Operation Manual

141
wAfdrukken
U kunt de opname bijsnijden en alleen
het bijgesneden gedeelte afdrukken, net
alsof de compositie opnieuw is bepaald.
Snijd de opname bij vlak voordat u
deze afdrukt. Als u bijsnijdt en
vervolgens de afdrukinstellingen instelt,
is het mogelijk dat u opnieuw moet
bijsnijden.
1
Selecteer [
Afstellen
] op het scherm met afdrukinstellingen.
2
Stel de grootte, positie en de verhouding van het bijsnijdkader in.
Het gedeelte van de opname dat binnen het bijsnijdkader valt,
wordt afgedrukt. De verhouding verticaal-horizontaal van het
bijsnijdkader kunt u wijzigen met [Papier inst.].
De grootte van het bijsnijdkader wijzigen
Met de knop <u> of <I> wijzigt u de grootte van het
bijsnijdkader. De vergroting van de opname neemt toe naarmate
het bijsnijdkader kleiner wordt.
Het bijsnijdkader verplaatsen
Druk op de toetsen <S> als u het kader horizontaal of verticaal
over de opname wilt bewegen. Verplaats het bijsnijdkader totdat
het gewenste gebied of de gewenste compositie binnen het kader
wordt weergegeven.
Het kader draaien
Telkens wanneer u op de knop <B> drukt, wisselt het
bijsnijdkader van verticaal naar horizontaal en omgekeerd. Op
deze wijze kunt u van een horizontale opname een verticale
afdruk maken.
3 Druk op <0> om de optie voor bijsnijden af te sluiten.
X Het scherm met afdrukinstellingen verschijnt weer.
U kunt de bijgesneden opname in de linkerbovenhoek van het
scherm met afdrukinstellingen bekijken.
De opname bijsnijden