User manual

328
U kunt de huidige camera-instellingen, zoals de opnamemodus,
menufuncties en persoonlijke voorkeuzen, onder de stand
<w>
en
<x>
van het programmakeuzewiel instellen als aangepaste opnamemodi.
1
Selecteer [Aangepag.
opnamemodus (C1,C2)].
Selecteer [Aangepag.
opnamemodus (C1,C2)] op het
tabblad [54] en druk vervolgens op
<0>.
2
Selecteer [Registreer instellingen].
Selecteer [Registreer instellingen]
en druk vervolgens op <0>.
3
Registreer de aangepaste opnamemodus.
Selecteer de aangepaste opnamemodus
die u wilt vastleggen en druk op
<0>
.
Selecteer [OK] in het dialoogvenster
en druk op <0>.
De huidige camera-instellingen (pag. 329
en 330) worden opgeslagen onder de
stand C* van het programmakeuzewiel.
Als u een instelling wijzigt terwijl u opnamen maakt in de modus
<w>
of
<x>
, kan de aangepaste opnamemodus automatisch worden bijgewerkt met
die gewijzigde instelling(en). U kunt Automatisch bijwerken gebruiken door bij
stap 2 [
Inst. aut. bijw.
] in te stellen op [
Inschakelen
]. De instellingen die
automatisch kunnen worden bijgewerkt, staan op pagina 329 en 330.
Als u in stap 2 [
Wis instellingen
] selecteert, wordt de standaardinstelling van de
bijbehorende stand van het programmakeuzewiel hersteld (de instelling die van kracht
was voordat u de camera-instellingen vastlegde). De procedure is hetzelfde als stap 3.
w Aangepaste opnamemodi instellenN
Automatisch bijwerken
Opgeslagen aangepaste opnamemodi annuleren