User Manual
De installateur dient de geldende wetten inzake ventilatie en afvoer van verbrandingsproducten
na te leven. Vergeet niet dat de hoeveelheid lucht die verbrand wordt, 2m3/h voor elke
geïnstalleerd Kw vermogen (gas) bedraagt.
Installatieruimte
De ruimte waarin een apparaat dat op gas werkt wordt geïnstalleerd, moet een natuurlijke luchttoevoer
hebben die voldoende is voor gasverbranding (UNI-CIG-voorschriften 7129 en 7131). Deze lucht dient
direct te worden geleverd door één of twee openingen in een vrij oppervlak van minimum 100 cm2 (A).
Voor apparaten zonder veiligheidsventiel dient deze opening minimum 200 cm2 (afb.10) te bedragen.
De opening moet zowel aan de binnen- als aan de buitenkant altijd vrij zijn en dient zich vlak boven de
vloer te bevinden, bij voorkeur aan de overkant van de plaats waar de rook en damp worden
geproduceerd. Als men geen dergelijke openingen kan maken, mag de nodige lucht ook uit een
aangrenzende ruimte komen die naar behoren geventileerd is, mits deze ruimte geen slaapkamer is,
een gevaarlijke ruimte of een ruimte met onderdruk (UNI-CIG 7129).
Afvoer van de verbrandingsproducten
Kookapparaten op gas moeten hun verbrandingsproducten afvoeren via kappen die direct op een
schouwpijp zijn aangesloten of naar buiten leiden (afb. 10). Als een dergelijke afzuigkap niet kan
worden gemonteerd, dient een elektrische ventilator te worden gebruikt tegen de buitenmuur of op een
raam in de keuken. Deze elektrische ventilator moet sterk genoeg zijn om ten minste 3 tot 5 maal de
hoeveelheid lucht in de keuken te kunnen verversen (UNI-CIG 7129).
Componenten op afbeelding 10:
A: Luchtingang
C Kap voor de afvoer van verbrandingsproducten
E: Elektrische ventilatorvoor de afvoer van verbrandingsproducten
Het apparaat aansluiten op het gas
) Voordat u begint, dient u de controleren of het plaatselijke gasnet (gassoort en –druk)
compatibel is met de gasregelingen van de kookplaat. Controleer hiervoor de gegevens op
het serieplaatje dat op de kookplaat zit en in de handleiding is afgebeeld.
De kookplaat dient op het gas te worden aangesloten volgens de UNI-CIG-voorschriften 7129 en 7131
met harde metalen of soepele roestvaste stalen volwandbuizen volgens het UNI-CIG-voorschrift 9891
met een maximale lengte van 2 m. (afb. 14) Als u soepele metalen buizen of slangen gebruikt, dient u
ervoor te zorgen dat deze nergens met bewegende delen in aanraking komen of platgedrukt worden.
Trek of duw niet aan het apparaat om de buizen of slangen te installeren.
De gasingang heeft een gasdraad van G½”. (afb.14)
Voor ISO R7-aansluitingen hoeft u de dichting er niet tussen te doen.
Voor ISO R228-aansluitingen dient u de kopdichtingsring wel te monteren.
) Als de buizen zijn aangekoppeld, controleert u de aansluitingspunten op lekken met wat
zeepwater.
Aansluiten op het stroomnet
Voor de aansluiting op het stroomnet dient u te controleren of de netspanning overeenstemt met de
voorschriften op het serieplaatje en of de elektrische kabels dik genoeg zijn voor het vermogen dat
ook op het serieplaatje staat. De stekker voor de aansluiting moet voldoen aan de voorschriften en
geschikt zijn voor de door het apparaat opgenomen stroom. Als het apparaat rechtstreeks op het net
32