Handleiding Bewaar deze handleiding voor toekomstige raadpleging.
FCC INFORMATION (U.S.A.) 1. IMPORTANT NOTICE: DO NOT MODIFY THIS UNIT! This product, when installed as indicated in the instructions contained in this manual, meets FCC requirements. Modifications not expressly approved by Yamaha may void your authority, granted by the FCC, to use the product. 2. IMPORTANT: When connecting this product to accessories and/or another product use only high quality shielded cables. Cable/s supplied with this product MUST be used. Follow all installation instructions.
• Verklaring van de grafische symbolen CAUTION RISK OF ELECTRIC SHOCK DO NOT OPEN CAUTION: TO REDUCE THE RISK OF ELECTRIC SHOCK, DO NOT REMOVE COVER (OR BACK). NO USER-SERVICEABLE PARTS INSIDE. REFER SERVICING TO QUALIFIED SERVICE PERSONNEL.
iv Belangrijke Informatie Belangrijke Informatie Waarschuwingen • • • • • • • • • • • • • • Sluit het netsnoer van dit apparaat alleen aan op een stopcontact van het type dat aangegeven wordt in deze handleiding of zoals aangegeven op het apparaat. Als u dit niet doet, bestaat de kans op brand en elektrische schokken. Zorg ervoor dat er geen water in dit apparaat terecht komt of dat het apparaat nat wordt. Dit zou kunnen resulteren in brand of een elektrische schok.
Opmerkingen over de bediening • • • • • • v Houd altijd de stekker vast als u het netsnoer wilt loskoppelen van het stopcontact. Trek nooit aan het snoer. Een beschadigd netsnoer kan resulteren in brand en elektrische schokken. Raak de stekker nooit met natte handen aan. Als u dat wel zou doen, bestaat de kans op een elektrische schok. Dit apparaat heeft ventilatie-openingen aan de bovenkant, voorkant, achterkant en zijkant om te voorkomen dat de inwendige temperatuur te hoog oploopt. Blokkeer ze niet.
vi Belangrijke Informatie Handelsmerken ADAT MultiChannel Optical Digital Interface is een handelsmerk, en ADAT en Alesis zijn geregistreerde handelsmerken van Alesis Corporation. Apogee is een handelsmerk van Apogee Electronics, Inc. Apple, Mac en Power Macintosh zijn geregistreerde handelsmerken en Mac OS is een handelsmerk van Apple Corporation, Inc. HUI is een handelsmerk van Mackie Designs, Inc. Intel en Pentium zijn geregistreerde handelsmerken van Intel Corporation.
Over deze handleiding vii Over deze handleiding Deze handleiding legt uit hoe het 01V96 digitale mengpaneel te bedienen. De inhoudsopgave kan u helpen vertrouwd te raken met de structuur van de handleiding en bij het vinden van functies en onderwerpen. De index kan u helpen bepaalde informatie te vinden. Voordat u aan de gang gaat adviseren we u het hoofdstuk “Bedieningsbeginselen” te lezen, te beginnen op blz. 27. Elk hoofdstuk in deze handleiding behandelt een bepaalde sectie of functie van de 01V96.
Inhoud Inhoud 1 Welkom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 2 Bedieningspaneel & achterpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Bedieningspaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Achterpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 Een optionele kaart installeren . . . . . . . .
Inhoud 9 AUX SEND-niveaus instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 AUX SEND-instellingen van meerdere kanalen bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 AUX SENDs pannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 Kanaalfaderposities naar AUX SENDs kopiëren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 10 In- & uitgangsrouting . . . . . . . . . . . . . . .
Inhoud 18 MIDI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211 MIDI & de 01V96 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211 Instellen van de MIDI-poorten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212 Scenes toewijzen aan programmawijzigingen voor het op afstand oproepen ervan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Welkom 11 1 Welkom 1 ■ Hardware • • • • • • • • 100-mm gemotoriseerde faders x 17 De faders kunnen voor de bediening van de ingangskanalen, AUX-zendniveaus en busuitgangsniveaus gebruikt worden. Vier keuzeschakelaars waarmee de functie van de kanaalfaders bepaald kan worden. 320 x 240 pixels LCD-display Knoppen en regelaars in de SELECTED CHANNEL-sectie maken rechtstreekse bewerking van kanaal-EQ-parameters mogelijk.
Hoofdstuk 1—Welkom ■ Kanaalconfiguratie • • • • • • 32 ingangskanalen en vier ST IN-kanalen kunnen tegelijkertijd gemixt worden. Groepeer meerdere kanalen en paar kanalen voor stereo. Acht BUS OUTs en acht AUX SENDs BUS OUTs 1-8 kunnen naar de stereobussen worden gevoerd voor gebruik als groepsbussen Kanaalbibliotheek voor het opslaan en terugroepen van de kanaalinstellingen voor elk ingangs- en uitgangskanaal.
Bedieningspaneel & achterpaneel 13 2 Bedieningspaneel & achterpaneel 2 Bedieningspaneel DISPLAY ACCESSsectie (blz.
Hoofdstuk 2—Bedieningspaneel & achterpaneel AD-ingangssectie CH1-4 1 2 3 4 5 9 10 11 12 13 15 14 16 1 A A A A A A A A A B B B B B B B B B 2 INPUT (BAL) INSERT 3 4 5 6 7 8 OUT IN (UNBAL) INSERT I/O INSERT I/O INSERT I/O INSERT I/O INSERT I/O INSERT I/O INSERT I/O INSERT I/O INSERT I/O 20dB 20dB 20dB 20dB 20dB 20dB 20dB 20dB 20dB CH15/16 2TR IN PAD -60 -16 -60 -16 -60 -16 -60 -16 -60 -16 -60 -16 -60 -16 -60 -16 -60 -16 GAIN GAIN
Bedieningspaneel 15 D PAD-schakelaars Deze schakelaars zetten de 20 dB pad (verzwakking) aan of uit voor elke AD-ingang. E GAIN-regelaars Deze regelaars passen de ingangsgevoeligheid aan voor elke AD-ingang. De ingangsgevoeligheid is van –16 dB tot –60 dB als de pad uit is, en van +4 dB tot –40 dB als de pad aan staat. G SIGNAL-indicators Deze indicators lichten op als het ingangssignaalniveau de –34 dB overschrijdt.
Hoofdstuk 2—Bedieningspaneel & achterpaneel Kanaalstripsectie A [SEL]-knoppen Met deze knoppen kunt u de gewenste kanalen selecteren. De [SEL]-knopindicator van het momenteel geselecteerde kanaal licht op. Welke kanalen door elke van de [SEL]-knoppen worden geselecteerd hangt af van de in de LAYER-sectie geselecteerde layer (zie blz. 19).
Bedieningspaneel 17 ST IN-sectie 1 ST IN 2 2 SEL SOLO SOLO 3 4 ON ST IN 1 ON ST IN 2 5 A [ST IN]-knop Deze knop selecteert een ST IN-kanaalpaar (ST IN-kanalen 1 & 2 of 3 & 4) die met de knoppen en de regelaars in de ST IN-sectie geregeld kunnen worden. De indicators rechts van de knop geven de beschikbare ST IN-kanalen aan. B [SEL]-knoppen Deze knoppen selecteren het ST IN-kanaal dat u wilt regelen. C [SOLO]-knoppen Deze knoppen schakelen de geselecteerde ST IN-kanalen in solo.
Hoofdstuk 2—Bedieningspaneel & achterpaneel DISPLAY ACCESS-sectie 1 2 3 4 DISPLAY ACCESS 6 5 SCENE DIO/SETUP PAN/ / INSERT/ ROUTING DELAY DYNAMICS EQ MIDI UTILITY PAIR/ GROUP PATCH EFFECT VIEW 7 8 9 J K L A [SCENE]-knop Deze knop roept een SCENE-pagina op, waardoor u scenes kunt opslaan en terugroepen (zie blz. 161).
Bedieningspaneel 19 LAYER-sectie LAYER 1-16 17-32 2 MASTER REMOTE 2 3 A [1–16]/[17–32]-knoppen Deze knoppen selecteren een ingangskanaallayer als de layer die via de kanaalstrippen geregeld kan worden. Als de [1–16]-knop is aangezet kunt u de kanalen 1–16 regelen. Als de [17–32]-knop is aangezet kunt u de kanalen 17–32 regelen. (Zie blz. 31 voor meer informatie over de ingangskanaallayers.
Hoofdstuk 2—Bedieningspaneel & achterpaneel E Linkertabscroll[ ]-knop F Rechtertabscroll[ ]-knop Als er meer pagina’s beschikbaar zijn dan de vier waarvan momenteel de tab wordt getoond, gebruik dan deze knoppen om de overige tabs weer te geven. Deze knoppen zijn alleen beschikbaar als de linker- of rechtertabscrollpijl verschijnt.
Bedieningspaneel 21 SCENE MEMORY-sectie SCENE MEMORY STORE 2 RECALL 3 2 A [STORE]-knop Deze knop maakt het u mogelijk om de huidige mixinstellingen op te slaan. (Zie blz. 161 voor meer informatie over Scenegeheugens.) B Scene op [ ] / neer [ ]-knoppen Deze knoppen selecteren een scene om naar weg te schrijven of om terug te roepen. Drukken op de scene op [ ]-knop verhoogt het nummer; drukken op de scene neer [ ]-knop verlaagt het nummer.
Hoofdstuk 2—Bedieningspaneel & achterpaneel Data-invoersectie 3 DEC INC 1 4 2 ENTER A Parameterwiel Deze regelaar past de parameterwaarden aan die in de display worden getoond. Deze met de klok meedraaien verhoogt de waarde; tegen de klok indraaien verlaagt de waarde. Dit wiel maakt het u ook mogelijk om door een weergegeven overzicht te scrollen en een karakter voor invoer te selecteren (zie blz. 30).
Achterpaneel 23 Achterpaneel PHANTOM +48V (blz. 23) Digitale I/O-sectie (blz. 24) AD-uitgangssectie (blz. 23) MIDI-besturingssectie (blz. 25) 2 Bedieningspaneel & achterpaneel POWER-sectie (blz. 25) SLOT-sectie (blz. 25) PHANTOM +48V 3 2 1 A CH1–4 ON/OFF-schakelaar B CH5–8 ON/OFF-schakelaar C CH9–12 ON/OFF-schakelaar Elke van deze schakelaars zet de +48V fantoomvoeding aan of uit voor de vier corresponderende ingangen.
Hoofdstuk 2—Bedieningspaneel & achterpaneel B OMNI OUT-aansluitingen 1–4 Deze gebalanceerde TRS-steekplugaansluitingen kunnen bussignalen of direct uit-signalen uitvoeren. Het nominale signaalniveau is +4 dB. Top (heet) 6,3 mm TRS-steekplug Ring (koud) Mantel (massa) C STEREO OUT-aansluitingen L/R Deze gebalanceerde XLR-3-32-aansluitingen voeren de stereo uitgangssignalen uit. Het nominale signaalniveau is +4 dB.
Achterpaneel 25 MIDI-besturingssectie 2 2 A MIDI IN/THRU/OUT-poorten Deze standaard MIDI IN-, OUT- en THRU-poorten maken het u mogelijk de 01V96 op andere MIDI-apparatuur aan te sluiten. B TO HOST USB-poort Deze USB-poort maakt het u mogelijk een computer die is uitgerust met een USB-poort aan te sluiten. SLOT-sectie 1 A SLOT U kunt optionele mini-YGDAI-kaarten in dit slot plaatsen. (Zie blz. 26 voor informatie over het installeren van deze kaarten.
Hoofdstuk 2—Bedieningspaneel & achterpaneel Een optionele kaart installeren Bezoek de volgende Yamaha Pro Audio-website om u ervan te vergewissen dat de kaarten die u installeert worden ondersteund door de 01V96. . Volg de onderstaande stappen om een optionele mini-YGDAI-kaart te installeren. 1 Zorg ervoor dat de 01V96 is uitgezet. 2 Draai de twee bevestigingsschroeven los en verwijder het slotafdekplaatje, zoals hieronder aangegeven.
Bedieningsbeginselen 27 3 Bedieningsbeginselen Dit hoofdstuk beschrijft de basisbediening van de 01V96, inclusief het gebruik van de display en de bediening van de regelaars op het bedieningspaneel.
Hoofdstuk 3—Bedieningsbeginselen G Samplefrequentie-indicator Deze indicator geeft de huidige samplefrequentie van de 01V96 aan: 44,1 kHz (44k); 48 kHz (48k); 88,2 kHz (88k) of 96 kHz (96k). H ST IN-kanaalniveaus Deze niveauregelaars geven het niveau van de ST IN kanalen 1–4 aan. I Paginatitel Deze sectie geeft de titel van de huidige pagina aan. J Kanaalnaam Bij bepaalde pagina’s geeft dit gebied de lange naam van het momenteel geselecteerde kanaal aan.
Display-interface 29 4 Druk op de cursorknoppen om de cursor (een vette omlijning) naar een knop, parameterveld, draairegelaar of fader te verplaatsen, zodat u de waarde kunt wijzigen. Tip: De 01V96 onthoudt de huidige pagina en parameter als u een nieuwe paginagroep selecteert. Als u terugkeert naar de voorgaande paginagroep geeft de 01V96 de juiste pagina aan terwijl dezelfde parameter is geselecteerd. U kunt ook een pagina selecteren met de regelaars of knoppen op het bedieningspaneel (zie blz. 226).
Hoofdstuk 3—Bedieningsbeginselen Confirmation (bevestigings)-mededelingen Bij bepaalde functies vraagt de 01V96 u om een bevestiging voor het uitvoeren van de functie, zoals hier aangegeven. Verplaats de cursor naar YES en druk op [ENTER] om de functie uit te voeren, of verplaats de cursor naar NO en druk op [ENTER] om te annuleren. Als u een tijdje geen actie onderneemt sluit het bevestigingsvenster automatisch en de functie wordt niet uitgevoerd.
Layers selecteren 31 Layers selecteren In- en uitgangskanalen (busuitgangen & auxuitgangen) zijn in layers geconfigureerd, zoals hieronder is geïllustreerd. Er zijn alles bij elkaar vier layers. 3 Bedieningsbeginselen Ingangskanaal Layer 1–16 Ingangskanaal Layer 17–32 MASTER LAYER REMOTE LAYER De momenteel geselecteerde layer bepaalt de functie van de kanaalstrip, [SEL]-knoppen, [SOLO]-knoppen, [ON]-knoppen en faders.
Hoofdstuk 3—Bedieningsbeginselen Kanalen selecteren Om een kanaal op de 01V96 te selecteren, drukt u op de corresponderende [SEL]-knop. Om de PAN en EQ-instellingen aan te passen, gebruikt u de draaiknoppen in de SELECTED CHANNEL-sectie. Om een kanaal op een pagina die meerder kanalen bevat te selecteren, drukt u op corresponderende [SEL]-knop. 1 Druk op de corresponderende LAYER-knop om een layer te selecteren die het gewenste kanaal bevat (zie blz. 31).
Fadermodes selecteren Fadermodes selecteren De functie van de kanaalfaders (1–16) hangt af van de geselecteerde layer en fadermode. 1 Selecteer een layer die het gewenste kanaal bevat (zie blz. 31). 2 Druk op de FADER MODE-knoppen om een fadermode te selecteren. De knopindicators geven de volgende fadermodes aan: • Als de [HOME]-knopindicator oplicht: U kunt kanaalfaders gebruiken om de ingangskanalen en ST-IN-kanaalniveaus of uitgangskanaalmasterniveaus (AUX OUT 1-8, BUS OUT 1-8) te regelen.
Hoofdstuk 3—Bedieningsbeginselen Meters Deze sectie beschrijft hoe u de in- en uitgangskanaalniveaus kunt controleren met de METER-pagina’s. 1 Druk herhaaldelijk op de FADER MODE [HOME]-knop tot de METER | POSITIONpagina verschijnt. Deze pagina maakt het u mogelijk om de meetpositie voor de in- en uitgangskanalen in te stellen. 1 2 A INPUT-sectie Deze sectie maakt het u mogelijk de meetpositie voor de ingangskanaal- en ST INkanaalsignalen in te stellen.
Meters 35 - ST IN-pagina Deze pagina toont afzonderlijk de linker- en rechterkanaalniveaus van de ST IN-kanalen 1–4. 3 Bedieningsbeginselen - MASTER-pagina Deze sectie toont de uitgangskanaalniveaus (AUX OUT 1–8, BUS OUT 1–8, STEREO OUT) in één overzicht. - EFFECT-pagina Deze pagina toont de interne effectprocessor 1–4 in- en uitgangsniveaus in één overzicht.
Hoofdstuk 3—Bedieningsbeginselen - STEREO-pagina Deze pagina toont het STEREO OUT-uitgangsniveau. Als u de CH1-32-pagina of de MASTER-pagina heeft geselecteerd, gebruik dan de MASTER MODE-parameter om één van de volgende drie meetsignaaltypes te selecteren: • GATE GR....................... De door de gate teweeggebrachte versterkingsreductie (alleen voor CH1-32) • COMP GR..................... De door de compressor teweeggebrachte versterkingsreductie. • LEVEL ...........................
Aansluitingen en opstelling 37 4 Aansluitingen en opstelling Dit hoofdstuk legt uit hoe u uw 01V96 moet aansluiten en opstellen. Aansluitingen De volgende sectie legt drie veel voorkomende manieren uit om de 01V96 op externe apparatuur aan te sluiten, ofschoon er talrijke andere manieren zijn.
Hoofdstuk 4—Aansluitingen en opstelling ■ Het configureren van een opnamesysteem met een harddiskrecorder. Computer HDR (Harddiskrecorder) MIDI IN Effectprocessor ADAT IN MY8-AT enz.
Aansluitingen 39 ■ Het configureren van een opnamesysteem dat gebruik maakt van een DAW (Digital Audio Workstation) Computer 4 Aansluitingen en opstelling MIDI-interface MIDI IN MIDI OUT Audio-interface SLOT CH1-4 88 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 TO HOST USB-poort Effectprocessor ADAT IN MY-16AT enz.
Hoofdstuk 4—Aansluitingen en opstelling Wordclock-aansluitingen en instellingen Over wordclock Digitale audio-apparatuur moet worden gesynchroniseerd als er digitale audiosignalen van het éne naar het andere apparaat worden overgedragen.
Wordclock-aansluitingen en instellingen 41 Als de externe apparaten geen WORDCLOCK IN- en OUT-aansluitingen hebben kunt u de clockinformatie gebruiken die onderdeel uitmaakt van de digitale audiosignalen. In dit geval worden digitale audiosignalen en wordclocksignalen overgedragen via de 2TR OUT DIGITAL- en 2TR IN DIGITAL-aansluitingen of via de in het achterpaneelslot geïnstalleerde digitale I/O-kaart.
Hoofdstuk 4—Aansluitingen en opstelling De bronselectieknopindicators worden hier uitgelegd: Er is een bruikbaar wordclocksignaal op deze ingang aanwezig en deze is synchroon met de huidige interne clock van de 01V96. Op deze ingang is geen wordclocksignaal aanwezig. Er is een bruikbaar wordclocksignaal op deze ingang aanwezig, maar deze is niet synchroon met de huidige interne clock van de 01V96. Deze ingang is de momenteel geselecteerde wordclockbron.
Routen van de in- en uitgangen 43 Routen van de in- en uitgangen De 01V96 is ontworpen om het u mogelijk te maken om signalen van de ingangen naar de uitgangen te routen (toe te wijzen/patchen). Deze sectie legt uit hoe u de signalen die naar de in- en uitgangen zijn geroutet kunt bekijken en desgewenst kunt wijzigen. Tip: Als een bepaald signaal niet hoorbaar is of als een uitgang niet het verwachte uitgangssignaal geeft, controleer dan eerst de PATCH-instellingen, zoals hieronder aangegeven.
Hoofdstuk 4—Aansluitingen en opstelling 3 Druk op [ENTER] om de wijziging te bevestigen. Tip: Roep, om de standaardrouting terug te roepen, INPUT PATCH-geheugennr. 00 op (zie blz. 174). OMNI-uitgangen routen Standaard zijn de uitgangsaansluitingen als volgt geroutet: • OMNI OUT-aansluitingen 1–4 .........AUX OUT 1–4 • ADAT OUT-kanalen 1–8 ....................BUS OUT 1–8 • SLOT-kanalen 1–8 ...............................BUS OUT 1–8 • SLOT-kanalen 9–16 .............................
Routen van de in- en uitgangen 45 2 Gebruik de cursorknoppen om de cursor naar een PATCH-parameter (1) te verplaatsen die u wilt wijzigen, en draai aan het parameterwiel of druk op de [INC]/[DEC]-knoppen om de toewijzing te wijzigen. 3 Druk op [ENTER] om de wijziging te bevestigen. Tip: Roep, om de standaardrouting terug te roepen, OUTPUT PATCH-geheugennr. 00 op (zie blz. 175).
