Operation Manual

38
Basisbewerkingen
Voordat u het instelwiel <
5
> gebruikt, moet u de aan-uitschakelaar instellen op <
J
>.
(1)
Druk op een knop en draai aan
het instelwiel <5>.
Wanneer u een knop indrukt, blijft de functie zes
seconden lang (
9
) geselecteerd. Tijdens deze
zes seconden kunt u de gewenste instelling maken
met het instelwiel <
5
>. Wanneer de functie niet
meer actief is of als u de ontspanknop half indrukt,
is de camera klaar om een opname te maken.
Gebruik het instelwiel om de opnamemodus, de
transportmodus, de flitsbelichtingscompensatie,
het AF-punt, de ISO-waarde, de
belichtingscompensatie (wanneer de knop
<
O
> wordt ingedrukt), de witbalans of het
opnameformaat te selecteren of in te stellen.
(2)
Draai alleen aan het instelwiel <
5
>.
Draai terwijl u in de zoeker of op het bovenste
LCD-paneel kijkt aan het instelwiel <
5
> om
de gewenste instelling te selecteren.
Gebruik dit instelwiel om de waarde voor de
belichtingscompensatie en het diafragma
voor handmatige belichting in te stellen.
De <9> heeft acht pijltoetsen en een
knop in het midden.
Gebruik deze om het middelste AF-punt te selecteren,
de witbalans te corrigeren, het scherpstelkader tijdens
Live View-opnamen te selecteren, of het beeld te
verschuiven in de vergrote weergave.
<5> Het hoofdinstelwiel gebruiken om te selecteren
<9> De multifunctionele knop gebruiken
U kunt (1) ook bedienen als de aan-uitschakelaar op <1> staat.