User manual

68
U kunt de beeldstijl naar wens aanpassen door individuele parameters te wijzigen,
bijvoorbeeld [
Scherpte
] en [
Contrast
]. Maak proefopnamen om het resultaat te
bekijken. Zie de volgende pagina voor het aanpassen van [
Monochroom
].
1
Druk op de knop <A>.
2
Selecteer een beeldstijl.
Draai aan het instelwiel <
6
> of <
5
>
om een beeldstijl te selecteren en druk
vervolgens op de knop <
B
>.
3
Selecteer een parameter.
Draai aan het instelwiel <5> om
de parameter te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
4
Stel de parameter in.
Draai aan het instelwiel <5> om de
parameter naar wens in te stellen en
druk vervolgens op <0>.
Druk op de knop <M> om de
aangepaste parameters op te slaan.
Het scherm voor het selecteren van
een beeldstijl verschijnt weer.
X Instellingen die afwijken van de
standaardinstelling worden blauw
weergegeven.
Parameterinstellingen en -effecten
A
Een beeldstijl aanpassen
g Scherpte 0: minder scherpe contouren +7: scherpe contouren
h Contrast -4: laag contrast +4: hoog contrast
i Verzadiging -4: lage verzadiging +4: hoge verzadiging
j Kleurtoon -4: roodachtige huidskleur +4: geelachtige huidskleur