Hoofdstuk 4—Aansluitingen en opstelling 01V96—Handleiding
Praktijkvoorbeelden 47 5 Praktijkvoorbeelden Dit hoofdstuk beschrijft hoe u de 01V96 voor multitrackopname en afmixen kunt gebruiken, door een voorbeeld te gebruiken waarin de 01V96 met een digitale multitrackrecorder is verbonden. Er worden een ritmemachine, gitaar, bas en synthesizer opgenomen.
Hoofdstuk 5—Praktijkvoorbeelden Tip: • Zie blz. 40 voor meer informatie over wordclock. • Zie blz. 75 voor meer informatie over 01V96s die met een hogere samplefrequentie (88,2 kHz of 96 kHz) werken. Opm.: • U kunt de interne clock van de 01V96 als wordclockbron selecteren. In dit geval moet u de harddiskrecorder zo instellen dat deze synchroniseert met een externe clock. • Als de 01V96 en een aangesloten apparaat niet synchroon met elkaar lopen, toont de 01V96 de mededeling “Sync Error!”.
Eerste trackopnamen 49 4 Druk herhaaldelijk op de [PATCH]-knop tot de PATCH | OUT PATCH-pagina verschijnt. Zorg ervoor dat op deze pagina de OUTPUT PATCH-instellingen op de standaardwaarden staan, zoals hieronder aangegeven. 5 Roep, als de OUTPUT PATCH-instellingen afwijken van de standaardinstellingen, OUTPUT PATCH-geheugennr. 00 van de OUTPUT PATCH LIBRARY op (blz. 172).
Hoofdstuk 5—Praktijkvoorbeelden De CH1-32-pagina maakt het u mogelijk om de ingangskanaal 1–32-niveaus en de hoeveelheid compressor- en gateversterkingsreductie te bekijken. 2 1 4 Zorg ervoor dat de LEVEL-knop (1) is aangezet in de METER MODE-sectie. De METER MODE-sectie maakt het u mogelijk het signaalsoort te selecteren dat via de meters wordt getoond. Als er een andere knop dan de LEVEL-knop aan staat, verplaats de cursor dan naar de LEVEL-knop en druk vervolgens op [ENTER].
Eerste trackopnamen 51 Parameters worden gekopieerd. SEL SEL SEL SEL SEL SEL 2 Druk, om een paar te ontbinden op de [SEL]-knop van één van de gepaarde kanalen en houd deze ingedrukt. Druk vervolgens op de [SEL]-knop van het andere kanaal. Opm.: Zorg, als u de faders van gepaarde kanalen wilt bedienen, dat u slechts één fader van het paar gebruikt. Als u probeert de faders van beide kanalen te bedienen, zal er een excessieve belasting van de fadermotor plaatsvinden, wat defecten kan veroorzaken.
Hoofdstuk 5—Praktijkvoorbeelden • Directe uitgangen (DIRECT OUT) gebruiken Elk ingangskanaalsignaal wordt direct naar de aangegeven uitgangsaansluitingen en - kanalen geroutet en uitgevoerd. Gebruik deze methode om alle ingangskanalen rechtstreeks naar elk van de mutritrackrecordertracks te routen. Het volgende voorbeeld laat zien hoe de signalen direct worden uitgevoerd via de ADAT OUT-kanalen 1–5.
Eerste trackopnamen 53 2 Verplaats de cursor naar de S-knop van het ingangskanaal waarop het muziekinstrument of de microfoon is aangesloten, en druk vervolgens op [ENTER] om deze uit te zetten. Standaard is elk van de ingangskanalen naar de STEREO BUS geroutet, waardoor u de signalen via de MONITOR OUT- en PHONES-aansluitingen kunt afluisteren.
Hoofdstuk 5—Praktijkvoorbeelden 7 Verplaats de cursor naar het parameterveld voor de ingangskanalen die u naar de DIRECT OUTs wilt routen en geef dan de uitgangsaansluitingen of -kanalen aan. In dit voorbeeld worden de ingangskanaal 9–12-signalen naar de ADAT OUT-kanalen 5–8 geroutet. 8 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [PAN/ROUTING]-knop tot de PAN/ROUTE | ROUT1-16-pagina verschijnt.
Eerste trackopnamen 55 5 Tip: Het bedienen van de PAN- instellingen, faders en [ON]-knoppen van de ingangskanalen 17-32 heeft invloed op het afluisteringssignaal, maar heeft geen invloed op het signaal dat wordt opgenomen door de digitale multitrackrecorder. 5 Druk op de DISPLAY ACCESS [HOME]-knop en vervolgens op de [F1]-knop om de METER | CH1-32-pagina op te roepen. 6 Zorg ervoor dat [ON]-knopindicators 1–8 aan zijn en verhoog vervolgens de [STEREO]-fader naar 0 dB.
Hoofdstuk 5—Praktijkvoorbeelden De ingangssignalen EQ-en De ingangskanalen van de 01V96 beschikken over een 4-bands volledige parametrische EQ. Deze sectie beschrijft hoe EQ toe te passen op de signalen voordat ze worden opgenomen op de tracks. 1 Druk op de LAYER [1–16]-knop. INPUT CHANNEL LAYER 1–16 is nu beschikbaar voor regelen via de kanaalstrip. 2 Druk op de [SEL]-knop van het ingangskanaal waarop u EQ toe wilt passen.
Eerste trackopnamen • Q Deze parameterregelaar bepaalt de Q-factor (helling) voor het verzwakken/versterken van de middenfrequentie die via de F-parameterregelaar is ingesteld. Het instelbereik is van 10 tot 0,10. Des te lager de waarde des te steiler de helling. Deze parameterregelaar selecteert ook het EQ-type voor de LOW- en HIGH-banden. • F (Frequentie) Deze parameterregelaar bepaalt de middenfrequentie voor het verzwakken/versterken, met een instelbereik van 21,2 Hz tot 20,0 kHz.
Hoofdstuk 5—Praktijkvoorbeelden 3 Druk op de [DYNAMICS]-knop en vervolgens op de [F4]-knop. De DYNAMICS | COMP LIB-pagina verschijnt. Deze pagina maakt het u mogelijk de compressorinstellingen (programma’s) op te slaan in de COMPRESSOR LIBRARY, en de compressorprogramma’s van de library terug te roepen. Dit voorbeeld gebruikt één van de compressorprogramma’s 1–36 van de COMPRESSOR LIBRARY.
Eerste trackopnamen 59 5 7 Druk op de [ENTER]-knop om de ON/OFF-knop, die zich in de linkeronderhoek van de pagina bevindt, aan te zetten. De ON/OFF-knop zet de compressor van het momenteel geselecteerde ingangskanaal aan of uit. 8 Pas, terwijl een musicus het muziekinstrument bespeelt, de compressorparameters aan. Verplaats om dit te doen de cursor naar de gewenste parameter in de PARAMETER-sectie van de pagina, en draai vervolgens aan het parameterwiel of druk op de [INC]/[DEC]-knoppen.
Hoofdstuk 5—Praktijkvoorbeelden Tip: Als de digitale multitrackrecorder MMC (MIDI Machine Control)-commando’s ondersteunt kunt u de MACHINE CONTROL-functie van de 01V96 gebruiken om vanaf de 01V96 tracks te selecteren of een positie op de recorder te lokaliseren (zie blz. 208).
Overdubben naar andere tracks 61 Signalen routen Volg de onderstaande stappen om de ingangskanaal 1- en 2-signalen rechtstreeks naar de SLOT-kanalen 1 en 2 te routen zodat de signalen zullen worden opgenomen op track 9 en 10 van de digitale multitrackrecorder. 1 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [PATCH]-knop tot de PATCH | DIRECT OUT-pagina verschijnt.
Hoofdstuk 5—Praktijkvoorbeelden 5 Druk op de [F1]-knop om de PAN/ROUTE | PAN-pagina op te roepen, en gebruik vervolgens de PAN/parameterregelaars op de pagina om de kanaalsignalen te pannen. 6 Druk op de DISPLAY ACCESS [HOME]-knop en vervolgens op de [F1]-knop om de METER | CH1-32-pagina op te roepen. 7 Zorg ervoor dat [ON]-knopindicators 9 en 10 aan zijn. 8 Stel, terwijl de musici de muziekinstrumenten bespelen, de faders 9 en 10 in op het juiste afluisteringsniveau.
Opgenomen tracks naar stereo mixen (afmixen) 63 Opgenomen tracks naar stereo mixen (afmixen) “Afmixen” is het proces waarbij de opgenomen tracks naar stereo worden gemixt en het stereosignaal wordt opgenomen op een externe masterrecorder. Deze sectie beschrijft hoe de op track 1-16 opgenomen signalen naar een stereosignaal kunnen worden gemixt. Pas vervolgens de interne effecten van de 01V96 toe op het signaal en neem het op op een externe masterrecorder.
Hoofdstuk 5—Praktijkvoorbeelden 3 Verplaats de cursor naar het 2L-parameterveld in de STEREO INPUT-sectie, draai aan het parameterwiel of druk op de [INC]/[DEC]-knoppen om “2TD L” te selecteren en druk vervolgens op [ENTER]. 4 Verplaats op dezelfde manier de cursor naar het 2R-parameterveld in de STEREO INPUT-sectie en selecteer vervolgens “2TD R". De signalen die binnenkomen via de 2TR IN DIGITAL-aansluiting worden nu naar ST IN-kanaal L en R geroutet.
Opgenomen tracks naar stereo mixen (afmixen) 65 5 5 Gebruik de PAN-parameterregelaars voor de ingangskanalen 17–32 op de pagina om de panpot van elk van de tracks aan te passen. Tip: U kunt ook de paninstellingen aanpassen door de ingangskanalen via de corresponderende [SEL]-knop te selecteren en vervolgens aan de SELECTED CHANNEL [PAN]-regelaar te draaien. 6 Verhoog de [STEREO]-fader naar 0 dB.
Hoofdstuk 5—Praktijkvoorbeelden De interne effecten gebruiken De 01V96 beschikt over vier interne multi-effectprocessors die kunnen worden gebruikt via AUX SENDs en RETURNs of door ze in bepaalde kanalen tussen te voegen (inserteren). Deze sectie beschrijft hoe de interne effectprocessor 1 via AUX SEND 1 te gebruiken, en reverb toe te passen op de tracksignalen. 1 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [PATCH]-knop tot de PATCH | EFFECT-pagina verschijnt.
Opgenomen tracks naar stereo mixen (afmixen) 67 4 Draai aan het parameterwiel en selecteer “2. Reverb Room”. Selecteer omwille van dit praktijkvoorbeeld dit "Reverb Room"-programma. Tip: Druk, om de effectparameters te bewerken, herhaaldelijk op de [EFFECT]-knop tot de EFFECT | FX1 EDIT-pagina verschijnt (zie blz. 157). 6 Druk op de LAYER [17–32]-knop. INPUT CHANNEL LAYER 17–32 wordt geselecteerd voor regelen via de kanaalstrip. 7 Druk op de FADER MODE [AUX1]-knop. De knopindicator licht op.
Hoofdstuk 5—Praktijkvoorbeelden Opnemen op de Masterrecorder Volg de onderstaande stappen om het gemixte stereosignaal van de 01V96 op te nemen op de aangesloten masterrecorder. 1 Start het opnemen op de masterrecorder en start vervolgens het afspelen op de digitale multitrackrecorder. Houd tijdens het opnemen de stereometer rechts in de display in de gaten en zorg ervoor dat het stereo-uitgangsniveau niet clipt.
Analoge & digitale in-/uitgangen 69 6 Analoge & digitale in-/uitgangen Dit hoofdstuk beschrijft de analoge en digitale in-/uitgangsaansluitingen van de 01V96, alsook de basishandelingen met betrekking tot de digitale in-/uitgangen. Analoge in- & uitgangen Ingangssectie Het bedieningspaneel van de 01V96 beschikt over INPUT-aansluitingen, die het u mogelijk maken microfoon- en lijnniveaubronnen aan te sluiten.
Hoofdstuk 6—Analoge & digitale in-/uitgangen • GAIN-regelaars -60 -16 GAIN PEAK SIGNAL INPUTs 1 t/m 16 beschikken over GAIN-draairegelaars die de ingangsgevoeligheid aanpassen. De ingangsgevoeligheid van de INPUT-aansluitingen 1–12 is van –16 dB tot –60 dB als de pad uit is, en van +4 dB tot –40 dB als de pad aan staat. De ingangsgevoeligheid van de INPUT-aansluitingen 13–16 is van +4 dB tot –26 dB.
Digitale in- & uitgangen 71 Digitale in- & uitgangen Het achterpaneel van de 01V96 beschikt over digitale in- en uitgangsaansluitingen die het u mogelijk maken externe digitale apparaten aan te sluiten. Elk signaalpad kan naar deze digitale in- en uitgangen worden geroutet. U kunt ook analoge en digitale in-/uitgangen toevoegen door een optionele I/O-kaart in het slot te installeren.
Hoofdstuk 6—Analoge & digitale in-/uitgangen Kaart Format In MY4-DA Analoog uit Uit 4 20-bits, 44,1/48 kHz 8 24-bits, 44,1/48/88,2/96 kHz — MY8-DA96 MY8-AE2 MY8-AE96 24-bits, 44,1/48 kHz AES/EBU I/O 8 MY8-AE96S3 MY8-AT2 MY16-AT Resolutie/samplefrequentie 8 Optisch x2 16 Tascam MY8-mLAN2 IEEE1394 25-pins D-sub 24-bits, 44,1/48/88,2/96 kHz ADAT I/O MY8-TD2 Aansluitingen XLR-3-32-type (gebalanceerd) x4 16 Optisch x4 24-bits, 44,1/48 kHz 8 8 25-pins D-sub BNC-wordclockuitgang 6-p
De digitale ingangskanaalstatus in de gaten houden 73 2 Gebruik de cursorknoppen om de cursor naar elk van de twee-kanaalsknoppen in de SRC-secties te verplaatsen, en druk vervolgens op [ENTER]. De samplefrequentieconverter van de geselecteerde 2-kanaalsingang gaat aan of uit. Als deze aan is wordt de samplefrequentie van de ontvangen digitale audio omgezet naar de huidige samplefrequentie van de 01V96.
Hoofdstuk 6—Analoge & digitale in-/uitgangen Parameterwaarde Omschrijving Magnetic Apparaat met magneetband en magnetisch opslagapparaat D.Broadcast Digitale radio-ontvangst Instruments Muziekinstrument, microfoon en bronnen die stringsignalen opwekken A/D Conv A/D-converter (zonder copyrightinformatie) A/D Conv with (C) A/D-converter (met copyrightinformatie) Solid Memory Vastopslagapparaat Experimental Experimenteel apparaat Unknown Onbekend Opm.
Het overdrachtsformat (Transfer Format) voor hogere samplefrequenties instellen 75 Het overdrachtsformat (Transfer Format) voor hogere samplefrequenties instellen Om de 01V96 met hogere samplefrequenties (88,2 kHz of 96 kHz) te laten werken en digitale audiosignalen over te dragen van en naar aangesloten externe apparaten, moet u het dataoverdrachtsformat in overeenstemming brengen met de samplefrequenties die door de externe apparaten ondersteund worden.
Hoofdstuk 6—Analoge & digitale in-/uitgangen • SINGLE In de enkele mode (single mode) worden digitale audiodata ontvangen en verzonden met een samplefrequentie die de helft (44,1/48 kHz) is van de huidige hogere samplefrequentie van de 01V96. Dit is bijvoorbeeld nuttig als u 44,1 kHz digitale signalen van een externe harddiskrecorder wilt verzenden naar de 01V96, die op 88,2 kHz werkt. Opm.
Ingangskanalen 7 Ingangskanalen Dit hoofdstuk beschrijft hoe de ingangskanaalparameters van de 01V96 aan te passen. Over ingangskanalen De ingangskanaalsectie maakt het u mogelijk het niveau en de klank van de signalen aan te passen die binnenkomen op de 01V96 (en de signalen die door de interne effectprocessors 1–4 worden uitgevoerd), en de signalen naar BUS 1–8, de STEREO BUS en AUX SEND 1–8 te routen.
Hoofdstuk 7—Ingangskanalen • ON (aan/uit) Deze sectie maakt het u mogelijk om het kanaal aan of uit te zetten. Het kanaal is uitgeschakeld bij de uit-instelling. • LEVEL (niveau) Deze sectie maakt het u mogelijk het ingangsniveau van het ingangskanaalsignaal aan te passen. • PAN Deze sectie maakt het u mogelijk de paninstelling van de signalen aan te passen die van de ingangskanalen naar de STEREO BUS zijn geroutet. U kunt de paninstelling ook toepassen op een BUS-kanaalpaar.
De ingangskanalen via de display instellen 79 Zie de omschrijving van de ingangskanalen voor meer informatie over deze parameters (blz. 77). Tip: U kunt deze kanaalparameterinstellingen opslaan in de CHANNEL LIBRARY. U kunt ook de gate-, compressor- en EQ-parameterinstellingen opslaan in de overeenkomstige bibliotheken (libraries).
Hoofdstuk 7—Ingangskanalen Ingangskanalen vertragen Druk, om de vertraging voor elk van de kanalen in te stellen, herhaaldelijk op de [ / INSERT/DELAY]-knop tot de pagina hieronder, die de gewenste kanalen bevat, verschijnt. - DLY 1-16 -pagina Deze pagina maakt het u mogelijk om de delayfunctie voor de ingangskanalen 1–16 in te stellen. - DLY 17-32 -pagina Deze pagina maakt het u mogelijk om de delayfunctie voor de ingangskanalen 17–32 in te stellen.
De ingangskanalen via de display instellen 81 Tip: • Deze functie is niet beschikbaar voor de ST IN-kanalen. • Het delaytijdbereik hangt af van de samplefrequentie waarop de 01V96 werkt. (Bij bijvoorbeeld 44,1 kHz is het bereik van 0 tot 984,1 msec.) • Als u de DELAY SCALE-meter- of -feet-knop selecteert kan de afstandswaarde worden omgezet naar de vertragingstijd gebaseerd op de geluidssnelheid (ongeveer 340 m/sec bij 15 graden Celsius).
Hoofdstuk 7—Ingangskanalen E Meters Deze meters geven de niveaus aan van de post-gatesignalen en de hoeveelheid versterkingsreductie. F ON/OFF De ON/OFF-knop zet de gate van het momenteel geselecteerde ingangskanaal aan of uit. G PARAMETER Deze regelaars maken het u mogelijk de gateparameters in te stellen. (Zie blz. 278 voor meer informatie over de parameters.) Tip: • Deze functie is niet beschikbaar voor de ST IN-kanalen.
De ingangskanalen via de display instellen 83 E Meters Deze meters geven de niveaus aan van de post-compressorsignalen en de hoeveelheid versterkingsreductie. F ON/OFF De ON/OFF-knop zet de compressor van het momenteel geselecteerde ingangskanaal aan of uit. G PARAMETER-sectie Deze regelaars maken het u mogelijk de compressorparameters in te stellen. (Zie blz. 278 voor meer informatie over de parameters van elk van de compressortypes.) Tip: • Deze functie is niet beschikbaar voor de ST IN-kanalen.
Hoofdstuk 7—Ingangskanalen Ingangskanalen EQ-en De ingangskanalen van de 01V96 beschikken over 4-bands (LOW, LOW-MID, HIGH-MID HIGH) parametrische EQ. De LOW-MID- en HIGH-MID-bands zijn van het peakingtype EQ. De LOW- en HIGH-banden kunnen worden ingesteld op shelving, peaking, of respectievelijk op HPF en LPF. 1 Druk op de [SEL]-knop van het kanaal waarvan u de EQ wilt aanpassen. 2 Druk op de DISPLAY ACCESS [EQ]-knop en vervolgens op de [F1]-knop om de EQ | EQ EDIT-pagina op te roepen.
De ingangskanalen via de display instellen 85 Tip: • De LOW-band EQ werkt als een hoogdoorlaatfilter als de Q-parameter in de LOW-sectie is ingesteld op HPF. Deze werkt als een shelving-type EQ als de Q-parameter is ingesteld op L.SHELF. • De HIGH-band EQ werkt als een laagdoorlaatfilter als de Q-parameter in de HIGH-sectie is ingesteld op LPF. Deze werkt als een shelving-type EQ als de Q-parameter is ingesteld op H.SHELF.
