Operation Manual

97
INDESIGN CS4 GEBRUIKEN
Layout
Bestandsnaam
Deze variabele voegt de naam van het huidige bestand in het document in. Doorgaans wordt de naam toegevoegd aan
de witruimte van het document wanneer dit wordt afgedrukt, of aan de kop- en voettekst. Net zoals bij Tekst voor en
Tekst na kunt u uit een aantal opties kiezen.
Inclusief volledig mappad Hiermee wordt het volledige mappad aan de bestandsnaam toegevoegd. De
standaardpadconventies voor Windows of Mac OS worden gebruikt.
Inclusief bestandsextensie Hiermee wordt de bestandsnaam plus de extensie weergegeven.
De variabele Bestandsnaam wordt bijgewerkt wanneer u het bestand onder een andere naam of op een andere plaats
opslaat. Het pad of de extensie wordt pas weergegeven als het document is opgeslagen.
Laatste paginanummer
Het type Laatste paginanummer wordt gebruikt als in de kop- en voettekst de nummering met vermelding van het
totale aantal pagina's moet worden gebruikt, bijvoorbeeld "Pagina 3 van 12". In dit geval wordt het nummer 12
gegenereerd door de variabele Laatste paginanummer. Dit nummer wordt bijgewerkt wanneer er pagina's worden
toegevoegd of verwijderd. U kunt vóór en na het laatste paginanummer tekst invoegen en een nummeringsstijl
opgeven. Kies in het menu Bereik een optie om te bepalen of het laatste paginanummer in de sectie of in het document
moet worden gebruikt.
Houd er wel rekening mee dat bij de variabele Laatste paginanummer de pagina's in het document niet worden geteld.
Doorlopende koptekst (Alinea- of Tekenstijl)
Standaard voegen de variabelen voor doorlopende kopteksten de eerste of laatste instantie (op de pagina) van de tekst
in waarop de opgegeven stijl is toegepast.
Eigen tekst
Deze variabele wordt doorgaans gebruikt voor het invoegen van plaatsvervangende tekst of voor tekst die snel moet
kunnen worden gewijzigd. Als u bijvoorbeeld aan een project werkt waarin voor een bedrijf een codenaam wordt
gebruikt, kunt u een variabele Eigen tekst voor de codenaam maken. Wanneer u de echte naam van het bedrijf mag
gebruiken, hoeft u alleen maar de variabele te wijzigen om alle codenamen in de echte naam van het bedrijf te
veranderen.
Als u speciale tekens in een tekstvariabele wilt invoegen, klikt u op het driehoekje rechts van het tekstvak.
Variabelen voor doorlopende kop- en voetteksten maken
Standaard voegt de variabele Doorlopende koptekst de eerste instantie (op de pagina) van de tekst in waarop de
opgegeven stijl is toegepast.
1 Als de inhoud nog niet is opgemaakt, maakt u voor de tekst die in de koptekst moet worden weergegeven (zoals een
titel of kop) een alinea- of tekenstijl en past u die stijl op de tekst toe.
2 Kies Tekst > Tekstvariabelen > Opgeven.
3 Klik op Nieuw en typ een naam voor de variabele.
ss Seconde, met voorloopnul 07
a AM of PM, twee letters PM
z of zzzz Tijdzone, afkorting of voluit PST of Pacific Standard Time
Afkorting Beschrijving Voorbeeld