Lees en bewaar dit document zorgvuldig! Installatie instructies Gebruikershandleiding Voorzethaarden en radiatoren Open verbanding Manuele bediening Well Straler Industrielaan 22 9320 Erembodegem info@wellstraler.be www.wellstraler.
Inhoudstafel 1 Voorwoord ............................................................................................................................... 4 2 Wat moet u doen als u gas ruikt ............................................................................................... 4 3 CE-verklaring ........................................................................................................................... 4 4 Eerste ingebruikname .....................................................
10.2.5 Uitdoving ............................................................................................................... 17 10.2.6 Gashaarden uitgerust met sfeerkraan...................................................................... 17 10.3 Toestellen met Eurosit kraanblok .................................................................................... 18 10.3.1 Beschrijving van de kraanblok ............................................................................... 18 10.3.
1 Voorwoord Gefeliciteerd met de aankoop van uw Well Straler gastoestel! Wij verheugen ons u als klant te hebben. Well Straler ontwikkelt en produceert sinds vele jaren gasverwarmingstoestellen volgens de hoogst mogelijke veiligheids- rendements- en kwaliteitseisen. Met dit kwaliteitsproduct zal u dan ook jarenlang stookplezier hebben en kunnen genieten van het unieke vlammenspel en de gezellige warmte. Lees eerst zorgvuldig deze handleiding voordat u het toestel in gebruik neemt.
4 Eerste ingebruikname Het toestel is voorzien van een hittebestendige laklaag. Tijdens de eerste stookuren is het volkomen normaal dat er een geur ontstaat door het inbranden van de lak, dit is echter ongevaarlijk. Om dit zo snel mogelijk te verhelpen dient men het toestel enkele uren volop te laten branden en de ruimte goed te ventileren. 5 5.
Waarborg De waarborg geldt uitsluitend voor elke constructiefout, en is enkel geldig voor toestellen geplaatst door een erkend installateur. Hij loopt twee jaar vanaf de leveringsdatum. De waarborg beperkt zich tot het eenvoudig uitwisselen van de onderdelen die door onze technische dienst als defect erkend worden en dit met uitsluiting van elke schadevergoeding of interest. De verplaatsingskosten en handenarbeid zijn ten laste van de verbruiker.
.2 Bijkomende veiligheid Onze toestellen zijn uitgerust met een ingebouwde thermostaat en veiligheidssysteem. Een thermokoppel belet de verdere gastoevoer ingeval van toevallige uitdoving van de waakvlam. 7.3 In acht te nemen veiligheidsvoorschriften Gebruik het toestel uitsluitend voor verwarming, niet voor andere doeleinden. Ontsteek het toestel niet voordat het volledig is geïnstalleerd.
Houd brandbare voorwerpen en materialen zoals gordijnen op minimaal 1 meter afstand van de haard of de afvoerpijpen. De onderdelen van de rookafvoer mogen niet in contact komen met brandbaar materiaal. Verboden ontvlambare materialen, beplanting enz. voor de rookafvoer te plaatsen. Verboden ontvlambare producten te bewaren in de buurt van het gastoestel. Niets tegen of op het gastoestel plaatsen. Spuit geen aerosol op het gastoestel als het in gebruik is. Verboden op het gastoestel te gaan zitten.
8 Plaatsing van het toestel Voor wat betreft de schoorstenen voor de gashaarden dienen de lokale normen nageleefd te worden. De plaatsing dient te gebeuren door een erkend installateur of de installatie dient na plaatsing te worden gekeurd door een bevoegd keuringsinstituut. De plaatsing dient te geschieden volgens de regels van de kunst en moet beantwoorden aan de gangbare normen. De minste afwijking ontslaat ons van alle verantwoordelijkheid wat betreft de veiligheid en de goede werking van het toestel.
8.2 • • • • • • • • • • • • 9 9.1 • • • • • • Leidingen en gasaansluiting Volg steeds de landelijke normen voor toestellen op gas. Slechts metalen leidingen zijn toegelaten, hetzij in staal, hetzij in koper. Op het uiteinde van de leiding in de nabijheid van het toestel is een gekeurde afsluitkraan noodzakelijk om het gas af te sluiten bij een eventuele ontkoppeling. Nagaan of er zich geen stof of vuil in de leiding bevindt alvorens deze aan te sluiten op het toestel.
9.2 Richtlijnen uitmonding Bij daken met een helling groter dan 23° is de uitmonding van het afvoerkanaal zo dicht mogelijk gelegen bij de nok en minimum 1 meter erboven. In alle andere gevallen en indien bovenstaande regel niet kan voldaan worden, moet men de volgende drie wind- invloedzones bepalen: • ZONE 1: in deze zone heeft de wind geen nadelige invloed op de werking van het afvoerkanaal en kan deze uitmonden zonder bijkomende voorziening.
