Operation Manual
3. Breng de slang in de juiste positie door de ringmoer los te
draaien. Als de slang zich in de juiste positie bevindt, draai de
ringmoer dan weer vast om lekkage te voorkomen.
4. Sluit de slang aan op een kraan met 3/4”-schroefdraad.
Gebruik altijd de bij de machine geleverde slang.
De installatie moet voldoen aan de vereisten van het plaatselijke
waterleidingbedrijf en de bouwvoorschriften. Voor veilige werking
van het apparaat is een minimale waterdruk van 0,05 MPa
vereist.
Als u de machine niet direct op de hoofdwaterleiding aan kunt sluiten, kunt u hem laten werken op
uw opslagsysteem voor koud water. Er moet een minimale afstand in acht worden genomen tussen
het wateraanvoerpunt van het apparaat en de bodem van het waterreservoir.
Waterstop
De toevoerslang is voorzien van een waterstop, een
beveiligingsvoorziening tegen schade veroorzaakt door waterlekkage
die kan ontstaan door natuurlijke slijtage van de slang. Deze storing
wordt aangegeven door een rood vlak in venster «A». Indien dit
gebeurt, de kraan dichtdraaien en contact opnemen met uw Service
Centrum om de slang te laten vervangen.
Waterafvoer
Het uiteinde van de afvoerslang kan op drie manieren worden geplaatst:
Over de rand van een gootsteen gehangen; gebruik hiervoor de bij de machine geleverde
slanggeleider van kunststof.
Zorg er in dit geval voor dat het uiteinde niet van de rand kan
losschieten als de wasmachine aan het leeglopen is.
U kunt de slang met een stuk touw aan de kraan vastbinden of
aan de wand bevestigen.
In een aftakking van een gootsteenafvoer. De aftakking dient
zich boven de sifon te bevinden, zodat de bocht zich ten minste 60
cm boven de grond bevindt.
Rechtstreeks in een afvoerpijp op een hoogte van niet minder dan 60 cm en niet meer dan
90 cm.
Het einde van de afvoerslang moet altijd geventileerd zijn, d.w.z. dat de binnendiameter van de
afvoerpijp groter moet zijn dan de buitendiameter van de afvoerslang.
De afvoerslang mag niet geknikt zijn.
43
Installatie
A
352
192997030_NL.qxd 07/08/2007 13.45 Pagina 43