Hoofdstuk 7—Ingangskanalen Tip: • U kunt de paninstelling voor de ST IN-kanalen L & R afzonderlijk instellen. • U kunt ook de paninstelling van de ingangskanalen aanpassen met de PAN-regelaar in de SELECTED CHANNEL-sectie. • Surround Pan is beschikbaar als de 01V96 in de SURROUND-mode staat. Zie Hoofdstuk 12 voor meer informatie over Surround Pan. Ingangskanalen routen U kunt elk van de ingangskanalen naar de STEREO BUS, BUS 1–8 of zijn eigen DIRECT OUT routen.
De ingangskanalen via de display instellen 87 CS Als deze knop is aangezet, is het momenteel geselecteerde ingangskanaal naar de STEREO BUS geroutet. DD Als deze knop is aangezet, is het momenteel geselecteerde ingangskanaal naar zijn DIRECT OUT geroutet. Zie blz. 125 voor meer informatie over de DIRECT OUT. E ALL STEREO Deze knop zet de S-knop voor alle kanalen in de pagina aan. F ALL BUS Deze knop zet de BUS-knoppen 1–8 voor alle kanalen in de pagina aan.
Hoofdstuk 7—Ingangskanalen B COMP-sectie (*) Deze sectie maakt het u mogelijk de dynamische processor van het compressortype aan of uit te zetten en de parameters in te stellen. (Zie blz. 82 voor meer informatie.) C INSERT-sectie (*) Deze sectie maakt het u mogelijk om de INSERT aan of uit te zetten en de INSERT IN en OUT te routen. (Zie blz. 127 voor meer informatie.) D EQ-sectie Deze sectie maakt het u mogelijk verscheidene EQ-parameters in te stellen. (Zie blz. 84 voor meer informatie.
De ingangskanalen via de display instellen 89 • ON/OFF-knop..............Deze knop zet het momenteel geselecteerde ingangskanaal aan of uit. • Fader ..............................Deze parameter stelt de FADER-positie van het momenteel geselecteerde ingangskanaal in. De FADER-knop is gemarkeerd als de fader is ingesteld op 0.0 dB. Druk op de [ENTER]-knop om de fader terug te zetten naar 0.0 dB. B SURROUND PAN-sectie • SURROUND PAN........
Hoofdstuk 7—Ingangskanalen De ingangskanalen via het bedieningspaneel instellen U kunt de faders, [SEL]-knoppen en verscheidene knoppen en regelaars in de SELECTED CHANNEL-sectie op het bedieningspaneel gebruiken om de meeste parameters van de ingangskanalen rechtstreeks te regelen. De ingangskanaalniveaus en de kanalen pannen instellen ■ Ingangskanalen 1–32 1 Druk op de LAYER [1–16]- of [17–32]-knop om een LAYER te selecteren.
De ingangskanalen via het bedieningspaneel instellen 91 Ingangskanalen EQ-en 1 Druk op de [SEL]-knop of verplaats de fader van het kanaal dat u wenst te regelen. 2 Druk, om de EQ van het momenteel geselecteerde kanaal te regelen, op één van de volgende knoppen om de band te selecteren die u wilt aanpassen: • [HIGH]-knop ...............HIGH-band • [H-MID]-knop.............HIGH-MID-band • [L-MID]-knop ..............LOW-MID-band • [LOW]-knop.................
Hoofdstuk 7—Ingangskanalen Ingangskanalen paren Op de 01V96 kunt u aangrenzende oneven/even-ingangskanalen, of kanalen van LAYER 1 en LAYER 2 die dezelfde fader delen, paren. De faders en meeste parameters van gepaarde kanalen worden gekoppeld voor stereowerking.
Ingangskanalen paren 93 2 Verplaats de cursor naar de gewenste knop in het CHANNEL PAIRING-venster en druk vervolgens op [ENTER]. De volgende knoppen zijn beschikbaar in dit venster: • CANCEL Annuleert de handeling. • CH x ➔ y Kopieert de oneven kanaalparameterwaarden naar het even kanaal. • CH y ➔ x Kopieert de even kanaalparameterwaarden naar het oneven kanaal • RESET BOTH Reset van beide kanalen de parameters naar de standaardinstellingen (hetzelfde als wanneer CHANNEL-geheugennr. 01 wordt opgeroepen).
Hoofdstuk 7—Ingangskanalen Als u de PAIR MODE omschakelt, veranderen de kanaalnummercombinaties die in de pagina worden weergegeven ook. Opm.: • Als de PAIR MODE wordt omgeschakeld, veranderen alleen de kanaalnummers. De mixparameters van de gepaarde partners veranderen niet. • Als u bijvoorbeeld de PAIR MODE van HORIZONTAL naar VERTICAL wijzigt, verandert de indicatie van ingangskanaal “2” naar ingangskanaal “17”. Zijn parameters veranderen echter niet.
Ingangskanalen benoemen 95 2 Verplaats de cursor naar een naam die u wilt wijzigen en druk vervolgens op [ENTER]. Het TITLE EDIT-venster verschijnt, waardoor u een naam in kunt voeren. 3 Bewerk de naam, verplaats de cursor naar de OK-knop en druk vervolgens op [ENTER]. De nieuwe naam is nu van kracht. 01V96—Handleiding 7 Ingangskanalen Tip: De bewerkte naam wordt opgeslagen in de INPUT PATCH LIBRARY.
Hoofdstuk 7—Ingangskanalen 01V96—Handleiding
BUS OUTs 97 8 BUS OUTs Dit hoofdstuk beschrijft hoe de STEREO OUT- en de BUS OUT 1-8-parameters van de 01V96 aan te passen. Over STEREO OUT De STEREO OUT-sectie ontvangt de ingangskanaal- en BUS OUT 1–8-signalen, mixt ze naar twee kanalen, bewerkt ze met de ingebouwde EQ, compressor, enz., en route ze dan naar de STEREO OUT- en 2TR OUT-aansluitingen. Het volgende diagram toont de signaalbaan van de STEREO OUT.
Hoofdstuk 8—BUS OUTs • METER Deze sectie maakt het u mogelijk om de meetpositie van signaalniveaus die in de METER-pagina of door de STEREO METER rechts van het scherm worden getoond, om te schakelen. (Zie blz. 34 voor meer informatie over het selecteren van de meetpositie.) Opm.: U kunt de STEREO OUT-signalen ook naar andere uitgangsaansluitingen of naar de I/O-kaart routen via de PATCH | OUT PATCH-pagina’s.
De STEREO OUT en BUS OUT 1–8 via de display instellen 99 De STEREO OUT en BUS OUT 1–8 via de display instellen Om de STEREO OUT- en BUS OUT 1–8-parameters in te stellen kunt u òf de cursor naar de gewenste parameter in de display verplaatsen en de waarde wijzigen, òf de gewenste knop of regelaar op het bedieningspaneel bedienen. Deze sectie legt uit hoe de parameters in de display in te stellen. Tip: Zie Hoofdstuk 10 “In- & uitgangen routen” op blz. 121 voor meer informatie over hoe inserts in te stellen.
Hoofdstuk 8—BUS OUTs De STEREO OUT en BUS OUTs comprimeren Druk, om de STEREO OUT- en BUS OUT 1–8-compressors in te stellen, op de [DYNAMICS]-knop en vervolgens op de [F3]-knop om de DYNAMICS | COMP EDIT-pagina op te roepen, en gebruik de [SEL]-knoppen om de STEREO OUT of BUS OUT 1–8 te selecteren. De parameters op deze pagina (en de procedure voor het instellen ervan) zijn dezelfde als die voor de ingangskanalen (zie blz. 82).
De STEREO OUT en BUS OUT 1–8 via de display instellen 101 BUS OUT 1–8-signalen naar de STEREO BUS routen. U kunt BUS OUT 1–8-signalen naar OUTPUTs en SLOTs 1/2 routen, alsook naar de STEREO BUS. U kunt de niveau- en paninstellingen van de signalen die naar de STEREO BUS zijn geroutet per bus aanpassen. Dit is handig als u de BUS OUTs (1–8) als groepsbus wilt gebruiken.
Hoofdstuk 8—BUS OUTs De STEREO OUT- en BUS OUT-instellingen bekijken U kunt de parameterinstellingen van de momenteel geselecteerde STEREO OUT of BUS OUT bekijken en aanpassen via de VIEW | PARAMETER- en FADER-pagina’s. ■ De compressor- en EQ-instellingen bekijken Gebruik, om de VIEW | PARAMETER-pagina op te roepen, de corresponderende [SEL]knop om de gewenste BUS te selecteren. Druk daarna op de DISPLAY ACCESS [VIEW]knop en vervolgens op de [F1]-knop.
De STEREO OUT en BUS OUT 1–8 via de display instellen 103 C Fader Deze fader past de STEREO OUT-uitgangsniveaus aan en is gekoppeld aan de [STEREO]fader. De FADER-knop is gemarkeerd als de fader is ingesteld op 0.0 dB. • BUS OUT (1–8) FADER-pagina 345 1 2 8 Deze knop zet de momenteel geselecteerde BUS OUT (1–8) aan of uit, en is gekoppeld aan de [ON] (9–16)-knop in de MASTER LAYER.
Hoofdstuk 8—BUS OUTs De STEREO OUT en BUS OUT 1–8 via het bedieningspaneel instellen U kunt de faders, [SEL]-knoppen en verscheidene knoppen en regelaars in de SELECTED CHANNEL-sectie op het bedieningspaneel gebruiken om bepaalde parameters van de STEREO OUT en BUS OUT 1–8 rechtstreeks te bedienen. De niveaus instellen Beweeg de [STEREO]-fader om de STEREO OUT-niveaus aan te passen. Druk op de [ON]knop in de STEREO-sectie om de STEREO OUT aan of uit te zetten.
BUSsen of AUX SENDs paren 105 BUSsen of AUX SENDs paren U kunt aangrenzende oneven/even (in deze volgorde) BUSsen of AUX SENDs paren voor stereowerking.
Hoofdstuk 8—BUS OUTs Uitgangssignalen verzwakken Roep, om de uitgangssignalen van de 01V96 te verzwakken, de EQ | OUT ATT-pagina op en pas afzonderlijk de STEREO OUT- en BUS OUT 1–8-verzwakkers aan. Indien nodig kunt u ook de uitgangs- en I/O-kaartkanalen selecteren en de hoeveelheid verzwakking aangeven. Deze techniek is handig als u uitgangssignalen snel wilt verzwakken, ongeacht de bron van de signaalrouting.
De STEREO OUT en BUS OUTs benoemen 107 De STEREO OUT en BUS OUTs benoemen U kunt de standaard BUS-namen (BUS1, AUX4, STEREO, etc.) veranderen. Het kan handig zijn de bussen bijvoorbeeld “Monitor uit” of “Effectzend” te noemen, zodat u het signaaltype makkelijk kunt identificeren. 1 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [PATCH]-knop tot de PATCH | OUT NAME-pagina verschijnt. 1 2 3 8 2 Verplaats de cursor naar een naam die u wilt wijzigen en druk vervolgens op [ENTER].
Hoofdstuk 8—BUS OUTs 01V96—Handleiding
AUX OUTs 109 9 AUX OUTs Dit hoofdstuk beschrijft hoe de AUX OUT 1–8 te regelen. AUX OUT 1–8 De AUX OUT 1–8-sectie mixt signalen die van de ingangskanalen naar de corresponderende AUX SENDs zijn geroutet, bewerkt ze met de ingebouwde EQ, compressor, enz., en routet ze vervolgens naar de aangegeven interne effectprocessors, uitgangsaansluitingen of I/Okaartaansluitingen.
Hoofdstuk 9—AUX OUTs AUX OUT 1–8 via de display instellen Om de AUX OUT 1–8-parameters in te stellen kunt u òf de cursor naar de gewenste parameter in het scherm verplaatsen en de waarde wijzigen, òf de gewenste knop of regelaar op het bedieningspaneel bedienen. Deze sectie legt uit hoe de parameters in het scherm in te stellen. Tip: Zie Hoofdstuk 10 “In- & uitgangen routen” op blz. 121 voor meer informatie over hoe inserts in te stellen.
AUX OUT 1–8 via de display instellen 111 Comp-instellingen Druk, om de AUX OUT 1–8-compressors in te stellen, op de DISPLAY ACCESS [DYNAMICS]knop. Druk daarna op de [F3]-knop om de DYNAMICS | COMP EDIT-pagina op te roepen en selecteer vervolgens de gewenste AUX OUT 1–8 met de corresponderende [SEL]-knoppen. De parameters op deze pagina (en de procedure voor het instellen ervan) zijn dezelfde als die voor de ingangskanalen (zie blz. 82).
Hoofdstuk 9—AUX OUTs AUX OUT-instellingen bekijken U kunt de parameterinstellingen van de momenteel geselecteerde AUX OUT bekijken en aanpassen via de VIEW | PARAMETER- en FADER-pagina’s. ■ De compressor- en EQ-instellingen bekijken Gebruik, om de VIEW | PARAMETER-pagina op te roepen, de corresponderende [SEL]-knop om de gewenste AUX OUT (1–8) te selecteren. Druk daarna op de DISPLAY ACCESS [VIEW]knop en vervolgens op de [F1]-knop.
De AUX OUT 1–8 via het bedieningspaneel instellen 113 De AUX OUT 1–8 via het bedieningspaneel instellen U kunt de faders, [SEL]-knoppen en verscheidene knoppen en regelaars in de SELECTED CHANNEL-sectie op het bedieningspaneel gebruiken om bepaalde parameters van AUX OUT 1–8 rechtstreeks te regelen. Niveaus instellen Druk, om AUX OUT 1–8-niveaus in te stellen, op de [MASTER]-knop in de LAYER-sectie om de MASTER LAYER te selecteren en beweeg vervolgens de faders 1–8.
Hoofdstuk 9—AUX OUTs • MODE AUX SENDs hebben twee werkingsmodes die bepalen hoe de signalen worden gestuurd: FIXED (AUX SEND-niveaus liggen vast); en VARIABLE (AUX SEND-niveaus zijn variabel). • GLOBAL De GLOBAL PRE- en POST-knoppen maken het u mogelijk tegelijkertijd alle ingangskanalen van de geselecteerde AUX op prefader of postfader in te stellen. Opm.
AUX SEND-niveaus instellen 115 • VARIABLE-mode In deze mode zijn AUX SEND-niveaus variabel en het signaalbronpunt kan pre-fader of post-fader zijn. Er verschijnen kanaalzendniveaudraairegelaars en PRE/POST-knoppen in het scherm. Tip: U kunt voor elk van de acht AUXen afzonderlijk de VARIABLE- of FIXED-mode selecteren. 4 Als u in stap 3 naar de FIXED-mode schakelt, zetten de ON/OFF-knoppen elk van de ingangskanalen van de momenteel geselecteerde AUX SEND aan of uit. Opm.
Hoofdstuk 9—AUX OUTs 5 Als u in stap 3 naar de VARIABLE-mode schakelt, maken de PRE/POST-knoppen en zendniveaudraairegelaars het u mogelijk de signaalbronpunten en de SEND-niveaus aan te passen. U kunt elk van de ingangskanalen van de momenteel geselecteerde AUX SEND aan of uit zetten, zelfs in de VARIABLE-mode. Verplaats, om dit te doen, de cursor naar de gewenste zendniveauregelaar en druk vervolgens op [ENTER]. (De draaiknoppen van de kanalen die uit zijn gezet, worden grijs.
AUX SEND-instellingen van meerdere kanalen bekijken 117 AUX SEND-instellingen van meerdere kanalen bekijken U kunt parameters van alle AUX SEND 1–8 bekijken en instellen, waaronder niveaus en PRE/POST-parameters. Dit is handig als u visueel alle AUX SEND-instellingen wilt controleren of tegelijkertijd de niveaus van bepaalde kanalen die naar AUX 1-8 zijn geroutet aan wilt passen.
Hoofdstuk 9—AUX OUTs 3 Als u in stap 2 de PRE/POST-knop heeft geselecteerd, verplaats de cursor dan naar het snijpunt van het gewenste ingangskanaal en de gewenste AUX en druk vervolgens op de [ENTER]-knop om het signaalbronpunt te veranderen. Opm.: U kunt alleen tussen Pre en Post schakelen voor AUX SENDs die op de VARIABLEmode zijn ingesteld. De “FIX”-indicatie verschijnt voor AUX SENDs die zijn ingesteld op FIXED-mode, en u kunt niet PRE/POST schakelen.
AUX SENDs pannen 119 AUX SENDs pannen U kunt aangrenzende oneven/even (in deze volgorde) AUX SENDs paren voor stereowerking. Dit maakt het u mogelijk om signalen van ingangskanalen te pannen naar gepaarde AUX SENDs. 1 Paar de gewenste twee AUX SENDs. (Zie blz. 105 voor meer informatie over kanalen paren.) 2 Gebruik de FADER MODE [AUX 1]–[AUX 8]-knoppen om één van de gepaarde AUX SENDs te selecteren. 3 Druk herhaaldelijk op de knop die u in Stap 2 indrukte om de AUX | PANpagina op te roepen.
Hoofdstuk 9—AUX OUTs Kanaalfaderposities naar AUX SENDs kopiëren Als AUX SENDs in de VARIABLE-mode staan, kunt u alle ingangskanaalfaderposities van één layer naar de corresponderende AUX SENDs kopiëren. Dit is handig als u monitorsignalen naar de musici wilt sturen die dezelfde balansinstelling hebben als de STEREO OUT-signalen. 1 Druk de kopieerbron-LAYER (LAYER [1–16] of [17–32])-knop in en houd deze ingedrukt. Opm.
In- & uitgangsrouting 121 10 In- & uitgangsrouting Dit hoofdstuk beschrijft hoe signalen in de 01V96 te routen naar zijn ingangen, uitgangen en SLOT-kanalen. Ingangsrouting Signalen die binnenkomen via de INPUT-aansluitingen 1–16, ADAT IN-aansluiting, 2TR IN DIGITAL-aansluitingen en SLOT I/O-kaart worden naar de ingangskanalen geroutet voor gebruik.
Hoofdstuk 10—In- & uitgangsrouting Ingangsrouting Volg de onderstaande stappen om de INPUT PATCH te veranderen. 1 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [PATCH]-knop tot de PATCH | IN PATCH-pagina verschijnt. 1 INPUTs, ADAT IN-kanalen en SLOT-kanalen die momenteel zijn toegewezen aan ingangskanalen, worden in de parametervelden (1) onder de kanaalnummers getoond.
Uitgangsrouting 123 Uitgangsrouting De STEREO OUT-, BUS OUT 1–8- en AUX OUT 1–8-signalen van de 01V96 kunnen naar elk van de uitgangen, ADAT-uitgangskanalen en SLOT-uitgangskanalen worden geroutet.
Hoofdstuk 10—In- & uitgangsrouting De signaalbaan naar de ADAT OUT-aansluiting, SLOT- of OMNI OUT-aansluitingen veranderen Volg de onderstaande stappen om de signaalbaan die naar de ADAT OUT-aansluiting, de in het slot geïnstalleerde optionele mini-YGDAI-kaart of de OMNI OUT-aansluitingen is geroutet, te veranderen. 1 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [PATCH]-knop tot de PATCH | OUT PATCH-pagina verschijnt. Elk parameterveld toont de momentele signaalbaanrouting.
Directe uitgangen routen 125 De 2TR-digitale uitgangen routen Volg de onderstaande stappen om routing van de signaalbaan naar de 2TR OUT DIGITAL 1 & 2-aansluitingen te wijzigen. 1 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [PATCH]-knop tot de PATCH | 2TR OUT-pagina verschijnt. Signalen die zijn toegewezen via de OUT PATCH-pagina kunnen ook via deze pagina worden toegewezen.
Hoofdstuk 10—In- & uitgangsrouting B DIRECT OUT Kies de DIRECT OUT-signaalbronpositie uit de volgende drie opties: • PRE EQ .......................... Onmiddellijk voor de EQ van het ingangskanaal • PRE FADER .................. Onmiddellijk voor de ingangskanaalfader • POST FADER ...............
Insertierouting 127 Insertierouting De in- en uitgangskanalen (STEREO OUT, BUS OUT 1–8, AUX OUT 1–8) beschikken over onafhankelijke INSERT INs en OUTs. INPUTs, OUTPUTS, ADAT-aansluitingskanalen, SLOT-kanalen en interne effectprocessor-in- en -uitgangen kunnen naar de INSERT INs en OUTs van de uitgangskanalen worden geroutet. Op deze manier kunt u de signalen naar externe effectprocessors sturen voor bewerking, of interne effecten tussenvoegen.
Hoofdstuk 10—In- & uitgangsrouting B INSERT-sectie • ON/OFF ........................ Deze knop zet de insertie aan of uit. • OUT ............................... Deze parameter maakt het u mogelijk uitgangen, ADAT OUTkanalen, SLOT-uitgangskanalen of interne effectingangen als bestemmingen voor de INSERT OUT te selecteren. • IN ...................................
