Operation Manual

f: De scherptediepte wijzigen
74
Om de juiste flitsbelichting te verkrijgen, wordt het flitsvermogen
automatisch zo ingesteld dat dit met het ingestelde diafragma
overeenkomt (automatische flitsbelichting). De sluitertijd wordt
automatisch ingesteld tussen 1/200 en 30 seconden. zodat die bij
de helderheid van de omgeving past.
Bij slechte lichtomstandigheden wordt het hoofdonderwerp belicht
met de automatische flitser. De achtergrond wordt belicht met de
automatisch ingestelde langere sluitertijd. Zowel het onderwerp als
de achtergrond zien er goed belicht uit (automatische lange
flitssynchronisatietijd). Wanneer u de camera in de hand houdt, dient
u deze goed stil te houden, zodat de camera niet wordt bewogen.
U wordt aangeraden een statief te gebruiken.
Om een lage synchronisatiesnelheid te voorkomen, selecteert u in het
menu [7 Persoonlijke voorkeuze (C.Fn)] de optie
[Flitssynchronisatiesnelheid in AV-modus] (pag. 154) en stelt u die
in op [1: 1/200sec. (vast)].
Druk op de scherptedieptecontroleknop
om het huidige diafragma-instelling te
selecteren. U kunt de scherptediepte
(bereik van de acceptabele
scherpstelling) controleren door de
zoeker.
De ingebouwde flitser gebruiken
Controle van de scherptediepteN
Wanneer de scherptediepte moeilijk kan worden vastgesteld, dient u eerst het
laagste f-nummer in te stellen. Houd vervolgens de
scherptedieptecontroleknop ingedrukt en draai terwijl u door de zoeker kijkt
het instelwiel <
6
> naar rechts. Naarmate het diafragma kleiner wordt,
wordt de zoeker donkerder. U kunt ook zien hoe de scherptediepte toeneemt.