User manual

110
Als gevolg van de fysieke eigenschappen van de lens zijn de vier hoeken van
de opname mogelijk donkerder. Dit verschijnsel wordt lichtafval of vignettering
genoemd en kan automatisch worden gecorrigeerd. De standaardinstelling is
[
Inschakelen
]. Bij JPEG-opnamen wordt de correctie uitgevoerd wanneer de
opname is gemaakt. Voor RAW-opnamen kan dit worden gecorrigeerd met
Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag. 302).
1
Selecteer [Correctie helderheid
randen].
Selecteer op het tabblad [1] de
optie [Correctie helderheid randen]
en druk vervolgens op <0>.
2
Selecteer de instelling.
Controleer op het scherm of
[Correctiegegevens beschikbaar]
wordt weergegeven voor het
gebruikte objectief.
Als [
Correctiegeg. niet beschikbaar
]
wordt weergegeven, raadpleegt u 'Correctie-
gegevens voor het objectief' op de volgende pagina.
Selecteer [Inschakelen] en druk
vervolgens op <0>.
3
Maak de opname.
De opname wordt vastgelegd met de
gecorrigeerde helderheid van de randen.
3
De donkere hoeken van de opname corrigeren
Correctie ingeschakeldCorrectie uitgeschakeld