User manual
314
Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling is
mogelijk voor opnamen met de zoeker en Live view-opnamen in de Quick-
modus. Dit wordt 'AF-fijnafstelling' genoemd. Lees voordat u aanpassingen
doorvoert 'Opmerkingen bij AF-fijnafstelling' op pagina 319.
Gewoonlijk is deze aanpassing niet nodig. Gebruik deze
functie alleen indien nodig. Deze aanpassing kan tot gevolg
hebben dat er niet meer correct kan worden scherpgesteld.
Stel de aanpassing handmatig in door aan te passen, een opname te
maken en het resultaat te controleren. Herhaal dit tot de gewenste
aanpassing is doorgevoerd. Tijdens de automatische scherpstelling
wordt het scherpstelpunt altijd verschoven met de aanpassing,
ongeacht welk objectief wordt gebruikt.
1
Selecteer [C.Fn II: Autofocus].
Selecteer op het tabblad [8] de optie
[C.Fn II: Autofocus] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer [9]:[AF-fijnafstelling].
Selecteer [9]:[AF-fijnafstelling] en
druk vervolgens op <0>.
3
Selecteer [1: Alles even veel].
Selecteer [1: Alles even veel].
4
Druk op de knop <Q>.
Het scherm [1: Alles even veel]
verschijnt.
8: AF-fijnafstelling
1: Alles even veel aanpassen