Insertierouting 129 Bekijken en veranderen van de INSERT IN PATCH U kunt de items die naar de INSERT INs van elk van de ingangskanalen (of elk van de uitgangskanalen) zijn geroutet bekijken en ook veranderen. Dit is handig als u er achter wilt komen of er meerdere kanalen dezelfde routing hebben. 1 Druk, om de INSERT INs van de ingangskanalen te bekijken, herhaaldelijk op de [PATCH]-knop tot de PATCH | INPUT INS-pagina verschijnt. Deze pagina toont de INSERT IN-patches van de ingangskanalen 1-32.
Hoofdstuk 10—In- & uitgangsrouting 01V96—Handleiding
Monitor (afluistering) 131 11 Monitor (afluistering) Dit hoofdstuk legt uit hoe de afluister- en solofuncties van de 01V96 te gebruiken. Monitor SOLO L SOLO R SOLO TRIM SOLO L SOLO R [2TR IN] L RCA-tulp R SOLOLOGICA OUTPUT SOLO BUS1-8 AUX1-8 8 8 MONITOR /2TR IN MONITOR TRIM MONO STEREO L STEREO R De 01V96 beschikt over een stereo signaalbaan voor afluisteringsdoeleinden. Dit signaal is beschikbaar via de MONITOR OUT-aansluitingen L & R en de PHONES-aansluiting.
Hoofdstuk 11—Monitor (afluistering) Instellen van de monitor en solo Druk voor het instellen van de monitor en solo herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [DIO/SETUP]-knop tot de DIO/SETUP | MONITOR-pagina verschijnt. 2 1 3 4 5 6 7 8 Deze pagina bevat de volgende parameters: A SOLO Deze parameter zet de solofunctie aan of uit. Standaard is deze ingesteld op "ENABLED" (actief). B MODE Deze parameter bepaalt hoe de solofunctie werkt. Er zijn twee opties.
De monitor gebruiken 133 D LISTEN Deze parameter bepaalt de bron van het ingangskanaal-solosignaal: PRE FADER of POST PAN. Deze parameter werkt alleen in de RECORDING SOLO-mode. E SOLO TRIM Deze parameter maakt het u mogelijk het niveau van het solosignaal in het bereik van –96 dB tot +12 dB aan te passen.
Hoofdstuk 11—Monitor (afluistering) De solofunctie gebruiken U kunt ingangskanalen, AUX OUT 1–8 en BUS OUT 1–8 naar solo schakelen en beluisteren door de [SOLO]-knoppen op het bedieningspaneel te gebruiken. 1 Druk herhaaldelijk op de [DIO/SETUP]-knop tot de DIO/SETUP | MONITORpagina verschijnt. 2 Stel de SOLO-parameter in op aan ("ENABLED"). Stel indien nodig de andere parameters op de pagina in.
Surroundpan 12 Surroundpan Dit hoofdstuk beschrijft surroundpanning, die bepaalt hoe ingangskanaalsignalen in het stereobeeld worden geplaatst. Surroundpan gebruiken Over surroundpan De surroundpanfunctie plaatst een geluidsbeeld in een twee-dimensionaal veld door gebruik te maken van een multikanaalsafspeelsysteem, en pant het beeld voor, achter, links en rechts ten opzichte van de luisteraar. Gebruik om het stereobeeld te pannen, het parameterwiel of de [INC]/[DEC]-knoppen.
Hoofdstuk 12—Surroundpan Als u één van deze surroundmodes selecteert, wordt elk van de surroundkanalen uitgevoerd via het BUS OUT-signaal dat is aangegeven in de DIO/SETUP | SURR BUS-pagina (zie blz. 138). De volgende tabel laat de fabrieksstandaard surroundkanaal-naar-BUS OUT-toewijzing zien in elk van de surroundmodes. Surround mode 3-1 5.1 6.
Instellen en selecteren van de surroundpanmodes 137 2 Verplaats de cursor naar de surroundmodeknop die u wilt gebruiken. Als u de cursor naar één van deze knoppen verplaatst, verschijnen er luidsprekericonen, waarbij een typische luisterpositie en de surroundkanaal-naar-BUS OUT-configuratie worden aangegeven. • 3-1-surround • 5.1-surround • 6.1-surround 12 Surroundpan 3 Druk op de [ENTER]-knop. Het bevestigingsvenster voor het veranderen van de surroundmode verschijnt.
Hoofdstuk 12—Surroundpan 6 Verplaats, om de surroundkanaal-naar-BUS OUT-toewijzing te veranderen, de cursor naar de SURR/BUS SET-UP-knop en druk vervolgens op [ENTER]. De DIO/SETUP | SURR BUS-pagina verschijnt. 1 3 2 A BUS1–BUS8 Deze parameters selecteren de kanalen die aan de BUS OUTs kunnen worden toegewezen in de 3-1-, 5.1- en 6.1-surroundmodes. B INIT Deze knoppen resetten de kanaaltoewijzing naar de standaardinstelling.
Instellen en selecteren van de surroundpanmodes 139 ■ Surroundpan opnemen Route, om surroundpanbewegingen op een digitale multitrackrecorder op te nemen, de BUS OUTs naar de ADAT OUT-kanalen of SLOT-uitgangskanalen, die zijn aangesloten op de digitale multitrackrecorder. Het volgende diagram illustreert een voorbeeld van het opnemen van 5.1-surroundmodesignalen op een digitale multitrackrecorder.
Hoofdstuk 12—Surroundpan ■ Surroundpanafluistering Route, om surroundpanbewegingen te kunnen beluisteren, de BUS OUTs naar de analoge uitgangen, waarop een afluisteringssysteem is aangesloten. Het volgende diagram toont een voorbeeld waarbij de BUS OUT 1 & 2-signalen (links- en rechtsvoorkanaal) worden uitgevoerd via de STEREO OUT L & R-aansluitingen en de BUS OUT 3-6-signalen worden uitgevoerd via de OMNI OUT 1-4-aansluitingen in de 5.1-surroundmode.
Surroundpanning 141 Surroundpanning U kunt de surroundpanparameters voor elk ingangskanaal instellen. 1 Zorg ervoor dat de 01V96 in een andere surroundmode staat dan Stereo en druk vervolgens op de [SEL]-knop van het kanaal waarvoor u de surroundpan in wilt stellen. 2 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [PAN/ROUTING]-knop tot de PAN/ROUTE | CH EDIT-pagina verschijnt. De CH EDIT-pagina toont het geselecteerde ingangskanaal, en zijn surroundpaninstelling en beschikbare paarpartner.
Hoofdstuk 12—Surroundpan E LFE Deze parameterregelaar stelt het niveau in van het LFE (Lage Frequentie Effecten)kanaalsignaal naar de subwoofer, en verschijnt alleen in de 5.1- en 6.1-surroundmodes. F F/R In de 6.1-surroundmode verschijnen er F- en R-parameterregelaars. De F-parameterregelaar bepaalt hoe het middenvoorsignaal naar de linker- en rechterkanalen wordt gevoerd, en de R-parameterregelaar bepaalt hoe het achtersurroundsignaal naar de linker- en rechtersurroundkanalen wordt gevoerd.
Surroundpanning • ...................... Het signaal beweegt tussen voor en achter. 36 • 36 36 40 40 56 ...................... Het signaal beweegt tussen voor en achter. Van dit patroon kunt u ook het traject fijnregelen door de WIDTH-, DEPTH-, OFFSET( )- en OFFSET ( )-parameters te gebruiken. 36 • 143 12 8 8 44 16 20 16 ...................... Het signaal beweegt tussen rechtsvoor en linksachter.
Hoofdstuk 12—Surroundpan • 40 48 44 • 44 48 ...................... Het signaal beweegt in een boog tussen voor en achter. Van dit patroon kunt u ook de straal en de vorm van de boog fijnregelen met de WIDTH-, DEPTH-, OFFSET ( )- en OFFSET ( )-parameters. 44 20 32 28 56 32 24 ...................... Het signaal beweegt in een boog tussen voor en achter. Van dit patroon kunt u ook de straal en de vorm van de boog fijnregelen met de WIDTH-, DEPTH-, OFFSET ( )- en OFFSET ( )-parameters.
Surroundpanning 145 De volgende tabel laat zien hoe het signaal over twee gekoppelde kanalen beweegt als er verschillende trajectpatronen en stereolink-patronen worden gecombineerd. Een ononderbroken lijn geeft de beweging van het geselecteerde kanaal, en een stippellijn de beweging van de gekoppelde partner.
Hoofdstuk 12—Surroundpan A Surroundpangrafieken Deze grafieken tonen de trajectpatronen en de huidige panposities van de ingangskanalen. B -parameterveld Dit parameterveld maakt het u mogelijk de surroundpaninstelling van het geselecteerde kanaal tussen links en rechts te bewegen. C -parameterveld Dit parameterveld maakt het u mogelijk de surroundpaninstelling van het geselecteerde kanaal tussen voor en achter te bewegen.
Kanalen groeperen & parameters koppelen 147 13 Kanalen groeperen & parameters koppelen Dit hoofdstuk beschrijft hoe faders of [ON]-knoppen van meerdere kanalen te groeperen en hoe de EQ- of compressorparameters te koppelen voor gelijktijdige bediening. Groeperen & koppelen Op de 01V96 kunt u faders of [ON]-knoppen van meerdere ingangskanalen (ingangskanalen 1-32, ST IN-kanalen 1–4) of meerdere uitgangskanalen (BUS OUTs 1–8, AUX OUTs 1–8, STEREO OUT) groeperen, en de EQ- of compressorparameters koppelen.
Hoofdstuk 13—Kanalen groeperen & parameters koppelen Fadergroepen en mutegroepen gebruiken Volg de onderstaande stappen om faders of [ON]-knoppen van in- of uitgangskanalen te groeperen. 1 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [PAIR/GROUP]-knop tot één van de pagina’s die de gewenste groepen en kanalen bevat verschijnt. - IN FADER-pagina Deze pagina maakt het u mogelijk om de fadergroepen (A–H) voor de ingangskanalen 1–32 en ST IN-kanalen 1–4 in te stellen.
Fadergroepen en mutegroepen gebruiken 149 2 Druk op de op ( )- of neer ( )-knop om een groep te selecteren. 3 Druk op de [SEL]-knop van een kanaal dat u aan de groep wenst toe te voegen. Het geselecteerde kanaal wordt gemarkeerd met “ ” en het kanaal is aan de groep toegevoegd. Voorbeeld: Ingangskanalen 1–4, 7, 8 en 15, 16 zijn toegevoegd aan de fadergroep C. Tip: • Als u één kanaal van een paar aan een groep toevoegt, wordt de paarpartner automatisch ook aan de groep toegevoegd.
Hoofdstuk 13—Kanalen groeperen & parameters koppelen EQ- en compressorparameters koppelen Volg de onderstaande stappen om EQ- of compressorparameters van in- of uitgangskanalen te koppelen. Deze functie maakt het u mogelijk de EQ- of compressorparameters voor meerdere kanalen tegelijk op dezelfde waarde in te stellen. 1 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [PAIR/GROUP]-knop tot één van de volgende pagina’s verschijnt.
EQ- en compressorparameters koppelen 151 - IN COMP-pagina. Deze pagina maakt het u mogelijk de compressorkoppelingen (i–l) voor de ingangskanalen 1–32 in te stellen. - OUT COMP-pagina Deze pagina maakt het u mogelijk de compressorkoppelingen (m–p) voor de BUS OUTs (1–8), AUX OUTs (1–8) en STEREO OUT in te stellen. 13 01V96—Handleiding Kanalen groeperen & parameters koppelen 2 Druk op de op ( )- of neer ( )-cursorknop om de koppeling te selecteren waaraan u kanalen wilt toevoegen.
Hoofdstuk 13—Kanalen groeperen & parameters koppelen 3 Druk op de [SEL]-knop van een kanaal dat u aan de EQ- of compressorkoppeling wilt toevoegen. Het geselecteerde kanaal is gemarkeerd met “ ” en het kanaal is aan de koppeling toegevoegd. Voorbeeld: Ingangskanalen 1–4, 7, 8, 12 en 14 zijn toegevoegd aan EQ-koppeling b. Tip: • Als u één kanaal van een paar aan een koppeling toevoegt, wordt de paarpartner ook automatisch aan de koppeling toegevoegd.
Interne effecten 153 14 Interne effecten Dit hoofdstuk beschrijft hoe de interne effectprocessors van de 01V96 te gebruiken. Over de interne effecten De 01V96 beschikt over vier interne multi-effectprocessors. Deze effectprocessors bieden verscheidene effecttypes waaronder reverbs, delays, op modulatie gebaseerde effecten en combinatie-effecten die speciaal zijn ontworpen voor gebruik met surroundsound. Opm.
Hoofdstuk 14—Interne effecten Effectprocessors gebruiken via AUX SENDs U kunt effectprocessors via AUX SENDs gebruiken door de effectprocessoringangen naar de AUX OUTs te routen, en de effectprocessoruitgangen naar de ST IN-kanalen. 1 Roep een effectprogramma op dat u wilt gebruiken. Zie blz. 175 voor meer informatie over het oproepen van effectprogramma’s. 2 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [PATCH]-knop tot de PATCH | EFFECT-pagina verschijnt.
Effectprocessors gebruiken via AUX SENDs 155 Tip: • U kunt een signaal naar meerdere effectingangen routen. • Verplaats de cursor naar een IN-parameterveld en druk op de [ENTER]-knop. Het PATCH SELECT-venster verschijnt. Dit venster maakt het u mogelijk snel de ingangsbron te selecteren. 4 Verplaats, om een uitgangssignaal van de effectprocessor te routen, de cursor naar het gewenste OUT-parameterveld, selecteer de signaalbestemming uit de volgende opties en druk vervolgens op [ENTER]. • – ...............
Hoofdstuk 14—Interne effecten De interne effecten in kanalen tussenvoegen. U kunt de interne effecten in bepaalde in- of uitgangskanalen (BUS 1–8, AUX BUS 1–8 of de STEREOBUS) tussenvoegen. Opm.: • U kunt INSERT IN en OUT niet voor ST IN-kanalen gebruiken. • Als effecten in kanalen zijn tussengevoegd, kunt u deze effecten niet via AUX SENDs gebruiken of ze in andere kanalen tussenvoegen. 1 Selecteer een interne effectprocessor (1–4) en roep vervolgens de gewenste effectprogramma’s op.
Effecten bewerken 157 Tip: • Pas, na effecten in kanalen te hebben tussengevoegd, de MIX BALANS-parameter voor de effecten aan, overeenkomstig het doel en de effecttypen. • Verplaats de cursor naar een leeg IN- of OUT-parameterveld en druk vervolgens op de [ENTER]-knop. Het PATCH SELECT-venster verschijnt, die het u mogelijk maakt om snel beschikbare signaalbanen te selecteren.
Hoofdstuk 14—Interne effecten F TEMPO Deze sectie maakt het u mogelijk het tempo en interval van de geselecteerde effecten in te stellen, en toont bepaalde parameters alleen als bepaalde effecttypes zijn geselecteerd. Gebruik de PARAMETER-regelaar links van deze sectie om de waarde aan te passen tussen 25BPM en 300BPM. Als de MIDI CLK-knop aan staat, updatet de 01V96 de TEMPOdata (BPM) op basis van de MIDI-clockinformatie die via de MIDI IN-poort wordt ontvangen.
Over plug-ins 159 Over plug-ins Als u een mini-YGDAI-kaart in het SLOT heeft geïnstalleerd die de effectfunctie ondersteunt, kunt u plug-in-effecten naast de interne effectprocessors gebruiken. U kunt BUS-signalen of kanaal-INSERT OUTs naar de ingang van de plug-in routen. De uitgang van de plug-in kan naar ingangskanalen of kanaal-INSERT INs worden geroutet. Druk, om de plug-in-effecten te gebruiken, herhaaldelijk op de [EFFECT]-knop tot de EFFECT | P-IN EDIT-pagina verschijnt.
Hoofdstuk 14—Interne effecten 01V96—Handleiding
Scenegeheugens 161 15 Scenegeheugens Dit hoofdstuk beschrijft Scenegeheugens waarin de 01V96 mix- en effectinstellingen opslaat. Over scenegeheugens Scenegeheugens geven u de mogelijkheid om een momentopname van de kanaalmixinstellingen en interne effectprocessorinstellingen van de 01V96 als een “Scene” in een speciaal geheugengebied op te slaan. Er zijn 99 scenegeheugens en u kunt elk van de scenes oproepen via de display-pagina’s of via de regelaars op het bedieningspaneel.
Hoofdstuk 15—Scenegeheugens Over scenenummers Scenegeheugens zijn voorzien van een "U" en genummerd van 00 t/m 99. U kunt scenes opslaan in scenegeheugennummers 01–99. Als u een scene oproept verschijnt het scenenummer altijd bovenin de displaypagina. Scenegeheugennummer 00 is een speciaal alleen-lezen-geheugen dat de standaardinstellingen van alle mixparameters bevat. Roep, om alle mixparameters van de 01V96 terug te zetten naar de aanvangs- of standaardwaarden, scenegeheugennummer 0 op.
Scenes opslaan en oproepen 163 Scenes opslaan en oproepen U kunt scenes opslaan en oproepen door op de knoppen op het bedieningspaneel te drukken, of door de speciaal daarvoor bestemde SCENE MEMORY-pagina in de display te gebruiken. Opm.: • Als u scenes opslaat, zorg er dan voor dat er zich geen instellingen in de editbuffer bevinden die u niet op wilt slaan. Let er op dat u niet per ongeluk instellingen, met name faders, heeft veranderd.
Hoofdstuk 15—Scenegeheugens Scenes opslaan en oproepen via de SCENE MEMORY-pagina Via de SCENE MEMORY-pagina kunt u scenes opslaan, oproepen, schrijfbeveiligen, wissen en de titel ervan bewerken. 1 Pas de mixparameters van de 01V96 aan naar de staat die u als scene op wilt slaan. 2 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [SCENE]-knop tot de SCENE | SCENE-pagina verschijnt.
Auto scenegeheugenupdate 165 G PATCH LINK INPUT H PATCH LINK OUTPUT Deze parameters geven de INPUT en OUTPUT PATCH LIBRARY-nummers aan die geselecteerd waren op het moment dat de scenes werden opgeslagen. Als u een scene oproept, worden ook de gekoppelde INPUT en OUTPUT PATCH opgeroepen. U kunt ook de cursor naar de parametervelden verplaatsen en de librarynummers veranderen. Auto scenegeheugenupdate Als het "Scene MEM Auto Update"-selectievakje op de SETUP | PREFER1-pagina aangekruist is (zie blz.
Hoofdstuk 15—Scenegeheugens Scenes faden U kunt de tijd aangeven die nodig is om de in- en uitgangskanaalfaders (of niveauregelaars) naar hun nieuwe positie te verplaatsen als er een scene wordt opgeroepen. Dit wordt de fadetijd genoemd en kan voor elk kanaal in het bereik van 00,0 to 30,0 seconden ( in stappen van 0,1 seconde) worden ingesteld. De fadetijdinstelling wordt per scene opgeslagen.
Scenes faden 167 Uitgangskanalen faden Druk, om de fadetijd voor de uitgangskanalen (STEREO OUT, BUS OUTs 1–8, AUX OUTs 1–8) in te stellen, herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [SCENE]-knop tot de SCENE | OUT FADE-pagina verschijnt. De bediening is in principe gelijk aan die op de IN FADE-pagina 1 2 3 A BUS1–8 Deze parameters maken het u mogelijk de fadetijd voor elk van de BUS OUTs (1–8) in het bereik van 00,0 tot 30,0 seconden in te stellen.
Hoofdstuk 15—Scenegeheugens Scenes veilig oproepen Als een Scene wordt opgeroepen, worden de mixparameters overeenkomstig ingesteld. In enkele situaties echter kunt u de huidige instellingen van bepaalde parameters handhaven op bepaalde kanalen door de Recall Safefunctie te gebruiken. Recall Safe-instellingen worden opgeslagen in scenegeheugens. Druk, om de Recall Safe-functie in te stellen, herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [SCENE]-knop tot de SCENE | RCL SAFE-pagina verschijnt.
Scenes sorteren 169 Scenes sorteren U kunt de scenes in de scenegeheugens sorteren. 1 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [SCENE]-knop tot de SCENE | SORTpagina verschijnt. 1 2 2 Verplaats de cursor naar het SOURCE-overzicht (1) in de linkerkolom, en draai vervolgens aan het parameterwiel of druk op de [INC]/[DEC]-knoppen om het scenegeheugen dat u wilt verplaatsen te selecteren.
