...142 A (Automatisch/scène) ............66 C (Automatisch/creatief) ..........75 2 (Portret) .................................78 3 (Landschap) .........................
Index Software....................................3, 340 Standaardinstellingen herstellen ....216 Voeding Batterijniveau ............................. 39 Camera automatisch uitschakelen .... 206 Maximumaantal opnamen.... 39, 105 Opladen ..................................... 32 Stopcontact .............................. 290 Volautomatisch (Automatisch/scène) .... 66 Statiefbevestigingspunt ...................23 Volume (filmweergave)................. 240 Speelgoedcamera-effect .................
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over het dichtstbijzijnde Canon-kantoor Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. De objectieven en accessoires die in deze instructiehandleiding worden genoemd, zijn in juli 2012 geactualiseerd.