User manual
8: AF-fijnafstelling
316
U kunt de aanpassing voor ieder objectief doorvoeren en de aanpassing in de
camera registreren. U kunt voor maximaal 40 objectieven aanpassingen registreren.
Wanneer u automatisch scherpstelt met een objectief waarvan de aanpassing is
geregistreerd, zal het scherpstelpunt door de aanpassing altijd zijn bijgesteld.
Stel de aanpassing handmatig in door aan te passen, een opname te maken en het resultaat
te controleren. Herhaal dit tot de gewenste aanpassing is doorgevoerd. Als u gebruik maakt
van een zoomlens, maakt u de aanpassing voor de groothoekstand (W) en de telestand (T).
1
Selecteer [2: Per lens afstellen].
Selecteer [2: Per lens afstellen].
2
Druk op de knop <Q>.
Het scherm [2: Per lens afstellen]
verschijnt.
3
Controleer en wijzig de objectiefgegevens.
Controleer de objectiefgegevens.
Druk op de knop <B>.
In het scherm worden de naam van het objectief
en een 10-cijferig serienummer weergegeven.
Wanneer het serienummer wordt weergegeven,
selecteert u [
OK
] en gaat u naar stap 4.
Als het serienummer van het objectief niet kan
worden bevestigd, wordt '0000000000'
weergegeven. Voer het nummer in zoals
hieronder aangegeven. Zie de volgende pagina
over het sterretje
'*
' dat voor het serienummer
van het objectief wordt weergegeven.
2: Per lens afstellen