Hoofdstuk 15—Scenegeheugens 01V96—Handleiding
Libraries (bibliotheken) 171 16 Libraries (bibliotheken) Dit hoofdstuk beschrijft de verscheidene libraries van de 01V96. Over de libraries De 01V96 beschikt over zeven libraries die het u mogelijk maken kanaal-, INPUT PATCH-, OUTPUT PATCH-, effect- en andere data op te slaan. U kunt ook snel deze data van de libraries terugroepen om voorgaande parameterwaarden terug te halen.
Hoofdstuk 16—Libraries (bibliotheken) Geheugennummers 0 en U zijn speciale alleen-lezen-geheugens. Geheugennummer 0 oproepen reset alle parameterinstellingen naar hun aanvangswaarden. Roep geheugennummer U op om geheugenoproep- en opslaghandelingen terug te draaien. 2 Draai aan het parameterwiel of druk op de [INC]/[DEC]-knoppen om het gewenste geheugen te selecteren. Het geselecteerde geheugen verschijnt in het gestippelde vak.
Libraries (bibliotheken) gebruiken 173 Libraries (bibliotheken) gebruiken CHANNEL LIBRARY CHANNEL LIBRARY maakt het u mogelijk om in- en uitgangskanaalparameterinstellingen op te slaan en op te roepen. De library bevat twee presetgeheugens en 127 user (uitleesbare & beschrijfbare) geheugens. U kunt alleen de instellingen voor de momenteel geselecteerde kanalen oproepen uit de CHANNEL LIBRARY.
Hoofdstuk 16—Libraries (bibliotheken) De alarmindicators verschijnen ook als de surroundmode, AUX-paar en andere niet-kanaalparameterinstellingen die oorspronkelijk in het geheugen zijn opgeslagen, niet overeenkomen met die van het bestemmingskanaal. Als het kanaaltype van het geheugen en dat van het bestemmingskanaal echter overeenkomen, kunt u de instellingen oproepen, zelfs terwijl de alarmindicators worden getoond.
Libraries (bibliotheken) gebruiken 175 OUTPUT PATCH LIBRARY De OUTPUT PATCH LIBRARY maakt het u mogelijk alle OUTPUT PATCH-instellingen op te slaan en op te roepen. De library bevat één presetgeheugen en 32 user (uitleesbare & beschrijfbare) geheugens. Druk, om toegang te krijgen tot de OUTPUT PATCH LIBRARY, herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [PATCH]-knop tot de PATCH | OUT LIB-pagina verschijnt. Zie voor details over geheugens opslaan en oproepen, “Algemene bediening bij libraries” op blz. 171.
Hoofdstuk 16—Libraries (bibliotheken) 1 2 5 3 4 A EFFECT NAME Deze parameter toont de naam van het effectprogramma dat momenteel geselecteerd is voor de effectprocessor. B TYPE Deze parameter toont het effecttype dat momenteel gebruikt wordt door de effectprocessor. Het aantal in- en uitgangskanalen van de momenteel gebruikte effecten verschijnt onder de TYPE-parameter.
Libraries (bibliotheken) gebruiken 177 De volgende tabellen geven een overzicht van de preseteffectprogramma’s in de EFFECTS LIBRARY: • Reverbs Nr. Presetnaam Type Omschrijving 1 Reverb Hall REVERB HALL Concertzaalreverbsimulatie met gate 2 Reverb Room REVERB ROOM Kamerreverbsimulatie met gate 3 Reverb Stage REVERB STAGE Reverb ontworpen voor zang, met gate 4 Reverb Plate REVERB PLATE Plaatreverbsimulatie met gate 5 Early Ref. EARLY REF.
Hoofdstuk 16—Libraries (bibliotheken) • Combinatie-effecten Nr. Presetnaam Type Omschrijving 29 Rev+Chorus REV+CHORUS Parallelgeschakelde reverb en chorus 30 Rev->Chorus REV->CHORUS Seriegeschakelde reverb en chorus 31 Rev+Flange REV+FLANGE Parallelgeschakelde reverb en flanger 32 Rev->Flange REV->FLANGE Seriegeschakelde reverb en flanger 33 Rev+Sympho. REV+SYMPHO. Parallelgeschakelde reverb en symphonic 34 Rev->Sympho. REV->SYMPHO.
Libraries (bibliotheken) gebruiken 179 GATE LIBRARY De GATE LIBRARY maakt het u mogelijk ingangskanaalsgate-instellingen op te slaan en op te roepen. De library bevat vier presetgeheugens en 124 user (uitleesbare & beschrijfbare) geheugens. Volg de onderstaande stappen om de GATE LIBRARY te gebruiken. 1 Druk op de DISPLAY ACCESS [DYNAMICS]-knop en vervolgens op de [F2]-knop. De DYNAMICS | GATE LIB-pagina verschijnt.
Hoofdstuk 16—Libraries (bibliotheken) COMPRESSOR LIBRARY Deze library maakt het u mogelijk de instellingen voor de compressor van ingangskanalen, BUS OUTs 1–8, AUX OUTs 1–8 en de STEREO OUT op te slaan en terug te roepen. De library bevat 36 presetgeheugens en 92 user (uitleesbare & beschrijfbare) geheugens. Volg de onderstaande stappen om de COMPRESSOR LIBRARY te gebruiken. 1 Druk op de DISPLAY ACCESS [DYNAMICS]-knop en vervolgens op de [F4]knop. De DYNAMICS | COMP LIB-pagina verschijnt.
Libraries (bibliotheken) gebruiken 181 De volgende tabel geeft een overzicht van de presetgeheugens in de COMPRESSOR LIBRARY: Nr. Presetnaam Type Omschrijving 1 Comp COMP Compressor voor het reduceren van het totaalvolumeniveau. Gebruik deze op de stereo-uitgang tijdens afmixen, of bij gepaarde in- of uitgangskanalen. 2 Expand EXPAND Expandersjabloon. 3 Compander (H) COMPAND-H Compressorsjabloon met een "harde knie" (steile overgang).
Hoofdstuk 16—Libraries (bibliotheken) Nr. Presetnaam Type Omschrijving 31 Click Erase EXPAND Expander voor het verwijderen van een clicktrack die via de hoofdtelefoon van een musicus mee is gelekt. 32 Announcer COMPAND-H Compressor met een steile overgang voor het reduceren van het niveau van de muziek op het moment dat de presentator spreekt. 33 Limiter1 COMPAND-S Een compander met een geleidelijke overgang met een langzame release. 34 Limiter2 COMP Een “peak-stop”-compressor.
Libraries (bibliotheken) gebruiken 183 De volgende tabel geeft een overzicht van de presetgeheugens in de EQ LIBRARY. Nr. Presetnaam Omschrijving Bass Drum 1 2 Bass Drum 2 Creëert een piek rond de 80Hz, waardoor een strak, stug geluid wordt geproduceerd. 3 Snare Drum 1 Benadrukt “snappy-” en rimshotgeluiden. 4 Snare Drum 2 Haalt verscheidene gebieden op voor klassieke rocksnaredrumgeluiden. 5 Tom-tom 1 Benadrukt de attack van toms en creëert een lange “leerachtige” decay.
Hoofdstuk 16—Libraries (bibliotheken) Nr. 01V96—Handleiding Presetnaam Omschrijving 37 Piano Low Haalt het laag van piano’s die in stereo zijn opgenomen, op. 38 Piano High Haalt het hoog van piano’s die in stereo zijn opgenomen, op. 39 Fine-EQ Cass Maakt het geluid helderder als er van of op cassette wordt opgenomen. 40 Narrator Ideaal voor opnemen van commentaar.
Afstandsbediening (Remote) 185 17 Afstandsbediening (Remote) Dit hoofdstuk beschrijft de remotefunctie, die het u mogelijk maakt externe apparatuur rechtstreeks vanaf het bedieningspaneel van de 01V96 te besturen. Over de remotefunctie De remotefunctie van de 01V96 maakt het u mogelijk externe DAW (Digital Audio Workstation)-apparatuur, MIDI-apparaten, recorders, enz. te bedienen.
Hoofdstuk 17—Afstandsbediening (Remote) ProTools REMOTE LAYER De 01V96 beschikt over een REMOTE LAYER-target die speciaal ontworpen is voor het besturen van ProTools. Aansluiten en configureren van ProTools Volg de onderstaande stappen om de 01V96 aan te sluiten op uw computer via de USBpoort zodat u ProTools via de 01V96 kunt besturen. Opm.: U kunt ProTools niet besturen via de MIDI-aansluitingen.
ProTools REMOTE LAYER 187 5 Kies OMS Studio Setup via het Setups-menu, en maak alle benodigde instellingen in OMS. Zie de documentatie die bij OMS is geleverd voor meer informatie over het maken van de instellingen in het "Setup"-menu van OMS Studio. OMS herkent de 01V96 als een USB MIDIinterface die over acht poorten beschikt. 6 Kies "Peripherals" in het "Setups"-menu om het "Peripherals"-venster te openen. 7 Dubbelklik op de "MIDI Controllers"-tab.
Hoofdstuk 17—Afstandsbediening (Remote) De 01V96 configureren Volg de onderstaande stappen om de 01V96 zo te configureren dat u ProTools op afstand kunt besturen via de 01V96 REMOTE LAYER. 1 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [DIO/SETUP]-knop tot de DIO/ SETUP | MIDI/HOST-pagina verschijnt. 2 Verplaats de cursor naar het eerste DAW-parameterveld in de SPECIAL FUNCTIONS-sectie, en draai vervolgens aan het parameterwiel om USB als poort te selecteren.
ProTools REMOTE LAYER 189 7 Druk op de LAYER [REMOTE]-knop. De REMOTE LAYER is nu beschikbaar voor besturing, waardoor u ProTools op afstand kunt besturen. Opm.: Als de ProTools REMOTE LAYER is geselecteerd zijn de bedieningspaneelfaders en andere kanaalknoppen van de 01V96 beschikbaar voor besturing op afstand. Om de 01V96 te besturen is het noodzakelijk dat u een INPUT CHANNEL LAYER of de MASTER LAYER selecteert.
Hoofdstuk 17—Afstandsbediening (Remote) • Als geen van de selectievakjes is aangekruist: .......Het ProTools-tijdcodeformat is ingesteld op “Minutes:Seconds” of “Samples”. C SELECT ASSIGN Deze parameter geeft de huidige parameter aan die kan worden aangepast via de parameterregelaars op de pagina. Bijvoorbeeld, Pan, PanR, SndA, SndB, SndC, SndD of SndE (zie blz. 192). D P.WHEEL MODE Deze parameter geeft de functie aan die momenteel is toegewezen aan het parameterwiel (zie blz. 193).
ProTools REMOTE LAYER 191 ■ CHANNEL-displaymode ([F3]-knop) Druk op de [F3]-knop om deze displaymode te selecteren waarin de parameterregelaars voor tracks 1–16 worden getoond. • Parameterregelaars 1–16 ................... Kanaalparameterregelaars zoals kanaal 1–16panpots, -SEND A–E-zendniveaus, enz. worden getoond. ■ METER-displaymode ([F4]-knop) Druk op de [F4]-knop om deze displaymode te selecteren waarin de niveaumeters voor tracks 1–16 worden getoond. • Kanalen 1–16 ................
Hoofdstuk 17—Afstandsbediening (Remote) Werking van het bedieningspaneel Als de ProTools REMOTE LAYER is geselecteerd, activeren de regelaars op het bedieningspaneel van de 01V96 de volgende functies: ■ Kanaalstripsectie • [SEL]-knoppen Deze knoppen selecteren ProTools-kanalen, -inserts en de automatiseringsmode. • [SOLO]-knoppen Deze knoppen schakelen ProTools-kanalen naar solo. De knopindicators voor de naar sologeschakelde kanalen lichten op.
ProTools REMOTE LAYER 193 ■ DISPLAY ACCESS-sectie • [PAIR/GROUP]-knop Druk op deze knop terwijl er een CHANNEL- of METER-displaymode is geselecteerd om de Groep-ID te tonen, waartoe elk van de kanalen behoort. • [EFFECT]-knop Druk op deze knop om het INSERT-venster in ProTools weer te geven of te verbergen. ■ Displaysectie • [F1]-knop Druk op deze knop om de CLIP- en PEAK HOLD-indicators op de METER-displaymodepagina’s te resetten.
Hoofdstuk 17—Afstandsbediening (Remote) Parameter Functie DAW AUDITION U kunt de "pre-roll", "post-roll", het "in-point"-gebied of het "out-point"-gebied beluisteren door de knop waaraan deze functie is toegewezen ingedrukt te houden en een knop in te drukken waaraan respectievelijk DAW PRE, DAW POST, DAW IN of DAW OUT is toegewezen. DAW PRE Speelt terug vanaf het "pre-roll"-punt tot aan het begin van het geselecteerde gebied.
ProTools REMOTE LAYER Parameter 195 Functie DAW EDIT MODE Herhaaldelijk drukken op de knop (waaraan deze functie is toegewezen) selecteert achtereenvolgens de "Shuffle"-, "Slip"-, "Spot"- of "Grid"-editmode. DAW EDIT TOOL Herhaaldelijk drukken op de knop (waaraan deze functie is toegewezen) selecteert één van de zeven bewerkingsgereedschappen (achtereenvolgens: Zoomer, Trimmer, Selector, Grabber, Smart Tool, Scrubber en Pencil).
Hoofdstuk 17—Afstandsbediening (Remote) Kanalen uitschakelen Druk, om ProTools-kanalen uit te schakelen op de [ON]-knoppen. De [ON]-knopindicators van de uitgeschakelde kanalen gaan uit. Gegroepeerde kanalen worden samen uitgeschakeld. Druk nogmaals op de [ON]-knoppen om de kanalen weer aan te schakelen. De [ON]knopindicators van de aangeschakelde kanalen lichten op. Er zijn twee "mutemodes" (uitschakelmodes) in ProTools: "Implicit mute" en "Explicit mute".
ProTools REMOTE LAYER 197 2 Druk op de FADER MODE [AUX 1]–[AUX 5]-knoppen om de gewenste SEND (A–E) te selecteren. 3 Verplaats, om te schakelen tussen pre en post, de cursor naar de PARAMETER-regelaar in de display en druk vervolgens op [ENTER]. Herhaaldelijk drukken op [ENTER] schakelt tussen pre en post. Zendniveaus instellen. U kunt de zendniveaus van SEND (A–E) van ProTools als volgt aanpassen. 1 Druk op de [F3]-knop om de CHANNEL-displaymode te selecteren.
Hoofdstuk 17—Afstandsbediening (Remote) Plug-ins aan ProTools-kanalen toewijzen U kunt als volgt plug-ins toewijzen aan vijf inserts die voor de ProTools-kanaalstrips beschikbaar zijn. 1 Druk op de [F2]-knop om de INSERT-displaymode te selecteren. 2 Druk op de FADER MODE [AUX 8]-knop. De [AUX 8]-knopindicator knippert. U kunt nu een kanaal selecteren waarin u plug-ins wilt tussenvoegen. 3 Druk op de [SEL]-knop van elk van de gewenste kanalen.
ProTools REMOTE LAYER 199 8 Wijs, op dezelfde manier, plug-ins toe aan andere kanalen. 9 Als u klaar bent met het toewijzen van plug-ins, druk dan op de [AUX 8]knop. De knopindicator gaat uit. Plug-ins bewerken U kunt plug-ins die in kanaalstrips zijn tussengevoegd als volgt bewerken: 1 Druk op de [F2]-knop om de INSERT-displaymode te selecteren. 2 Druk op de corresponderende [SEL]-knop om het kanaal te selecteren dat is toegewezen aan de plug-in die u wilt bewerken.
Hoofdstuk 17—Afstandsbediening (Remote) 6 Verplaats de cursor naar een PARAMETER-regelaar, en draai vervolgens aan het parameterwiel of druk op de [ENTER]-knop om de waarde aan te passen. Er zijn één of twee parameters aan een enkele PARAMETER-regelaar toegewezen. Druk, om de parameterinstelling aan of uit te zetten, op [ENTER]. Draai, om de parametervariabele te veranderen, aan het parameterwiel.
ProTools REMOTE LAYER 201 5 Draai aan het parameterwiel. Draai het parameterwiel met de klok mee om vooruit te scrubben of shuttlen. Draai tegen de klok in om achteruit te scrubben of shuttlen. De minimum scrubafspeelstap varieert afhankelijk van de zoominstelling in het EDITvenster van ProTools. 6 Druk, om de scrub- of shuttlefunctie te annuleren, op de USER DEFINEDknop of DAW SHUTTLE waaraan u de DAW SCRUB-parameter in stap 1 heeft toegewezen.
Hoofdstuk 17—Afstandsbediening (Remote) Nuendo REMOTE LAYER U kunt Nuendo op afstand besturen via de REMOTE LAYER. ■ Computers configureren 1 Sluit de 01V96 aan op uw computer met een USB-kabel, en installeer de vereiste USB-driver die op de 01V96 CD-ROM is bijgeleverd. Zie de Studio Manager Installation Guide voor meer informatie over het installeren van de driver. 2 Start Nuendo op en selecteer het "Device Setup"-menu, en stel Nuendo zo in dat de 01V96 met de software kan communiceren.
MIDI REMOTE LAYER 203 MIDI REMOTE LAYER Als u USER DEFINED als de target voor de REMOTE LAYER selecteert, kunt u op afstand de parameters van externe MIDI-apparaten (zoals synthesizers en toongenerators) besturen door de [ON]-knoppen en faders van de kanalen te gebruiken om verscheidene MIDIboodschappen uit te sturen. (Dit wordt de MIDI REMOTE-functie genoemd.) U kunt MIDI-boodschappen die aan de kanaalregelaars zijn toegewezen opslaan in vier banken.
Hoofdstuk 17—Afstandsbediening (Remote) 2 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [DIO/SETUP]-knop tot de DIO/ SETUP | MIDI/HOST-pagina verschijnt. 1 3 Verplaats de cursor naar het REMOTE-parameterveld (1) in de SPECIAL FUNCTIONS-sectie, draai aan het parameterwiel om MIDI te selecteren en druk vervolgens op [ENTER]. Als de MIDI-poort al in gebruik is, verschijnt er een venster waarin de toewijzingsverandering wordt bevestigd. Verplaats de cursor naar de YES-knop en druk vervolgens op [ENTER].
MIDI REMOTE LAYER 205 D ID, SHORT, LONG Deze parameters tonen de kanaalnamen. De ID-parameter toont de kanaal-ID (RM01–RM16) van het MIDI-apparaat dat momenteel bestuurd wordt. E ON-sectie Deze sectie toont het type MIDI-boodschappen (hexadecimaal of afkorting) die aan de [ON]-knoppen van de momenteel geselecteerde kanalen (RM01–RM16) zijn toegewezen. • LATCH/UNLATCH......Hiermee kan de omschakelfunctie van de [ON]-knoppen geactiveerd (Latch) of gedeactiveerd (Unlatch) worden. • LEARN....................
Hoofdstuk 17—Afstandsbediening (Remote) 2 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [DIO/SETUP]-knop tot de DIO/ SETUP | REMOTE-pagina verschijnt en stel vervolgens de TARGET-parameter in op USER DEFINED. U kunt nu de MIDI REMOTE-functie gebruiken. Zie de voorgaande sectie voor meer informatie over het gebruik van de MIDI REMOTE-functie. 3 Verplaats de cursor naar de gewenste bankknop (BANK-parameterknoppen 1–4) en druk vervolgens op [ENTER]. 4 Druk op de [SEL]-knoppen voor de gewenste kanalen.
MIDI REMOTE LAYER 207 rend veranderende waarden in het bereik van 00 tot 7F (0–127 decimaal) uitgestuurd. Tip: Als “SW” niet aan de DATA-parametervelden van de ON-sectie is toegewezen, worden de huidige MIDI-boodschappen uitgestuurd. Opm.: Zorg ervoor dat u één van de DATA parametervelden van de FADER-sectie instelt op “FAD”. Als “FAD” niet is toegewezen, wordt de faderhandeling genegeerd.
Hoofdstuk 17—Afstandsbediening (Remote) 10 Verplaats, om de kanaalnaam te wijzigen, de cursor naar het ID LONG-parameterveld en druk vervolgens op [ENTER] om het TITLE EDIT-venster op te roepen. Zie blz. 30 voor meer informatie over namen bewerken. Tip: • Verplaats de cursor naar de INITIALIZE-knop en druk vervolgens op [ENTER]. Er wordt een venster weergegeven die het u mogelijk maakt de parameterinstellingen in de momenteel geselecteerde bank te resetten.