9.2.2 • • • • • • Dak met een helling kleiner dan 23° of een plat dak Vanuit de hoogste punten van het plat dak de referentie- horizontale trekken. Vanuit het snijpunt van deze horizontale met de verticale van de gevel, een lijnstuk naar omhoog toe tekenen onder een hoek van +20° t.o.v. het plat dak; het oplopend lijnstuk beperken tot op 1,5 m boven de referentie- horizontale; dit vormt het fictief dak. Teken 2 evenwijdige, de ene op 0,5 m en de andere op 1 m, boven dit fictief dak.
Bepaling van een hindernis Hindernis Uitmonding afvoerkanaal Gebouw 1a is een verwaarloosbare hindernis Gebouw 1b is een effectieve hindernis Gebouwen 2 en 3 worden niet aanzien als hindernis.
10 Bediening van uw toestel 10.1 Toestellen met Mertik kraanblok 10.1.
10.1.2 • • • • • • • Ontsteking De afsluitkraan op de gasleiding openen. Ontluchting van de leiding is meestal nodig bij de eerste ingebruikname of na langdurige buitendienststelling. Het ontluchten gebeurt door de ontstekingsknop (1) in te drukken. De ontstekingsknop (1) draaien tot het sterretje en indrukken – wacht 5 sec. Draai de ontstekingsknop ingedrukt (1) verder tot de waakvlamstand om een vonk te generen. Indien de ontsteking niet gebeurde, deze handelingen herhalen.
10.2 Toestellen met Minisit kraanblok 10.2.1 Beschrijving van de kraanblok 6 5 3 2 1 7 4 8 9 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
10.2.3 Ontsteking hoofdbrander en instellen temperatuur De thermostaatknop (3) op de gewenste temperatuur instellen. De thermostaatknop op stand 1 komt overeen met 13°C. Eén gradatie is telkens +3°C (vb: stand 4 = 22°C). Let er op dat de thermostaatvoeler (7) geplaatst wordt daar waar een normale luchtcirculatie door convectie mogelijk is. Het is aan de installateur om zelf de meest geschikte plaats te kiezen.
10.3 Toestellen met Eurosit kraanblok 10.3.1 Beschrijving van de kraanblok 1 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. • • • • • • 3 Piëzo-ontsteker Bedieningsknop/ontstekingsknop Regelschroef waakvlam Regelschroef kleinstand Elektromagneet Gastoevoer waakvlam Meetpunt voordruk Aansluiting ontstekingskabel Meetpunt branderdruk Thermostaatvoeler Regelschroef grootstand Gastoevoer brander Gasaansluiting 3/8” 10.3.
10.3.3 Nachtstand De bedieningsknop (2) op stand plaatsen, enkel de waakvlam blijft branden (indien de omgevingstemperatuur niet lager is dan 5°C). 10.3.4 Uitdoving Om het toestel volledig buiten dienst te stellen, de bedieningsknop (2) op stand ● zetten. Na het doven blijft de bedieningsknop (2) gedurende ±40 seconden geblokkeerd. Tijdens deze periode is het onmogelijk het toestel te ontsteken.
12 Probleemoplosser 1. Geen gas op waakvlam bij indrukken ontstekingsknop 2. Geen vonk aan de waakvlam bij indrukken piëzo 3. Waakvlam gaat niet aan Gaskraan staat dicht Waakvlamsproeier zit verstopt Waakvlamregelschroef staat dicht Inwendige storing in gasblok Defecte elektromagneet op gasblok Bougiekabel los Bougiekabel beschadigd Bougie gebarsten Afstand tussen bougie en waakvlam te groot Piëzo defect Foutieve vonkovergang Lucht in leiding (geen gas aanwezig) Waakvlam vervuild Tocht op waakvlam 4.
7. Thermostaatkraan staat dicht, en tóch gas op brander 8. Te kleine vlammen Vuil op thermostaatklep Gasblok onmiddellijk vervangen Inwendige storing in gasblok Sfeerkraan lekt Gasblok onmiddellijk vervangen Conus reinigen en invetten Voordruk te laag Branderdruk te laag Vuil in inspuiter Foutieve gassoort 9. Lange gele vlammen + roet 10. Lichte fluittoon tijdens branden 11. Luide fluittoon tijdens branden 12.
15. In hoeken geen vlammen, of zwevende vlammen 16. Toestel brandt met korte blauwe vlammen (met vermiculiet brander) 17. Brander brandt te geel 18. Brander ontsteekt niet vlot 19.