User manual

7
Klimaatklasse voor een omgevingstemperatuur van
SN +10 tot +32 °C
N +16 tot +32 °C
ST +18 tot +38 °C
T +18 tot +43 °C
Opstellen
Opstelplaats
Het apparaat in een goed geventileerde en droge ruimte neerzetten.
De omgevingstemperatuur heeft invloed op het stroomverbruik.
Het apparaat daarom
– niet aan directe straling van de zon blootstellen;
– niet bij radiatoren, naast een kachel of andere warmtebronnen plaatsen;
– alleen op een plaats neerzetten waarvan de omgevingstemperatuur over-
eenkomt met de klimaatklasse waarvoor het apparaat is ontworpen.
De klimaatklassees staan op het typeplaatje dat zich links aan de binnenkant
van het apparaat bevindt.
De volgende tabel geeft aan welke omgevingstemperatuur bij welke kli-
maatklasse behoort:
Als het onvermijdelijk is het apparaat naast een warmtebron te plaat-sen,
aan weerszijden minimaal de volgende afstanden aanhouden:
– tot elektrische fornuizen 3 cm;
– tot olie- en kolenfornuizen 30 cm.
Als men zich niet aan deze afstanden kan houden, is een warmte-isoleren-
deplaat tussen fornuis en koelapparaat aan te bevelen.
Als het koelapparaat naast een ander koel- of diepvriesapparaat staat, is een
afstand van 5 cm aan weerszijden aan te bevelen, zodat zich geen condens
vormt aan de buitenkant van de apparaten.
22
Lamp vervangen
Waarschuwing! Gevaar voor elektrische schok! Voor het vervangen van de
lamp het apparaat uitzetten en de stekker uit het stopcontact trekken of de
zekering in de huisinstallatie uitschakelen.
Lampgegevens: 220-240 V, max. 15 W
1. Om het apparaat uit te zetten de
temperatuurregelaar op stand „0"
draaien.
2. Stekker uit het stopcontact
trekken.
3. Voor het vervangen van de lamp
bevestigingsschroef eruit draaien.
4. Op de afdekking van het lampje
drukken en dit naar achteren
wegschuiven.
5. Defecte lamp vervangen.
6. De afdekking weer monteren en de bevestigingsschroef aandraaien.
7. De koelkast aanzetten.
D411
Ongewone geluiden.
Apparaat komt tegen de muur
of tegen andere voorwerpen
aan.
Apparaat staat niet recht.
Een onderdeel, bijv. een leiding,
aan de achterkant van het
apparaat komt tegen een
ander onderdeel van het appa-
raat aan of tegen de muur.
De compressor start na enige
tijd automatisch.
Zie hoofdstuk “Reiniging en
onderhoud”.
Dit is normaal, het betreft
geen storing.
Na het wijzigen van de tempe-
ratuurinstelling start de com-
pressor niet direct.
Water op de bodem van de
koelruimte of op de leg-
vlakken.
Dooiwaterafvoer is verstopt.
Dit onderdeel voorzichtig weg-
buigen.
Apparaat iets wegtrekken.
Stelvoetjes bijstellen.
Storing Mogelijke oorzaken Verhelpen