Machinebesturingsfunctie 209 3 Verplaats de cursor naar het PORT-parameterveld in de MACHINE CONTROL-sectie (1), en draai vervolgens aan het parameterwiel om de MMC-bestemming te selecteren. De volgende poorten en het volgende slot zijn beschikbaar als MMC-bestemming. • MIDI ..............................MIDI-poort • USB ................................USB-poort • SLOT ..............................
Hoofdstuk 17—Afstandsbediening (Remote) C TRANSPORT-sectie • • • • • Deze sectie maakt het u mogelijk de transportfuncties van externe machines te besturen. REW............................... Deze knop begint het terugspoelen op externe machines. FF ................................... Deze knop begint het snel vooruitspoelen op externe machines. STOP.............................. Deze knop stopt externe machines. PLAY .............................. Deze knop begint het afspelen op externe machines.
MIDI 211 18 MIDI Dit hoofdstuk beschrijft de MIDI-gerelateerde functies van de 01V96. MIDI & de 01V96 Het gebruik van besturingswijzigingen, programmawijzigingen en andere MIDI-boodschappen maken het u mogelijk scenes op te roepen en parameters te bewerken op de 01V96, en de interne data van de 01V96 op te slaan op externe MIDI-apparaten. De 01V96 ondersteunt de volgende MIDI-boodschappen. Elke van deze MIDI-boodschappen kan afzonderlijk worden aan- of uitgezet voor verzending en ontvangst.
Hoofdstuk 18—MIDI • SLOT Als er een optionele “MY8-mLAN” I/O-kaart in het slot is geïnstalleerd, is de overdracht van MIDI-data transfer van en naar een extern MIDI-apparaat beschikbaar via de MY8mLAN-kaart. Er kunnen MIDI-data voor tot acht poorten (16 kanalen x 8 poorten) worden verzonden en ontvangen.
Instellen van de MIDI-poorten 213 MMC-commando’s. Als u USB of SLOT selecteert, geef dan het poortnummer aan in het rechterparameterveld. • DEVICE ID ...................Geef de MMC Device ID voor de 01V96 aan. MMC DeviceIDs identificeren aangesloten apparaten, waardoor ze kunnen worden herkend tijdens de verzending en ontvangst van MMC. D SPECIAL FUNCTIONS-sectie • • • • Deze sectie maakt het u mogelijk om de poorten voor verscheidene bijzondere functies aan te geven. Studio Manager............
Hoofdstuk 18—MIDI MIDI-boodschappen voor verzending en ontvangst selecteren U kunt MIDI-boodschappen selecteren die via een aangegeven poort moeten worden verzonden of ontvangen. Druk, om dit te doen, op de DISPLAY ACCESS [MIDI]-knop, en vervolgens op de [F1]- knop om de MIDI | SETUP-pagina op te roepen.
Scenes toewijzen aan programmawijzigingen voor het op afstand oproepen ervan 215 • Tx ON/OFF ...................Voor het aan- of uitzetten van de verzending van parameterwijzigingsboodschappen. • Rx ON/OFF................... Voor het aan- of uitzetten van de ontvangst van parameterwijzigingsboodschappen. • ECHO ON/OFF ............Deze knop bepaalt of parameterwijzigingsboodschappen die worden ontvangen via de MIDI IN-poort worden doorgestuurd naar de MIDI OUT-poort.
Hoofdstuk 18—MIDI 4 Verplaats de cursor naar een parameterveld in de PGM CHG-kolom, en draai aan het parameterwiel of druk op de [INC]/[DEC]-knoppen om de programmawijzigingsnummers te selecteren waaraan u de scenes wilt toewijzen. 5 Druk op de cursorknop [ ] om de cursor naar een parameterveld in de SCENE NO./TITLE-kolom te verplaatsen, en draai vervolgens aan het parameterwiel of druk op de [INC]/[DEC]-knoppen om scenes te selecteren.
Parameters toewijzen aan besturingswijzigingen voor realtimebesturing 217 Tip: Zie blz. 293 voor informatie over de standaard parameter-naar-besturingswijzigingstoewijzingen. 4 Verplaats de cursor naar de TABEL-knop van de MODE-parameter (1) en druk vervolgens op [ENTER]. De MODE-parameter bepaalt welke MIDI-boodschappen worden verzonden als er parameters van de 01V96 worden aangepast. De volgende opties zijn beschikbaar voor de MODE-parameter: • TABLE ............................
Hoofdstuk 18—MIDI HIGH MID LOW CHANNEL INPUT1–32/ST IN1–4 MASTER BUS1–8/AUX1–8/STEREO AUX1 SEND AUX2 SEND AUX3 SEND ON AUX4 SEND AUX5 SEND INPUT1–32/ST IN1–4 AUX6 SEND AUX7 SEND AUX8 SEND PHASE INSERT ON BUS TO ST BUS1–8 CHANNEL INPUT1–32/ST IN1L–4R CHANNEL INPUT1–32 MASTER BUS1–8/AUX1–8/STEREO AUX1 SEND AUX2 SEND AUX3 SEND PRE/POST AUX4 SEND AUX5 SEND INPUT1–32/ST IN1–4 AUX6 SEND AUX7 SEND AUX8 SEND ON TIME HIGH TIME MID IN DELAY TIME LOW MIX HIGH INPUT1–32 MIX LOW FB GAIN H
Parameters toewijzen aan besturingswijzigingen voor realtimebesturing HIGH MID 219 LOW ON Q LOW F LOW G LOW H G LOW L Q LO-MID F LO-MID G LO-MID H G LO-MID L Q HI-MID EQ F HI-MID INPUT1–32/ST IN 1–4/BUS1–8/AUX1–8/STEREO G HI-MID H G HI-MID L Q HIGH F HIGH G HIGH H G HIGH L ATT H ATT L HPF ON LPF ON ON ATTACK THRESH H THRESH L GATE RANGE INPUT1–32 HOLD H HOLD L DECAY H DECAY L ON ATTACK THRESH H THRESH L COMP RELEASE H RELEASE L INPUT1–32/BUS1–8/AUX1–8/STEREO RATIO GAIN H GAIN L KNEE CHANNEL AU
Hoofdstuk 18—MIDI HIGH MID LOW LFE H LFE L DIV (F) DIV R SURROUND LR FR INPUT1–32/ST IN1L–4R WIDTH DEPTH OFS LR OFS FR BYPASS MIX PARAM1 H EFFECT PARAM1 L EFFECT1–4 : PARAM32 H PARAM32 L Parameters die over een instellingsbereik van meer dan 128 stappen beschikken (zoals fader- en delaytijdparameters) vereisen twee of meer besturingswijzigingsboodschappen om de waarden aan te geven.
Parameters regelen via parameterwijzigingen 221 Parameters regelen via parameterwijzigingen U kunt de parameters van de 01V96 in realtime regelen via parameterwijzigingsboodschappen die systeemexclusiefboodschappen zijn, in plaats van het gebruiken van MIDI-besturingswijzgingen. Zie “MIDI-dataformat” aan het einde van deze handleiding, voor gedetailleerde informatie over beschikbare parameterwijzigingen.
Hoofdstuk 18—MIDI Parameterinstellingen via MIDI (bulkdump) verzenden U kunt data die zijn opgeslagen in de 01V96, zoals libraries en scenes, backuppen naar een extern MIDI-apparaat via MIDI-bulkdump. Op deze manier kunt u later oude 01V96-instellingen terugzetten door deze MIDI-data naar de 01V96 terug te zenden. Opm.: Iets van de data die van de 01V96 naar de sequencesoftware wordt verzonden kan soms wegvallen tijdens een bulkdumpverzending.
Parameterinstellingen via MIDI (bulkdump) verzenden 223 De volgende opties zijn beschikbaar: • ALL.................................Deze knop selecteert alle data die beschikbaar zijn voor bulkdump. Als deze knop is aangezet, worden alle overige knoppen in deze sectie uitgezet. • SCENEMEM .................Deze knop selecteert scenegeheugens. U kunt scenes die u wilt verzenden selecteren in het parameterveld naast de knop. • LIBRARY.......................Deze knop selecteert libraries.
Hoofdstuk 18—MIDI 01V96—Handleiding
Overige functies 225 19 Overige functies Dit hoofdstuk beschrijft de overige veelzijdige functies van de 01V96. In- en uitgangskanaalnamen veranderen U kunt de standaardnaam van de ingangskanalen (ingangskanalen 1–32, ST IN-kanalen 1–4) en uitgangskanalen (AUX OUTs 1–8, BUS OUTs 1–8, STEREO OUT) desgewenst veranderen. De ingangskanaalnamen veranderen 1 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [PATCH]-knop tot de PATCH | IN NAME-pagina verschijnt.
Hoofdstuk 19—Overige functies Als het "Name Input Auto Copy"-selectievakje (3) is aangekruist, worden de eerste vier karakters van een nieuw-ingevoerde lange naam automatisch gekopieerd naar de korte naam. Andersom geldt dat een nieuw-ingevoerde korte naam automatisch wordt toegevoegd aan het begin van de lange naam. U kunt alle poortnamen terugzetten naar hun standaardnaam door de cursor naar de INITIALIZE-knop te verplaatsen en vervolgens op [ENTER] te drukken.
Voorkeuren instellen 227 Deze pagina bevat de volgende parameters. (Deze parameters worden uitgelegd in de volgorde van bovenaan de linkerkolom tot onderaan de rechterkolom.) • Auto PAN Display Als dit selectievakje is aangekruist verschijnt de PAN | ROUTE-pagina automatisch zodra u de [PAN]-regelaar in de SELECTED CHANNEL-sectie bedient. In de stereosurroundmode maakt bedienen van de [PAN]-regelaar het u mogelijk de linker- en rechterpaninstelling aan te passen.
Hoofdstuk 19—Overige functies • Initial Data Nominal Als dit selectievakje is aangekruist worden de ingangskanaalfaders en ST IN-kanaalniveauregelaars op nominaal (0 dB) ingesteld als u scenenummer 0 oproept. (Als dit selectievakje niet is aangekruist, worden ze ingesteld op –∞.) • Scene MEM Auto Update Als dit selectievakje is aangekruist kunt u de automatische scenegeheugenupdatefunctie (zie blz. 165) gebruiken.
Een custom-LAYER creëren door kanalen te combineren (USER ASSIGNABLE LAYER) • • • • • 229 PAN ................................Kopieert de paninstellingen. SURR .............................Kopieert de surroundpaninstellingen. AUX ................................Kopieert de AUX SEND-niveaus. AUX ON ........................Kopieert de aan/uit-status van de kanaal-naar-AUX-signalen. EQ...................................Kopieert de EQ-parameterwaarden.
Hoofdstuk 19—Overige functies De oscillator gebruiken De 01V96 beschikt over een oscillator die u kunt gebruiken voor soundchecks. Volg de onderstaande stappen om de oscillator te gebruiken: 1 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [UTILITY]-knop tot de UTILITY | OSCILLATOR-pagina verschijnt. 1 3 4 2 Deze pagina bevat de volgende parameters: A OSCILLATOR ON Deze parameterknop zet de oscillator aan of uit. B WAVEFORM Deze parameterknoppen selecteren de golfvorm voor de oscillator.
De USER DEFINED KEYS gebruiken 231 6 Verplaats de cursor naar de parameterregelaar in de LEVEL-sectie en draai vervolgens aan het parameterwiel om het oscillatorniveau te verhogen. U kunt het huidige oscillatorniveau op de LEVEL-meter bekijken. De USER DEFINED KEYS gebruiken USER DEFINED KEYS 1 2 3 4 5 6 7 8 U kunt elk van de meer dan 160 functies aan de USER DEFINED KEYS [1]–[8]-knoppen toewijzen.
Hoofdstuk 19—Overige functies 3 Verplaats de cursor naar één van de 1–8-parametervelden en druk vervolgens op [ENTER]. De 01V96 toont het USER DEFINE SELECT-venster die het u mogelijk maakt functies aan de geselecteerde knoppen toe te wijzen. 4 Verplaats de cursor naar de linkerkolom en draai vervolgens aan het parameterwiel of druk op de [INC]/[DEC]-knoppen om een functie te selecteren die u wilt toewijzen. Een functie is geselecteerd als deze in het gestippelde vak verschijnt. Zie blz.
Het bedieningsslot gebruiken 233 Het bedieningsslot gebruiken De 01V96 beschikt over een bedieningsslotfunctie (Operation Lock) die voorkomt dat er onbedoeld bewerkingen worden uitgevoerd en die toegang tot het bedieningspaneel alleen mogelijk maakt via een wachtwoord. Druk, om de bedieningsslotfunctie te gebruiken, herhaaldelijk op de [UTILITY]-knop om de UTILITY | LOCK-pagina op te roepen.
Hoofdstuk 19—Overige functies C PASSWORD Deze knop maakt het u mogelijk om het huidige wachtwoord te veranderen. Verplaats de cursor naar de PASSWORD-knop en druk vervolgens op [ENTER]. Het "SET PASSWORD”-venster verschijnt, waardoor u het wachtwoord kunt veranderen. Voer het huidige wachtwoord in in het PASSWORD-veld en voer een nieuw wachtwoord in in het NEW PASSWORD-veld. Het standaardsfabriekswachtwoord is “1234”.
Consoles cascaderen De volgende paragrafen leggen uit hoe een cascadeverbinding te maken met gebruikmaking van twee 01V96s en de in- en uitgangen van de in de slots van elk van de 01V96s geïnstalleerde digitale I/O-kaart. 1 Installeer een digitale I/O-kaart in het slot van elk van de twee 01V96s. 2 Sluit de twee 01V96s als volgt aan: • Sluit de uitgang van de digitale I/O-kaart van de zendende 01V96 (slave) aan op de ingang van de digitale I/O-kaart van de ontvangende 01V96 (master).
Hoofdstuk 19—Overige functies In de volgende voorbeelddisplaypagina zijn de BUS 1–8, AUX SEND 1–4, STEREOBUS en SOLO-bussignalen gekoppeld via de ADAT IN- en OUT-aansluitingen en twee 8-kanaals digitale I/O-kaarten (zoals MY8-AT). Tip: Uiteraard kunnen ook andere verbindingen worden gemaakt, afhankelijk van het type en aantal bussen dat gebruikt wordt voor de cascadeverbinding. Opm.
Consoles cascaderen 237 8 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [DIO/SETUP]-knop om de DIO/SETUP | MIDI/HOST-pagina op te roepen en stel vervolgens de "Cascade Link"-parameter in op “MIDI”. 9 Herhaal stap 8 voor het masterapparaat. Na de stappen 8 en 9 zal het slaveapparaat in staat zijn MIDI-boodschappen te verzenden en ontvangen. 10 Roep, om de parameters van de beide 01V96s met elkaar overeen te laten komen, de DIO/SETUP | MIDI/HOST-pagina op op het kopieerbronapparaat.
Hoofdstuk 19—Overige functies De batterij en de systeemversie controleren De UTILITY | BATTERY-pagina maakt het u mogelijk om de toestand van de interne geheugenbatterij en het systeemversienummer te controleren. Druk, om deze pagina op te roepen, herhaaldelijk op de DISPLAY ACCESS [UTILITY]-knop. 1 2 A Status Als de status “Okay” is, beschikt de batterij over voldoende spanning om zijn werk te doen.
De 01V96 initialiseren 239 De 01V96 initialiseren U kunt alle momenteel-opgenomen instellingen wissen en de voorgeprogrammeerde fabrieksinstellingen terugroepen en het bedieningsslotwachtwoord terugzetten naar de fabrieksinstelling. Volg de hieronder vermelde stappen. Opm.: • Als u de 01V96 naar de voorgeprogrammeerde fabrieksinstellingen terugzet, zullen alle SCENE- , LIBRARY- en andere data die u reeds heeft opgeslagen worden gewist.
Hoofdstuk 19—Overige functies De faders kalibreren De posities van de gemotoriseerde faders van de 01V96 kunnen na verloop van tijd en afhankelijk van de werkomstandigheden en omgeving enigszins verlopen. Via de kalibratiefunctie kunt u de faders weer corrigeren. 1 Zorg ervoor dat de 01V96 is uitgezet. 2 Zet, terwijl u de [ENTER]-knop ingedrukt houdt, de POWER ON/OFF-knop aan. Na een ogenblik geeft de 01V96 een mededeling om aan te geven dat de kalibratie wordt uitgevoerd.
USER DEFINED KEYS 241 Appendix A: Parameteroverzichten USER DEFINED KEYS Nr. Functie Nr. Display Functie Display 47 Input MUTE Group Enable J IN Mute Group J IN Mute Group K 48 Input MUTE Group Enable K 0 No Assign No Assign 49 Input MUTE Group Enable L IN Mute Group L 1 Scene MEM. Recall +1 Scene +1 Recall 50 Input MUTE Group Enable M IN Mute Group M 2 Scene MEM. Recall –1 Scene –1 Recall 51 Input MUTE Group Enable N IN Mute Group N 3 Scene MEM. Recall No.
Appendix A: Parameteroverzichten Nr. Functie Display Nr.
