User manual

43
Basisbediening
Voordat u het instelwiel <
5
> gebruikt, moet u de aan-uitschakelaar instellen op <
J
>.
(1)
Druk op een knop en draai aan het instelwiel <
5
>.
Wanneer u een knop indrukt, blijft de functie zes
seconden lang (
9
) geselecteerd. Tijdens deze zes
seconden kunt u de gewenste instelling maken met
het instelwiel <
5
>. Wanneer de functieselectie niet
meer actief is of als u de ontspanknop half indrukt, is
de camera klaar om een opname te maken.
Met het instelwiel kunt u een opnamemodus,
transportmodus, flitsbelichtingscompensatie, AF-punt,
ISO-snelheid, beeldstijl, belichtingscompensatie
(wanneer de knop <
O
> wordt ingedrukt), beeldformaat,
witbalans, enzovoort selecteren of instellen.
(2)
Draai alleen aan het instelwiel <
5
>.
Draai terwijl u in de zoeker of op het bovenste
LCD-paneel kijkt aan het instelwiel <
5
> om
de gewenste instelling te selecteren.
Met dit instelwiel kunt u een waarde voor de
belichtingscompensatie en het diafragma
voor handmatige belichting instellen, een
AF-punt selecteren, enzovoort.
Aan de onderkant van de camera bevinden zich een aantal knoppen en
een instelwiel voor verticaal fotograferen (pag. 16 en 17).
Voordat u de knoppen en het instelwiel voor verticaal
fotograferen gaat gebruiken, moet u de bijbehorende
aan-uitschakelaar instellen op <
1
>.
Wanneer u de bedieningselementen voor verticaal
fotograferen niet gebruikt, kunt u de schakelaar beter op
<
2
> zetten om onbedoeld gebruik te voorkomen.
5 Selecteren met het snelinstelwiel
Verticaal fotograferen
U kunt stap (1) zelfs uitvoeren als de aan-uitschakelaar op <1> staat.