User manual

59
U kunt het beeldformaat (vastgelegde pixels), het afbeeldingstype
(JPEG of RAW) en de JPEG-kwaliteit (compressie) instellen.
Met 3/4/5/6 wordt het beeld als JPEG-afbeelding opgenomen.
In de modi 1/K1/61 moet de opname worden bewerkt met de
meegeleverde software.
U kunt het beelformaat op een van de twee onderstaande manieren instellen.
Het LCD-paneel aan de achterzijde gebruiken om het
beeldformaat in te stellen
1
Druk op de knop <B>. (9)
Druk één of twee keer op de knop
<B> om de kaart en het
beeldformaat weer te geven op het
LCD-paneel aan de achterzijde.
2
Selecteer het beeldformaat.
Draai aan het instelwiel <5> om het
beeldformaat te selecteren.
Als 1/K1/61 en 3/4/5/6
tegelijkertijd worden weergegeven,
worden er tegelijkertijd een RAW- en
een JPEG-afbeelding op de kaart
opgeslagen.
Draai aan het instelwiel <
6
> om de kaart
te selecteren waarop opnamen moeten
worden opgeslagen of waarvan opnamen
moeten worden weergegeven (pag. 56).
De opnamekwaliteit instellen
Het beeldformaat selecteren
Beeldformaat/kaart z WB
Als [Opn.functie] is ingesteld op [Apart opslaan] (pag. 57), draait u aan het
instelwiel <6> om de kaart te selecteren en het beeldformaat voor de
betreffende kaart in te stellen.