USER DEFINED KEYS fabriekstoewijzingen USER DEFINED KEYS fabriekstoewijzingen BANK A BANK B BANK C BANK D BANK E BANK F BANK G BANK H TITLE Scene Recall Group Enable DAW 1 DAW 2 Machine Control Program Change Special Function No Assign 1 Scene 1 Recall IN Fader Group A UDEF BANK D UDEF BANK C Machine SHUTTLE MIDI PGM 1 Display Back No Assign 2 Scene 2 Recall IN Mute Group I DAW WIN MIX/EDIT DAW OPTION/ALL Machine SCRUB MIDI PGM 2 Display Forward No Assign 3 Scene 3 Rec
Appendix A: Parameteroverzichten INPUT Poort-ID Omschrijving INSERT IN Poort-ID Omschrijving EFFECT IN Poort-ID Omschrijving CASCADE Poort-ID Omschrijving SL-07 Slot CH7 IN SL-07 Slot CH7 IN INS CH23 InsertOut-CH23 AD7 AD IN 7 SL-08 Slot CH8 IN SL-08 Slot CH8 IN INS CH24 InsertOut-CH24 AD8 AD IN 8 SL-09 Slot CH9 IN SL-09 Slot CH9 IN INS CH25 InsertOut-CH25 AD9 AD IN 9 SL-10 Slot CH10 IN SL-10 Slot CH10 IN INS CH26 InsertOut-CH26 AD10 AD IN 10 SL-11 Slot CH11 IN SL
INPUT PATCH-fabrieksinstellingen 245 INPUT PATCH-fabrieksinstellingen KANAAL EFFECT IN PATCH 1 AD1 1-1 AUX1 2 AD2 1-2 NONE 3 AD3 2-1 AUX2 4 AD4 2-2 NONE 5 AD5 3-1 AUX3 6 AD6 3-2 NONE 7 AD7 4-1 AUX4 8 AD8 4-2 NONE 9 AD9 10 AD10 11 AD11 12 AD12 13 AD13 14 AD14 15 AD15 16 AD16 17 ADAT1 18 ADAT2 19 ADAT3 20 ADAT4 21 ADAT5 22 ADAT6 23 ADAT7 24 ADAT8 25 S-1 26 S-2 27 S-3 28 S-4 29 S-5 30 S-6 31 S-7 32 S-8 CASCADE IN PATCH BUS1 NO
Appendix A: Parameteroverzichten KANAALNAMEN KANAAL-ID KORT LANG CH1 CH1 CH1 CH1 CH2 CH2 CH2 CH2 CH3 CH3 CH3 CH3 CH4 CH4 CH4 CH4 CH5 CH5 CH5 CH5 CH6 CH6 CH6 CH6 CH7 CH7 CH7 CH7 CH8 CH8 CH8 CH8 CH9 CH9 CH9 CH9 CH10 CH10 CH10 CH10 CH11 CH11 CH11 CH11 CH12 CH12 CH12 CH12 CH13 CH13 CH13 CH13 CH14 CH14 CH14 CH14 CH15 CH15 CH15 CH15 CH16 CH16 CH16 CH16 CH17 CH17 CH17 CH17 CH18 CH18 CH18 CH18 CH19 CH19 CH19 CH19 CH20 CH20 CH20
OUTPUT PATCH-parameters 247 OUTPUT PATCH-parameters SLOT, ADAT, OMNI Bron INSERT IN Omschrijving Bron DIRECT OUT Omschrijving Bron 2TR OUT DIGITAL Omschrijving Bron Omschrijving – NONE – NONE – NONE – NONE BUS1 BUS1 AD1 AD IN 1 ADAT1 ADAT1 OUT BUS1 BUS1 BUS2 BUS2 AD2 AD IN 2 ADAT2 ADAT2 OUT BUS2 BUS2 BUS3 BUS3 AD3 AD IN 3 ADAT3 ADAT3 OUT BUS3 BUS3 BUS4 BUS4 AD4 AD IN 4 ADAT4 ADAT4 OUT BUS4 BUS4 BUS5 BUS5 AD5 AD IN 5 ADAT5 ADAT5 OUT BUS5 BUS5 BUS6
Appendix A: Parameteroverzichten SLOT, ADAT, OMNI Bron Omschrijving INSERT IN DIRECT OUT Bron Omschrijving Bron Omschrijving 2TR OUT DIGITAL Bron Omschrijving INS BUS1 InsertOut-BUS1 — — — — INS BUS1 InsertOut-BUS1 INS BUS2 InsertOut-BUS2 — — — — INS BUS2 InsertOut-BUS2 INS BUS3 InsertOut-BUS3 — — — — INS BUS3 InsertOut-BUS3 INS BUS4 InsertOut-BUS4 — — — — INS BUS4 InsertOut-BUS4 INS BUS5 InsertOut-BUS5 — — — — INS BUS5 InsertOut-BUS5 INS BUS6 InsertO
OUTPUT PATCH fabrieksinstellingen OUTPUT PATCH fabrieksinstellingen SLOT 17 NONE BUS1 18 NONE BUS2 19 NONE BUS3 20 NONE BUS4 21 NONE SLOT1-5 BUS5 22 NONE SLOT1-6 BUS6 23 NONE BUS7 24 NONE BUS8 25 NONE BUS1 26 NONE BUS2 27 NONE BUS3 28 NONE BUS4 29 NONE SLOT1-13 BUS5 30 NONE SLOT1-14 BUS6 31 NONE SLOT1-15 BUS7 32 NONE SLOT1-16 BUS8 SLOT1-1 SLOT1-2 SLOT1-3 SLOT1-4 SLOT1-7 SLOT1-8 SLOT1-9 SLOT1-10 SLOT1-11 SLOT1-12 ADAT OUT 2TR OUT DIGITAL 1L ST
Appendix A: Parameteroverzichten Fabrieksinstellingen voor de "USER DEFINED"-banken voor de REMOTE LAYER Bank 1 (GM Vol & Pan) ID Naam Kort Lang RM01 GM01 GM-CH01 VOL&PAN RM02 GM02 GM-CH02 VOL&PAN RM03 GM03 GM-CH03 VOL&PAN RM04 GM04 GM-CH04 VOL&PAN RM05 GM05 GM-CH05 VOL&PAN RM06 GM06 GM-CH06 VOL&PAN RM07 GM07 GM-CH07 VOL&PAN RM08 GM08 GM-CH08 VOL&PAN RM09 GM09 GM-CH09 VOL&PAN RM10 GM10 GM-CH10 VOL&PAN RM11 GM11 GM-CH11 VOL&PAN RM12 GM12 GM-CH12 VOL&PAN RM13 GM13 GM-CH13 VOL&PAN RM14 GM14 GM-CH14 VO
Fabrieksinstellingen voor de "USER DEFINED"-banken voor de REMOTE LAYER Bank 2 (GM Vol & Effect 1) ID Naam Kort Lang RM01 GM01 GM-CH01 VOL&EFF1 RM02 GM02 GM-CH02 VOL&EFF1 RM03 GM03 GM-CH03 VOL&EFF1 RM04 GM04 GM-CH04 VOL&EFF1 RM05 GM05 GM-CH05 VOL&EFF1 RM06 GM06 GM-CH06 VOL&EFF1 RM07 GM07 GM-CH07 VOL&EFF1 RM08 GM08 GM-CH08 VOL&EFF1 RM09 GM09 GM-CH09 VOL&EFF1 RM10 GM10 GM-CH10 VOL&EFF1 RM11 GM11 GM-CH11 VOL&EFF1 RM12 GM12 GM-CH12 VOL&EFF1 RM13 GM13 GM-CH13 VOL&EFF1 RM14 GM14 GM-CH14 VOL&EFF1 RM15 GM1
Appendix A: Parameteroverzichten Bank 3 (XG Vol & Pan) ID Naam Kort RM01 XG01 RM02 XG02 RM03 XG03 RM04 XG04 RM05 XG05 RM06 XG06 RM07 XG07 RM08 XG08 RM09 XG09 RM10 XG10 RM11 XG11 RM12 XG12 RM13 XG13 RM14 XG14 RM15 XG15 RM16 XG16 Lang XG-CH01 VOL&PAN XG-CH02 VOL&PAN XG-CH03 VOL&PAN XG-CH04 VOL&PAN XG-CH05 VOL&PAN XG-CH06 VOL&PAN XG-CH07 VOL&PAN XG-CH08 VOL&PAN XG-CH09 VOL&PAN XG-CH10 VOL&PAN XG-CH11 VOL&PAN XG-CH12 VOL&PAN XG-CH13 VOL&PAN XG-CH14 VOL&PAN XG-CH15 VOL&PAN XG-CH16 VOL&PAN 01V96—Handlei
Fabrieksinstellingen voor de "USER DEFINED"-banken voor de REMOTE LAYER Bank 4 (Nuendo VST Mixer) ID Naam Kort RM01 CH1 RM02 CH2 RM03 CH3 RM04 CH4 RM05 CH5 RM06 CH6 RM07 CH7 RM08 CH8 RM09 CH9 RM10 CH10 RM11 CH11 RM12 CH12 RM13 CH13 RM14 CH14 RM15 CH15 RM16 CH16 Lang VST MIXER CH1 VST MIXER CH2 VST MIXER CH3 VST MIXER CH4 VST MIXER CH5 VST MIXER CH6 VST MIXER CH7 VST MIXER CH8 VST MIXER CH9 VST MIXER CH10 VST MIXER CH11 VST MIXER CH12 VST MIXER CH13 VST MIXER CH14 VST MIXER CH15 VST MIXER CH16 Rege
Appendix A: Parameteroverzichten Effectparameters REVERB HALL, REVERB ROOM, REVERB STAGE, REVERB PLATE Zaal-, kamer-, podium -en plaatreverbsimulaties met gates, met één ingang en twee uitgangen. Parameter REV TIME Bereik Omschrijving 0.3–99.0 s Reverbtijd INI. DLY 0.0–500.0 ms Initiële delay voordat de reverb begint HI. RATIO 0.1–1.0 Lengte van het hoogfrequente gedeelte van de reverb LO. RATIO 0.1–2.4 Lengte van het laagfrequente gedeelte van de reverb DIFF.
Effectparameters 255 GATE REVERB, REVERSE GATE Eerste weerkaatsingen met gate en eerste weerkaatsingen met omgekeerde gate, met één ingang en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving TYPE Type-A, Type-B Simulatie van een type eerste weerkaatsingen ROOMSIZE 0.1–20.0 Weerkaatsingsafstand LIVENESS 0–10 Decaykarakteristieken van eerste weerkaatsingen (0 = dood, 10 = levendig) INI. DLY 0.0–500.0 ms Initiële delay voordat de reverb begint DIFF.
Appendix A: Parameteroverzichten MOD. DELAY Basisherhalingsdelay met modulatie, met één ingang en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving DELAY 0.0–2725.0 ms Delaytijd FB. GAIN –99 tot +99% Feedbackversterking (positieve waarden voor feedback in fase, negatieve waarden voor feedback in tegenfase) HI. RATIO 0.1–1.0 Feedbackverhouding van de hoge frequenties FREQ. 0.05–40.00 Hz Modulatiesnelheid DEPTH 0–100% Modulatiediepte WAVE Sine, Tri Modulatiegolfvorm HPF THRU, 21.
Effectparameters 257 ECHO Stereodelay met gekruiste feedbacklus, met twee ingangen en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving DELAY L 0.0–1350.0 ms Delaytijd linkerkanaal DELAY R 0.0–1350.0 ms Delaytijd rechterkanaal FB.DLY L 0.0–1350.0 ms Delaytijd terugkoppeling linkerkanaal FB.DLY R 0.0–1350.0 ms Delaytijd terugkoppeling rechterkanaal FB. G L –99 tot +99% Feedbackversterking linkerkanaal (positieve waarden voor feedback in fase, negatieve waarden voor feedback in tegenfase) FB.
Appendix A: Parameteroverzichten FLANGE Flange-effect met twee ingangen en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving FREQ. 0.05–40.00 Hz Modulatiesnelheid DEPTH 0–100% Modulatiediepte MOD. DLY 0.0–500.0 ms Modulatiedelaytijd FB. GAIN –99 tot +99% Feedbackversterking (positieve waarden voor feedback in fase, negatieve waarden voor feedback in tegenfase) WAVE Sine, Tri Modulatiegolfvorm LSH F 21.2 Hz–8.00 kHz Laagaffilterfrequentie LSH G –12.0 tot +12.
Effectparameters 259 PHASER 16-traps phaser met twee ingangen en twee uitgangen Parameter Bereik Omschrijving FREQ. 0.05–40.00 Hz Modulatiesnelheid DEPTH 0–100% Modulatiediepte FB. GAIN –99 tot +99% Feedbackversterking (positieve waarden voor feedback in fase, negatieve waarden voor feedback in tegenfase) OFFSET 0–100 Laagste fase-verschoven frequentie-offset PHASE 0.00–354.
Appendix A: Parameteroverzichten TREMOLO Tremolo-effect met twee ingangen en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving FREQ. 0.05–40.00 Hz Modulatiesnelheid DEPTH 0–100% Modulatiediepte WAVE Sine, Tri, Square Modulatiegolfvorm LSH F 21.2 Hz–8.00 kHz Laagaffilterfrequentie LSH G –12.0 tot +12.0 dB Laagaffilterversterking EQ F 100 Hz–8.00 kHz EQ-frequentie (peaktype) EQ G –12.0 tot +12.0 dB EQ-versterking (peaktype) EQ Q 10.0–0.10 EQ-bandbreedte (peaktype) HSH F 50.
Effectparameters 261 DUAL PITCH Pitchshifter met twee ingangen en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving PITCH 1 –24 tot +24 halve noten Toonhoogteverschuiving van kanaalnummer 1 FINE 1 –50 tot +50 cents Fijne toonhoogteverschuiving van kanaalnummer 1 LEVEL 1 –100 tot +100% Niveau voor kanaalnummer 1 (positieve waarden voor in fase, negatieve waarden voor in tegenfase) PAN 1 L63 tot R63 Pan van kanaalnummer 1 DELAY 1 0.0–1000.0 ms Delaytijd van kanaalnummer 1 FB.
Appendix A: Parameteroverzichten RING MOD. Ringmodulator met twee ingangen en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving SOURCE OSC, SELF Modulatiebron: oscillator of ingangssignaal OSC FREQ 0.0–5000.0 Hz Oscillatorfrequentie FM FREQ. 0.05–40.00 Hz Modulatiesnelheid oscillatorfrequentie FM DEPTH 0–100% Modulatiediepte oscillatorfrequentie SYNC OFF, ON Synchronisatie met de tempoparameter aan/uit NOTE FM 1 Wordt samen gebruikt met TEMPO om FM FREQ te bepalen 1. MOD.
Effectparameters 263 AMP SIMULATE Gitaarversterkersimulatie met één ingang en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving AMP TYPE 1 Gitaarversterkersimulatietype DST TYPE DST1, DST2, OVD1, OVD2, CRUNCH Distortiontype (DST = distortion, OVD = overdrive) DRIVE 0–100 Distortionaansturing MASTER 0–100 Mastervolume BASS 0–100 Basklankkleurregeling MIDDLE 0–100 Middenklankkleurregeling TREBLE 0–100 Hoogklankkleurregeling CAB DEP 0–100% Luidsprekerkastsimulatiediepte EQ F 100–8.
Appendix A: Parameteroverzichten DYNA. FLANGE Dynamisch bestuurde flanger met twee ingangen en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving SOURCE INPUT, MIDI Besturingsbron: Ingangssignaal of MIDI-noot-aan-snelheid SENSE 0–100 Gevoeligheid DIR. UP, DOWN Frequentiewijzigingsrichting omhoog of naar beneden DECAY 1 Decaysnelheid OFFSET 0–100 Delaytijdoffset FB.
Effectparameters 265 REV+CHORUS Parallelgeschakelde reverb- en choruseffecten met één ingang en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving REV TIME 0.3–99.0 s Reverbtijd INI. DLY 0.0–500.0 ms Initiële delay voordat de reverb begint HI. RATIO 0.1–1.0 Lengte van het hoogfrequente gedeelte van de reverb DIFF. 0–10 Spreiding DENSITY 0–100% Reverbdichtheid HPF THRU, 21.2 Hz–8.00 kHz Hoogdoorlaatfilter-afsnijfrequentie LPF 50.0 Hz–16.
Appendix A: Parameteroverzichten REV+FLANGE Parallelgeschakelde reverb- en flangereffecten met één ingang en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving REV TIME 0.3–99.0 s Reverbtijd INI. DLY 0.0–500.0 ms Initiële delay voordat de reverb begint HI. RATIO 0.1–1.0 Lengte van het hoogfrequente gedeelte van de reverb DIFF. 0–10 Spreiding DENSITY 0–100% Reverbdichtheid HPF THRU, 21.2 Hz–8.00 kHz Hoogdoorlaatfilter-afsnijfrequentie LPF 50.0 Hz–16.
Effectparameters 267 REV+SYMPHO. Parallelgeschakelde reverb- en symphoniceffecten met één ingang en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving REV TIME 0.3–99.0 s Reverbtijd INI. DLY 0.0–500.0 ms Initiële delay voordat de reverb begint HI. RATIO 0.1–1.0 Lengte van het hoogfrequente gedeelte van de reverb DIFF. 0–10 Spreiding DENSITY 0–100% Reverbdichtheid HPF THRU, 21.2 Hz–8.00 kHz Hoogdoorlaatfilter-afsnijfrequentie LPF 50.0 Hz–16.
Appendix A: Parameteroverzichten REV->PAN Parallelgeschakelde reverb- en autopaneffecten met één ingang en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving REV TIME 0.3–99.0 s Reverbtijd INI. DLY 0.0–500.0 ms Initiële delay voordat de reverb begint HI. RATIO 0.1–1.0 Lengte van het hoogfrequente gedeelte van de reverb DIFF. 0–10 Spreiding DENSITY 0–100% Reverbdichtheid HPF THRU, 21.2 Hz–8.00 kHz Hoogdoorlaatfilter-afsnijfrequentie LPF 50.0 Hz–16.
Effectparameters 269 DELAY->ER. Seriegeschakelde delay- en eerste weerkaatsingseffecten, met één ingang en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving DELAY L 0.0–1000.0 ms Delaytijd linkerkanaal DELAY R 0.0–1000.0 ms Delaytijd rechterkanaal FB. DLY 0.0–1000.0 ms Delaytijdfeedback FB. GAIN –99 tot +99% Feedbackversterking (positieve waarden voor feedback in fase, negatieve waarden voor feedback in tegenfase) HI. RATIO 0.1–1.0 Feedbackverhouding van de hoge frequenties HPF THRU, 21.
Appendix A: Parameteroverzichten DELAY+REV Parallelgeschakelde delay- en reverbeffecten, met één ingang en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving DELAY L 0.0–1000.0 ms Delaytijd linkerkanaal DELAY R 0.0–1000.0 ms Delaytijd rechterkanaal FB. DLY 0.0–1000.0 ms Delaytijdfeedback FB. GAIN –99 tot +99% Feedbackversterking (positieve waarden voor feedback in fase, negatieve waarden voor feedback in tegenfase) DELAY HI 0.1–1.
Effectparameters 271 DIST->DELAY Seriegeschakelde distortion- en delay-effecten, met één ingang en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving DST TYPE DST1, DST2, OVD1, OVD2, CRUNCH Distortiontype (DST = distortion, OVD = overdrive) DRIVE 0–100 Distortionaansturing MASTER 0–100 Mastervolume TONE –10 tot +10 Klankkleurregeling N. GATE 0–20 Ruisonderdrukking DELAY 0.0–2725.0 ms Delaytijd FB.
Appendix A: Parameteroverzichten FREEZE Basissampler met één ingang en één uitgang. Parameter Bereik Omschrijving REC MODE MANUAL, INPUT In de MANUAL-mode wordt het opnemen gestart door de REC- en PLAY-knoppen in te drukken. In de INPUT-mode wordt de klaar-voor-opnamemode geactiveerd door op de REC-knop te drukken, en het daadwerkelijke opnemen wordt getriggerd door het ingangssignaal. REC DLY –1000 tot +1000 ms Opnamedelay.
Effectparameters 273 M.BAND DYNA. 3-bands dynamische processor, met afzonderlijke solo- en versterkingsreductiebemetering voor elke band, met twee ingangen en twee uitgangen. Parameter Bereik Omschrijving LOW GAIN –96.0 tot +12.0 dB LOW-bandniveau MID GAIN –96.0 tot +12.0 dB MID-bandniveau HI. GAIN –96.0 tot +12.0 dB HIGH-bandniveau PRESENCE –10 tot +10 Bij positieve waarden wordt de threshold (drempelwaarde) van de HIGH-band verlaagd en de threshold van de LOWband verhoogd.
Appendix A: Parameteroverzichten Preset EQ-parameters Nr. 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 Parameter Titel Bass Drum 1 Bass Drum 2 Snare Drum 1 Snare Drum 2 Tom-tom 1 Cymbal High Hat Percussion E. Bass 1 E. Bass 2 01V96—Handleiding LOW L-MID H-MID HIGH PEAKING PEAKING PEAKING H.SHELF G +3.5 dB –3.5 dB 0.0 dB +4.0 dB F 100 Hz 265 Hz 1.06 kHz 5.30 kHz Q 1.2 10 0.9 — PEAKING PEAKING PEAKING LPF G +8.0 dB –7.0 dB +6.0 dB ON F 80 Hz 400 Hz 2.
Preset EQ-parameters Nr. 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 Parameter Titel Syn. Bass 1 Syn. Bass 2 Piano 1 Piano 2 E. G. Clean E. G. Crunch 1 E. G. Crunch 2 E. G. Dist. 1 E. G. Dist. 2 A. G. Stroke 1 A. G. Stroke 2 LOW L-MID H-MID HIGH PEAKING PEAKING PEAKING H.SHELF G +3.5 dB +8.5 dB 0.0 dB 0.0 dB F 85 Hz 950 Hz 4.00 kHz 12.5 kHz Q 0.1 8 4.5 — PEAKING PEAKING PEAKING H.SHELF G +2.5 dB 0.0 dB +1.5 dB 0.0 dB F 125 Hz 180 Hz 1.12 kHz 12.
Nr. 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 Appendix A: Parameteroverzichten Parameter Titel A. G. Arpeg. 1 A. G. Arpeg. 2 Brass Sec. Male Vocal 1 Male Vocal 2 Female Vo. 1 Female Vo. 2 Chorus & Harmo Total EQ 1 Total EQ 2 Total EQ 3 01V96—Handleiding LOW L-MID H-MID HIGH L.SHELF PEAKING PEAKING PEAKING G –0.5 dB 0.0 dB 0.0 dB +2.0 dB F 224 Hz 1.00 kHz 4.00 kHz 6.70 kHz Q — 4.5 4.5 0.12 L.SHELF PEAKING PEAKING H.SHELF G 0.0 dB –5.5 dB 0.0 dB +4.
Preset EQ-parameters Nr. 33 34 35 36 37 38 39 40 Parameter Titel Bass Drum 3 Snare Drum 3 Tom-tom 2 Piano 3 Piano Low Piano High Fine-EQ Cass Narrator LOW L-MID H-MID HIGH PEAKING PEAKING PEAKING PEAKING G +3.5 dB –10.0 dB +3.5 dB 0.0 dB F 118 Hz 315 Hz 4.25 kHz 20.0 kHz Q 2 10 0.4 0.4 L.SHELF PEAKING PEAKING PEAKING G 0.0 dB +2.0 dB +3.5 dB 0.0 dB F 224 Hz 560 Hz 4.25 kHz 4.00 kHz Q — 4.5 2.8 0.1 L.SHELF PEAKING PEAKING H.SHELF G –9.
Appendix A: Parameteroverzichten Presetgateparameters Nr. 1 2 3 4 Titel Gate (fs = 44,1 kHz) Type GATE Ducking GATE A. Dr. SN –26 Range (dB) –56 2.56 Decay (ms) 331 Threshold (dB) –19 Range (dB) –22 Attack (ms) 1 Titel Comp 1.20 S Decay (ms) 6.32 S Threshold (dB) –11 Range (dB) –53 1.93 Decay (ms) 400 Threshold (dB) –8 Range (dB) –23 Attack (ms) 1 Hold (ms) 0.
