Operation Manual
42
www.aeg.com
De ruimte rondom de werkruimte
moet worden afgescheiden. Zorg dat
de omstandigheden binnen de ruimte
veilig zijn gemaakt door beheersing
van ontvlambaar materiaal.
4.
Controleren op aanwezigheid van
koelmiddel. De ruimte moet met
een gepaste koelmiddeldetector
worden gecontroleerd voorafgaande
aan en tijdens de werkzaamheden,
om te verzekeren dat de monteur
zich bewust is van mogelijk
ontvlambare atmosferen. Zorg dat de
lekkagedetectieapparatuur die wordt
gebruikt, geschikt is voor gebruik met
ontvlambare koelmiddelen, d.w.z.
geen vonken, voldoende afgesloten
of intrinsiek veilig.
5.
Aanwezigheid van een brandblusser.
Als er heet werk aan de koelapparatuur
of eventuele bijbehorende onderdelen
moet worden uitgevoerd, moet
bijbehorende brandblussende
apparatuur bijdehand zijn. Zorg dat er
een droogpoederblusser of een CO2-
brandblusser naast het oplaadgebied
aanwezig is.
6.
Geen ontstekingsbronnen. Geen
enkele persoon die werk uitvoert in
verband met een koelsysteem dat
betrekking heeft op het blootstellen
van pijpleidingen die ontvlambaar
koelmiddel bevatten of hebben bevat,
mag enige ontstekingsbronnen
gebruiken op een zodanige manier
dat dit kan leiden tot het risico op
brand of een explosie. Alle mogelijke
ontstekingsbronnen, inclusief het
roken van sigaretten, moeten
voldoende uit de buurt worden
gehouden van de plaats van installatie,
reparatie, verwijdering en wegdoen,
gedurende de periode waarin er
mogelijk ontvlambaar koelmiddel in
de omgeving kan worden vrijgegeven.
Voordat de werkzaamheden
plaatsvinden, moet de ruimte rondom
de apparatuur worden geïnspecteerd
om te zorgen dat er geen ontvlambare
gevaren of ontstekingsrisico's bestaan.
Er moeten 'Niet-roken'-borden worden
weergegeven.
7.
Geventileerde ruimte. Zorg dat
de ruimte open is of voldoende
wordt geventileerd voordat u het
systeem in gebruik stelt of hete
werkzaamheden uitvoert. Gedurende
de periode dat de werkzaamheden
worden uitgevoerd, moet er een mate
van ventilatie gaande zijn. De ventilatie
moet eventueel vrijkomend koelmiddel
veilig verspreiden en bij voorkeur
extern in de atmosfeer uitvoeren.
8.
Controles aan de
koelmiddelapparatuur. Als er
elektrische componenten worden
verwisseld, moeten ze worden
aangebracht voor dat doel en
conform de correcte specicaties.
De onderhouds- en reparatierichtlijnen
van de fabrikant moeten te allen
tijde worden opgevolgd. Bij twijfel
vraagt u de technische afdeling van
de fabrikant om hulp. De volgende
controles moeten worden toegepast
op installaties die gebruik maken van
ontvlambare koelmiddelen:
- De laadgrootte is in
overeenstemming met de grootte
van de ruimte waarbinnen de
onderdelen die koelmiddel
bevatten, worden geïnstalleerd;
- De ventilatie-apparatuur en
-uitgangen werken adequaat
en worden niet belemmerd;
- Als er een indirect
koelmiddelcircuit wordt gebruikt,
moet het secundaire circuit worden
gecontroleerd op aanwezigheid
van koelmiddel;
- De markering van het apparaat
blijft zichtbaar en goed leesbaar.
Markeringen en signalisatie die
onleesbaar zijn, moeten worden
gecorrigeerd;
- Koelmiddelleidingen of
-componenten worden
geïnstalleerd op een positie waarin
ze naar alle waarschijnlijkheid
niet worden blootgesteld aan
een substantie die corrosie kan
veroorzaken in de componenten
die koelmiddel bevatten, tenzij de
componenten zijn geconstrueerd
uit materialen die inherent bestand
zijn tegen corrosie of die op
geschikte wijze worden beschermd
tegen corrosie.
9.
Controles van elektrische
apparaten. Reparatie en onderhoud
aan elektrische componenten
moet onder meer bestaan uit
initiële veiligheidscontroles en
componentinspectieprocedures.