Operation Manual

Beschrijving apparaat
11
Bedieningspaneel
1 netcontrole-indicatie (groen)
2 toets AAN/UIT
3 toets voor temperatuurinstelling (voor warmere temperaturen)
4 temperatuurindicatie
5 toets voor temperatuurinstelling (voor koudere temperaturen)
6 indicatie voor ingeschakelde FROSTMATIC-functie (geel)
• FROSTMATIC voor snel invriezen in het vriesvak
7 toets FROSTMATIC
8 indicatie voor ingeschakelde COOLMATIC-functie (geel)
• COOLMATIC voor intensief koelen in de koelruimte
9 toets COOLMATIC
Toetsen voor temperatuurinstelling
De temperatuur wordt ingesteld via de
toetsen „+“ (WARMER) en „-“ (KOUDER).
De toetsen staan in verbinding met de temperatuurindicatie.
• Door te drukken op één van de twee toetsen „+“ (WARMER) of
„-“ (KOUDER) wordt de temperatuurindicatie van de WERKELIJKE
temperatuur (temperatuurindicatie brandt) op de GEWENSTE tempe-
ratuur (temperatuurindicatie knippert) omgeschakeld.
• Met elke verdere druk op één van beide toetsen wordt de GEWENSTE
temperatuur 1 °C verder gesteld.
• Als geen toets wordt ingedrukt, schakelt de temperatuurindicatie na
korte tijd (ca. 5 sec.) automatisch weer op de WERKELIJKE tempera-
tuur terug.