Presetcompressorparameters (fs = 44,1 kHz) Nr. Titel Type Parameter Threshold (dB) 5 6 A. Dr. BD A. Dr. BD COMP COMPAND-H A. Dr. SN COMP 3 Attack (ms) 9 Out gain (dB) A. Dr. SN EXPAND 2 Release (ms) 58 Threshold (dB) –11 Ratio ( :1) 3.5 Attack (ms) Out gain (dB) COMPAND-S Threshold (dB) –17 Ratio ( :1) 2.5 Attack (ms) Out gain (dB) A. Dr. Tom EXPAND 2 Release (ms) 12 Threshold (dB) –23 Attack (ms) Out gain (dB) A. Dr. OverTop COMPAND-S E. B. Finger COMP 0 0.
Appendix A: Parameteroverzichten Nr. 13 14 15 16 Titel E. B. Slap Syn. Bass Piano1 Piano2 Type COMP COMP COMP COMP Parameter Threshold (dB) –12 Ratio ( :1) 1.7 Attack (ms) 4.0 Knee hard Release (ms) 133 Threshold (dB) –10 Ratio ( :1) 3.5 Attack (ms) COMP 3.0 Knee hard Release (ms) 250 Threshold (dB) –9 Ratio ( :1) 2.5 Attack (ms) 17 Out gain (dB) 1.0 Knee hard Release (ms) 238 Threshold (dB) –18 Ratio ( :1) 3.5 Attack (ms) Out gain (dB) A.
Presetcompressorparameters (fs = 44,1 kHz) Nr. 21 Titel Strings3 Type COMP Parameter Threshold (dB) –17 Ratio ( :1) 1.5 Attack (ms) 76 Out gain (dB) 2.5 Knee 22 BrassSection COMP Syn. Pad COMP 186 Threshold (dB) –18 Ratio ( :1) 1.7 Attack (ms) 18 Out gain (dB) 4.0 25 SamplingPerc Sampling BD COMPAND-S COMP 226 Threshold (dB) –13 Ratio ( :1) 2 Attack (ms) 58 Out gain (dB) 2.
Appendix A: Parameteroverzichten Nr. 29 Titel Solo Vocal2 Type COMP Parameter Threshold (dB) –8 Ratio ( :1) 2.5 Attack (ms) 26 Out gain (dB) 1.5 Knee Release (ms) 30 Chorus COMP Click Erase EXPAND –9 Ratio ( :1) 1.7 Attack (ms) 39 Out gain (dB) 2.5 Announcer COMPAND-H 226 Threshold (dB) –33 Ratio ( :1) 2 Attack (ms) 1 Out gain (dB) Limiter1 COMPAND-S Threshold (dB) –14 Ratio ( :1) 2.
Algemene specificaties 283 Appendix B: Specificaties Algemene specificaties Aantal scenegeheugens 99 Intern Samplefrequentie Signaalvertraging Extern 44,1 kHz; 48 kHz; 88,2 kHz; 96 kHz Normale snelheid: 44,1 kHz–10% tot 48 kHz+6% Dubbele snelheid: 88,2 kHz–10% tot 96 kHz+6% fs=48 kHz Minder dan 1,6 ms CH INPUT naar STEREO OUT fs=96 kHz Minder dan 0,8 ms CH INPUT naar STEREO OUT 100 mm gemotoriseerd × 17 Fader +10 tot –138, –∞ dB ingangsfaders Faderresolutie 0 tot –138, –∞ dB masterfaders, STE
Appendix B: Specificaties Digitale ingang (2TR IN DIGITAL, ADAT-ingang) Optionele ingang (SLOT) Beschikbare kaarten Optionele digitale interfacekaarten (MY16-, MY8-, MY4-serie) Ingangsrouting — Fase Normaal/omgekeerd Gatetype3 Aan/uit Toets in: Groepen van 12 kanalen (1–12, 13–24, 25–32)/AUX1–8 Aan/uit Compressortype4 Key in: Self /Stereo Link Pre-EQ/prefader/postfader Verzwakker EQ –96,0 tot +12,0 dB (stappen van 0,1 dB) 4-bands PEQ (TYPE1)5 Aan/uit Ingangskanaal CH1–32 Delay 0–43400 sam
Algemene specificaties MONITOR OUT 285 DA-converter 24-bit lineair, 128-voudige oversampling (bij fs=44,1; 48 kHz), 64-voudige oversampling (bij fs=88,2; 96 kHz) Uitgangsrouting STEREO, BUS1–8, AUX1–8, DIRECT OUT 1–32, INSERT OUT (CH1–32, BUS1–8, AUX1–8, STEREO), CASCADE OUT (BUS1–8, AUX 1–8, STEREO, SOLO) DA-converter 24-bit lineair, 128-voudige oversampling (bij fs=44,1; 48 kHz), 64-voudige oversampling (bij fs=88,2; 96 kHz) OMNI OUT 1–4 Dither 2TR OUT DIGITAL Uitgangsrouting Dither ADAT-uitgan
Appendix B: Specificaties Compressortype4 Verzwakker EQ Aan/uit Pre-EQ/prefader/postfader –96,0 tot +12,0 dB (stappen van 0,1 dB) 4-bands PEQ5 Aan/uit AUX1–8 Aan/uit — Fader 100 mm gemotoriseerd Delay 0–29100 samples Meter Aantal effecten Interne effecten (EFFECT 1-4) Spanningsvereisten Afmetingen Aangegeven in de LCD Peak Hold aan/uit 4 bi j 44,1kHz; 48kHz 2 bij 88,2kHz; 96kHz Bypass Aan/uit In/Uit 2-in, 2-uit Effect-in via AUX1–8/INSERT OUT Effect-uit naar Ingangsrouting U.S.
Algemene specificaties 287 Gateparameters Threshold –54 dB–0 dB (stappen van 0,1 dB) Bereik –70 dB–0 dB (stappen van 1 dB) Attack 0 ms–120 ms (stappen van 1 ms) 0,02 ms–1,96 s (216 stappen) bij 48 kHz Gate Hold 0,02 ms–2,13 s (216 stappen) bij 44,1 kHz 0,01 ms–981 ms (216 stappen) bij 96 kHz 0,01 ms–1,06 s (216 stappen) bij 88,2 kHz 5 ms–42,3 s (160 punten) bij 48 kHz Decay 6 ms–46,0 s (160 punten) bij 44,1 kHz 3 ms–21,1 s (160 punten) bij 96 kHz 3 ms–23,0 s (160 punten) bij 88,2 kHz Threshold
Appendix B: Specificaties Compander H Threshold –54 dB tot 0 dB (stappen van 0,1 dB) Ratio (x :1) x=1; 1,1; 1,3; 1,5; 1,7; 2; 2,5; 3; 3,5; 4; 5; 6; 8; 10; 20 (15 punten) Out gain –18 dB tot 0 dB (stappen van 0,1 dB) Width 1 dB–90 dB (stappen van 1 dB) Attack 0 ms–120 ms (stappen van 1 ms) 5 ms–42,3 s (160 punten) bij 48 kHz Release 6 ms–46,0 s (160 punten) bij 44,1 kHz 3 ms–21,1 s (160 punten) bij 96 kHz 3 ms–23,0 s (160 punten) bij 88,2 kHz Compander S Threshold –54 dB tot 0 dB (stappe
Analoge ingangsspecificaties 289 Analoge ingangsspecificaties Ingang PAD VERSTERKING Feitelijke belastingsimpedantie Voor gebruik met nominaal –60 dB 0 INPUT A/B 1–12 3k Ω –16 dB 50–600 Ω microfoons & 600 Ω lijnen 20 –26 dB INPUT 13–16 — 10k Ω 600 Ω lijnen +4 dB Ingangsniveau Gevoelig- Aansluiting Nominaal Max.
Appendix B: Specificaties Digitale ingangsspecificaties Ingang 2TR IN DIGITAL Format Datalengte IEC-60958 24-bits ADAT1 24-bits ADAT IN Niveau Aansluiting 0,5 Vpp/75 Ω RCA-tulpaansluiting — Optisch 1. Multichannel optical digital interface-format, eigendom van ALESIS Digitale uitgangsspecificaties Uitgang 2TR OUT DIGITAL Format Datalengte IEC-609581 Consumentengebruik 24-bits3 ADAT2 24-bits3 ADAT OUT Niveau Aansluiting 0,5V pp/75 Ω RCA-tulpaansluiting — Optisch 1.
Besturings-I/O-specificaties 291 Besturings-I/O-specificaties I/O-poort TO HOST USB MIDI WORD CLOCK Format Niveau Aansluiting op de console USB 0 V–3,3 V IN1 B-type USB-aansluiting MIDI — DIN-aansluiting 5P OUT MIDI — DIN-aansluiting 5P THRU MIDI — DIN-aansluiting 5P IN — TTL/75 Ω BNC-aansluiting OUT — TTL/75 Ω BNC-aansluiting 1. MIDI IN kan gebruikt worden als TIME CODE IN MTC.
Appendix C: MIDI Appendix C: MIDI Scenegeheugen-naar-programmawijzigingstabel Programmawijzigingsnr. Initieel scenenr. Programmawijzigingsnr. Initieel scenenr. Programmawijzigingsnr. Initieel scenenr.
Initiële-parameter-naar-besturingswijzigingstabel 293 Initiële-parameter-naar-besturingswijzigingstabel KANAAL1 Nr.
Appendix C: MIDI KANAAL2 Nr.
Initiële-parameter-naar-besturingswijzigingstabel 295 KANAAL3 Nr.
Appendix C: MIDI KANAAL4 Nr.
Initiële-parameter-naar-besturingswijzigingstabel 297 KANAAL5 Nr.
Appendix C: MIDI KANAAL6 Nr.
Initiële-parameter-naar-besturingswijzigingstabel 299 KANAAL7 Nr.
Appendix C: MIDI KANAAL8 Nr.
Initiële-parameter-naar-besturingswijzigingstabel 301 KANAAL9 Nr.
Appendix C: MIDI KANAAL10 Nr.
Initiële-parameter-naar-besturingswijzigingstabel 303 KANAAL11 Nr.
Appendix C: MIDI KANAAL12 Nr.
Initiële-parameter-naar-besturingswijzigingstabel 305 KANAAL13 Nr.
Appendix C: MIDI KANAAL14 Nr.
Initiële-parameter-naar-besturingswijzigingstabel 307 KANAAL15 Nr.
Appendix C: MIDI KANAAL16 Nr.
MIDI-dataformat MIDI-dataformat 1. DATA FORMAT The following data types of parameter change are used by the 01V96. Type (HEX) 1.1 CHANNEL MESSAGE Command 8n NOTE OFF 9n NOTE ON Bn CONTROL CHANGE Cn PROGRAM CHANGE rx/tx rx rx rx/tx rx/tx function Control the internal effects Control the internal effects Control parameters Switch scene memories 1.2 SYSTEM COMMON MESSAGE Command F1 MIDI TIME CODE QUARTER FRAME rx/tx rx function MTC 1.
Appendix C: MIDI If [TABLE] is selected STATUS DATA 2.8.
MIDI-dataformat BLOCK INFO. 0ttttttt 0bbbbbbb DATA 0ddddddd : 0ddddddd CHECK SUM 0eeeeeee EOX 11110111 tt bb ds : de ee F7 total block number(minimum number is 0) 2.8.2.4 Setup memory bulk dump request format current block number(0-total block number) STATUS ID No. SUB STATUS FORMAT No. Scene data of block[bb] ee=(Invert(‘L’+…+de)+1)&0x7F End of exclusive 2.8.2.
Appendix C: MIDI 2.8.2.7 User Defined Keys bulk dump format The second and third bytes of the DATA NAME indicate the bank number. Be aware that the state of the transmission destination will (in some cases) change if the same bank is being used. STATUS ID No. SUB STATUS FORMAT No. COUNT HIGH COUNT LOW 11110000 01000011 0000nnnn 01111110 0ccccccc 0ccccccc 01001100 01001101 00100000 00100000 00111000 01000011 00111001 00110011 DATA NAME 01010110 00000000 0bbbbbbb BLOCK INFO.
MIDI-dataformat 2.8.2.13 Program change table bulk dump format STATUS ID No. SUB STATUS FORMAT No. COUNT HIGH COUNT LOW 11110000 01000011 0000nnnn 01111110 0ccccccc 0ccccccc 01001100 01001101 00100000 00100000 00111000 01000011 00111001 00110011 DATA NAME 01010000 00000010 00000000 BLOCK INFO.
Appendix C: MIDI 2.8.2.18 Compressor library bulk dump request format 2.8.2.21 Effect library bulk dump format The second and third bytes of the DATA NAME indicate the bank number. (See above) The second and third bytes of the DATA NAME indicate the bank number. 0:Library no.1 – 127:Library no.128, 256:EFFECT1 – 259:EFFECT4, 8192:UNDO 256-263 are the data for the corresponding area of the edit buffer. For reception by the 01V96, only the user area is valid. (52-127, 256-259, 8192) STATUS ID No.
MIDI-dataformat 00111001 00110011 DATA NAME 01001000 0mmmmmmm 0mmmmmmm BLOCK INFO. 0ttttttt 0bbbbbbb DATA 0ddddddd : 0ddddddd CHECK SUM 0eeeeeee EOX 11110111 39 33 48 mh ml tt bb ds : de ee F7 ‘9’ 2.8.2.26 Input patch library bulk dump request format ‘3’ The second and third bytes of the DATA NAME indicate the bank number. (See above) ‘H’ 0-128(Channel Library no.0-128), 256-(Current data) total block number(minimum number is 0) current block number(0-total block number) STATUS ID No.
Appendix C: MIDI 2.8.2.29 Plug-in effect card bulk dump format The second byte of the DATA NAME indicates the slot number. 0:SLOT 1 – 1:SLOT 2 The data is not received if the Developer ID and Product ID are different than the card that is installed in the slot. The data is not transmitted if a valid plug-in effect card is not installed. STATUS ID No. SUB STATUS FORMAT No.
MIDI-dataformat 2.8.3.1.5 Parameter Address Consult your dealer for parameter address details. 2.8.3.2 Parameter change STATUS ID No. SUB STATUS GROUP ID MODEL ID ADDRESS EOX (Edit buffer) System exclusive message 11110000 01000011 0001nnnn 00111110 01111111 00000001 0eeeeeee F0 43 1n 3E 7F 01 ee 0ccccccc 0ddddddd : 11110111 cc Channel no. dd data : F7 End of exclusive Manufacture’s ID number (YAMAHA) n=0-15 (Device number=MIDI Channel) MODEL ID (digital mixer) Universal Edit Buffer Element no.
Appendix C: MIDI 2.8.3.11 Parameter request (Cascade data) Reception This message is echoed if [Parameter change ECHO] is ON. Data received from a port that is assigned to [Cascade Link] and whose Device Number included in the SUB STATUS matches the [Rx CH] will be received for processing. When this is received, the value of the specified parameter will be transmitted as a Parameter response. STATUS ID No.
MIDI-dataformat 2.8.3.15 Parameter request (Function call: title) Reception When this is received, a parameter change will be transmitted with the device number set to [Rx CH]. Refer to the above table for the Functions and Numbers. STATUS ID No.
Appendix C: MIDI 2.8.3.20 Parameter request (Function call: attribute) 2.8.3.23 Parameter request Reception This is received if [Parameter change RX] is ON and the [Rx CH] matches the device number included in the SUB STATUS. This is echoed if [Parameter change ECHO] is ON. When this is received, a Parameter Change message will be transmitted on the [Rx CH]. Refer to the above table for the Functions and Numbers.
MIDI-dataformat 321 2.8.3.26 Parameter change (Function call Event: Effect ) 2.8.3.29 Parameter change Reception This is received if [Parameter change RX] is ON and the [Rx CH] matches the device number included in the SUB STATUS. This is echoed if [Parameter change ECHO] is ON. When this is received, the corresponding effect’s function activates (depending on the effect type).
Appendix C: MIDI 2.8.3.31 Parameter request (Remote Meter) Reception This is received if [Parameter change RX] is ON and the [Rx CH] matches the device number included in the SUB STATUS. This is echoed if [Parameter change ECHO] is ON. When this is received, data of the specified address is transmitted on the [Rx CH] at intervals of 50 msec as a rule (although this may not be the case if the port is being used by other communication), for a period of 10 seconds.
Appendix D: Opties Bevestig de 01V96 in een rek met de RK1 Rekinbouwkit 1 U kunt de 01V96 in een rek inbouwen via een optionele RK1 Rekinbouwkit. Houd één van de beugels tegen één van de zijkanten van de 01V96 zodat de kant die aan het rek bevestigd moet worden naar de zijkant wijst, en breng de drie gaten in de beugel op één lijn met de gaten in de zijkant van de 01V96, zoals in de onderstaande illustratie is te zien. 2 Maak de beugel vast met de drie in de RK1-verpakking bijgeleverde schroeven.
Index Index Symbolen ø/INS/DLY | DLY 1-16-pagina .......... 80 ø/INS/DLY | DLY 17-32-pagina ........ 80 ø/INS/DLY | INSERT-pagina ...127, 156 ø/INS/DLY | OUT DLY-pagina . 99, 110 ø/INS/DLY | PHASE-pagina .............. 79 ø/INSERT/DELAY-knop ................... 18 +48V ON/OFF-schakelaars ................ 23 Getallen 1–16/17–32-knoppen ......................... 19 1–8-knoppen ....................................... 21 2TR IN DIGITAL COAXIAL ............. 24 2TR IN DIGITAL-aansluiting ...........
Index FB.GAIN .......................................80 DELAY LCR .......................................256 DELAY SCALE ....................................80 DELAY+ER. .......................................268 DELAY+REV .....................................270 DELAY->ER. .....................................269 DELAY->REV ...................................270 DEL-knop ............................................30 Digital I/O-sectie .................................24 Digitale in- & uitgangen .........
Index Installeren van een kaart ..................... 26 INT 44.1k, INT 48k, INT 88.2, INT 96k ................................... 42 Interne effecten AUX SENDs ............................... 154 Bewerken ..................................... 157 effectprocessors 1–4 ................... 153 Meters ......................................... 158 MIX BALANCE .......................... 157 TEMPO ....................................... 158 Tussenvoegen in kanalen ........... 156 Internet, Yamaha-website ..
Index PAN-knoppen ..............................86 PAN-regelaar .......................................20 Parameteroverzichten .......................241 Parametervelden ..................................29 Parameterwiel ......................................22 Parameterwijzigingen .......................221 Paren .............................................92, 105 HORIZONTAL ............................93 Met de SEL-knoppen ...................92 VERTICAL ....................................
Index SRC-secties .......................................... 72 ST IN-knop .......................................... 17 ST IN-sectie ......................................... 17 Sterdistributie ...................................... 40 STEREO DELAY ............................... 255 STEREO OUT ..................................... 97 Bekijken van de instellingen ...... 102 Benoemen ................................... 107 Comprimeren ............................. 100 EQ-en ...........................
Index 329 01V96—Handleiding
YAMAHA [Digital Mixing Console-Internal Parameters] Model: 01V96 Function... Date: 26 Aug. 2002 MIDI Implementation Chart Version: 1.
01V96 Blokschema [INPUT] (1-12) INPUT (1...
01V96 Niveaudiagram Analoog Analoog Digitaal dBu dBFS Bit +24 +20 0 0 1 2 3 4 5 6 +10 +4 0 –2 –10 –20 –30 –10 –40 –20 –30 –50 –60 –40 –70 –50 –60 –80 –90 –70 –80 –100 –110 –90 –120 –100 –110 –130 –140 –120 –130 –140 –150 –160 –170 –150 –180 –160 –170 –190 –200 –180 –210 –190 PAD GAIN INSERT Digitaal AD INPUT PATCH PHASE Digitaal GATE INSERT ATT. EQ INSERT COMP DELAY ON LEVEL INSERT PAN BUS Adder INSERT ATT.
Neem voor details over producten alstublieft contact op met uw dichtstbijzijnde Yamaha-vertegenwoordiging of de geautoriseerde distributeur uit het onderstaande overzicht. NORTH AMERICA CANADA Yamaha Canada Music Ltd. 135 Milner Avenue, Scarborough, Ontario, M1S 3R1, Canada Tel: 416-298-1311 Yamaha Music Central Europe GmbH, Branch Belgium Rue de Geneve (Genevastraat) 10, 1140 - Brussels, Belgium Tel: 02-726 6032 FRANCE U.S.A. Yamaha Corporation of America 6600 Orangethorpe Ave., Buena Park, Calif.
Handleiding Yamaha-website: http://www.yamaha.nl/ Yamaha Manual Library (handleidingenbibliotheek): http://www2.yamaha.co.jp/manual/dutch/ U.R.G Pro Audio & Digital Musical Instrument Division, Yamaha Corporation © 2003 Yamaha Corporation Productie Nederlandstalige handleiding: TerrActs (www.terracts.