User Manual
68 | Nederlands
1 609 92A 2MD | (5.9.16) Bosch Power Tools
– Druk de ontgrendelingshendel voor de invalfunctie 7 in en
geleid de bovenfrees naar de bovenste stand.
– Draai de draaiknop 5 0,4 mm/4 maatstreepjes (verschil
van gewenste en werkelijke waarde) met de wijzers van de
klok mee.
– Controleer de gekozen freesdiepte door nogmaals proef-
frezen.
Zorg er bij de fijninstelling van de freesdiepte voor dat de zij-
waarts op de invaleenheid aangebrachte indexmarkering 8 op
de middelste van de aangegeven lijnen wijst. Zo wordt ge-
waarborgd dat er voldoende verstelweg voor de bijstelling
van de invaldiepte in beide richtingen voorhanden is.
Als de invaleenheid 2 op de maximale invaldiepte omlaag ge-
zet is, kan ook via de fijninstelling geen grotere invaldiepte
worden bereikt, omdat de maximale verstelweg reeds is be-
nut.
Een fijninstelling is ook niet mogelijk als de diepteaanslag 11
de revolveraanslag 12 raakt.
Freesdiepte op kopieereenheid instellen
(zie afbeelding H)
Ga als volgt te werk om de freesdiepte fijn in te stellen:
– Open de spanhendel voor de kopieereenheid 22.
– U kunt de freesdiepte grof in drie standen vooraf instellen.
Druk daarvoor op de spanhendel 25 en duw de freesmotor
1 in de kopieereenheid 3 omhoog of omlaag tot deze bij
een niet meer ingedrukte spanhendel 25 in een van de drie
uitsparingen 26 wordt vergrendeld. De uitsparingen heb-
ben een onderlinge afstand van 12,7 mm (0,5 ").
– Voor de fijninstelling van de freesdiepte dient de draai-
knop van de freesdiepte-fijninstelling 24. Draai deze knop
met de wijzers van de klok mee om de freesdiepte te ver-
groten. Draai de knop tegen de wijzers van de klok in om de
freesdiepte te verkleinen. De verstelweg is op de schaal-
verdeling op de draaiknop 24 in inch en millimeter aange-
geven. Het maximale instelbereik bedraagt 41 mm. De
freesdiepteschaalverdeling 34 dient voor extra oriëntatie.
Voorbeeld: De gewenste freesdiepte moet 10,0 mm zijn.
Het proeffrezen leverde een freesdiepte van 9,5 mm op.
– Stel de schaalverdeling op de draaiknop 24 op „0” zonder
daarbij de draaiknop 24 zelf te verstellen. Stel vervolgens
de draaiknop 24 met de wijzers van de klok mee op de
waarde „0,5”.
– Controleer de gekozen freesdiepte door nogmaals proef-
frezen.
Tips voor de werkzaamheden
Freesrichting en freesbewerking (zie afbeelding I)
De freesbewerking moet altijd tegen de draairichting
van het freesgereedschap 18 in plaatsvinden (tegenlo-
pend). Bij het frezen met de draairichting mee (gelijk-
lopend frezen) kan het elektrische gereedschap uit uw
hand worden getrokken.
Voor het frezen met de invaleenheid 2 gaat u als volgt te werk:
– Stel de gewenste freesdiepte in. Zie het gedeelte „Frees-
diepte instellen”.
– Zet het elektrische gereedschap met gemonteerd freesge-
reedschap op het te bewerken werkstuk en schakel het
elektrische gereedschap in.
– Duw de ontgrendelingshendel voor de invalfunctie 7 om-
laag en geleid de bovenfrees langzaam omlaag tot de inge-
stelde freesdiepte bereikt is. Laat de ontgrendelingshen-
del 7 weer los om deze invaldiepte vast te zetten.
– Voer de freesbewerking met een gelijkmatige voorwaartse
beweging uit.
– Geleid na beëindiging van de freesbewerking de boven-
frees in de bovenste stand terug.
– Schakel het elektrische gereedschap uit.
Voor het frezen met de kopieereenheid 3 gaat u als volgt te
werk:
– Opmerking: Houd er rekening mee dat het freesgereed-
schap 18 bij freeswerkzaamheden met de kopieereenheid
3 altijd uit de voetplaat 13 steekt. Beschadig de sjabloon
of het werkstuk niet.
– Stel de gewenste freesdiepte in. Zie het gedeelte „Frees-
diepte instellen”.
– Schakel het elektrische gereedschap in en geleid het naar
de te bewerken plaats.
– Voer de freesbewerking met een gelijkmatige voorwaartse
beweging uit.
– Schakel het elektrische gereedschap uit. Leg het elektri-
sche gereedschap niet neer voordat het freesgereedschap
volledig tot stilstand is gekomen.
Frezen met hulpgeleider (zie afbeelding J)
Voor het bewerken van grote werkstukken of bij het frezen
van groeven kunt u een plank of een plint als hulpgeleider op
het werkstuk bevestigen en de multifunctionele frees langs de
hulpgeleider bewegen. Bij gebruik van de invaleenheid 2 ge-
leid u de multifunctionele frees aan de afgeplatte zijde van de
glijplaat langs de hulpgeleider.
Kanten- en vormfrezen
Bij het kanten- en vormfrezen zonder parallelgeleider moet
het freesgereedschap zijn voorzien van een pen of lager.
– Geleid het ingeschakelde elektrische gereedschap van op-
zij naar het werkstuk tot de pen of het lager van het frees-
gereedschap tegen de te bewerken rand van het werkstuk
ligt.
– Geleid het elektrische gereedschap met beide handen
langs de rand van het werkstuk. Let er daarbij op dat het
gereedschap onder de juiste hoek op het werkstuk ligt. Te
sterke druk kan de rand van het werkstuk beschadigen.
Frezen met parallelgeleider (zie afbeelding K)
Duw de parallelgeleider 35 met de geleidingsstangen 36 in de
voetplaat 13 en draai deze met de vleugelschroeven 41 over-
eenkomstig de vereiste maat vast. Met de vleugelschroeven
37 en 38 kunt u de parallelgeleider bovendien in de lengte in-
stellen.
Met de draaiknop 39 kunt u na het losdraaien van beide vleu-
gelschroeven 37
de lengte fijn instellen. Een slag komt daarbij
overeen met een verstelweg van 2,0 mm. Een van de maat-
streepjes op de draaiknop 39 komt overeen met een verande-
ring van de verstelweg van 0,1 mm.
Met de aanslagrail 40 kunt u het effectieve aanlegvlak van de
parallelgeleider veranderen.
OBJ_BUCH-1178-006.book Page 68 Monday, September 5, 2016 8:53 AM