Af de k O kap nt st Br orin an gs d d M erh ruk ot kn ui or s op In st el s Br ch an roe d f Aa era voo nd uto r d u e m st 7- idi a uw po ng at lig sc st hi O e a an jf nt d a st ns va e n Ko kin luit d pp gs ste e s t t k e Ve lin ran ker uws sf rs g ch o tu rm ijf M ive a t ee rli o r tp jn Vl un me am t m t o lie e v In oel ngd vo er st ru orv el k er s w Se ch ar rv roe m om f l in u g Br ot c an or htk de lu le Be rfl ch p ve en tkle s s p Fl tigi en ng sd s Vl ich bou am ti t b ng O uis nt st Ve ekin
Inhoud Titel Conformiteitsverklaring Blz. 1. Algemene richtlijnen 4 2. Montage van de brander 5 3. Olietoevoer 6 4. Oliepompen en werkingsschema’s 8 5. Oliedebiet-arbeidsvelden 10 6. Verstuiverkeuze 11 7. Verstuiverlijn met snelsluitventiel 12 8. Instelmaten van de vlamkop 13 9. Instelling ontstekingselektroden 13 Wij verklaren hiermee dat de Weishaupt oliebrander WL10.., WL15.., WL20...
1. Algemene richtlijnen Veiligheid Onder een veilige werking van de brander verstaat men dat deze door gekwalificeerd personeel vakkundig, overeenkomstig onderhavige montage- en bedieningsrichtlijnen gemonteerd en inbedrijf gesteld wordt. In het bijzonder dienen de desbetreffende installatie- en veiligheidsvoorschriften in acht genomen te worden, zoals b.v. de installatienormen van de groep D 30 ... : NBN D 30.001, D 30.002, D 30.003, alsook de norm voor stookplaatsen en schoorstenen NBN B 61.
2. Montage van de brander Aanbouw aan de warmtegenerator De tekening toont een bemetseling voor een warmtegenerator zonder gekoelde voorwand. De voorkant van de vlamkop moet ca. 30 mm over de bemetseling uitsteken. De bemetseling mag conisch (≥ 60°C) uitgevoerd worden. Bij warmtegeneratoren met watergekoelde voorwand kan de bemetseling wegvallen, inzoverre de ketelconstructeur geen andere voorschriften oplegt. Aanbouw aan de warmtegenerator Vlamkopverlenging W20-A Isolatiemateriaal d4 d5 ca.
3. Olietoevoer De brander kan aangesloten worden in een tweepijpssysteem (foto 2) met zuig- en terugstroomleiding of ook in een éénpijpssysteem (foto 1) - bypass in de pomp uitschroeven. Bij een hogerliggende tank is de maximumtoevoerdruk 2,0 bar. ■ ■ 6 blokkeren van de pompaandrijving verstopping van magneetventiel, verstuiver enz. max. 4m max. 20m 1 4 2 –H 3 8 7 Foto 2 - Tweepijpssysteem 3 9 +H 1 2 4 max.
Bepaling van de buisleidingslengte bij: Tweepijpsinstallatie Pompen AL35 C 9545, AT2 45 C 9563 DN H [m] [mm] 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 -2,5 -3,0 -3,5 -4,0 6 26 24 23 22 20 19 18 16 15 13 8 88 77 73 68 64 60 55 51 47 42 10 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 12 38 93 11 34 82 9 29 71 8 25 61 6 21 50 5 16 39 – 12 29 Eénpijpsinstallatie Oliedebiet [kg/h] DN H [m] [mm] 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 -2,5 -3,0 -3,5 -4,0 tot 2.
4. Oliepompen De pompen zijn voorzien voor montage in een tweepijpssysteem (fabrieksinstelling). In bepaalde gevallen kunnen bij werking met gasolie de pompen in een éénpijpssysteem ingezet worden. Suntec-pomp type AL35 C 9545 Voor éénpijpsinstallatie moet de bypass-schroef verwijderd worden en de terugloop afgesloten (schroef met dopmoer in het zakje met toebehoren).
Pompinstelling 1. Sluitschroef (4) aan de manometeraansluiting losdraaien. De brander in werking zetten en wachten tot olie zonder luchtbellen uitstroomt. Opgepast! Door drooglopen kan de pomp blokkeren. De zuigleiding moet voor de inbedrijfname met stookolie gevuld worden. Drukbereik Eéntrapspomp ___________________________ 8…15 bar Tweetrapspomp __________________________ 8…25 bar 2. Ter controle van het vacuüm, de vacuümmeter in de aansluiting (5) inschroeven.
5. Oliedebiet-arbeidsvelden Opmerking bij de arbeidsvelden De arbeidsvelden tonen het brandervermogen en het oliedebiet in functie van de druk in de vuurhaard. Ze stemmen overeen met de maximumwaarden volgens de normen EN 303 en werden opgemeten aan geïdealiseerde testvlambuisketels volgens EN 267. Alle vermogengegevens zijn gebaseerd op een luchtaanzuigtemperatuur van 20° C en een opstellingshoogte van 500 m. Opgelet! De brander mag in geen geval buiten zijn arbeidsveld bedreven worden.
6. Verstuiverkeuze De oliebranders WL… zijn uitgerust met Simplexverstuivers. De branders werken zowel met verstuivers met volle straal als met holle straal. Testen aan verschillende warmtegeneratoren hebben bewezen dat met de in de tabel aangegeven holle straalverstuivers de gunstigste verbrandingswaarden worden verkregen. Brandertype Vlamkoptype Verstuiverfabrikaat Verstuivingsh.
7. Verstuiverlijn met snelsluitventiel Verwarmde verstuiverlijn, met snelsluitventiel Warmtewisselaar Toevoerleiding Ventielzuiger Lekolieleiding Ventielzitting Filter Verstuiver Snelsluitventiel Lekolieleiding Toevoerleiding Vrijgavethermostaat Leidingsbuis Olietoevoersysteem De olie loopt van de pomp naar de warmtewisselaar in de verstuiverlijn. Bij de stroming over het grote warmtewisselvlak wordt de stookolie opgewarmd en komt aan het snelsluitventiel, dat opent bij een druk van min. 6 bar.
8. Vlamkopinstelmaten De hieronder aangegeven maten dienen voor de controle en basisinstelling. Wanneer deze maten aangehouden worden moet de aanwijsstift voor de stand van de stuwschijf op 0 staan.
10. Inbedrijfname en afregeling 10.1 Inbedrijfname en afregeling WL15-B en WL10-B-H, ééntraps Verstuiverkeuze en instelling Voorbeeld WL 10-B-H Opgelet! De zuigleiding dient voor de inbedrijfstelling met stookolie gevuld te worden ofwel moet de stookolie met een opzuigdispositief naar de pomp toegevoerd worden (door automatisch aanzuigen kan de pomp blokkeren).
Schaalwaarden voor de basisinstelling van stuwschijf en luchtklep Met de schaalwaarden voor de basisinstelling van de stuwschijf en de luchtklep kan de brander voor de eerste inbedrijfname vooringesteld worden. De instelwaarden baseren zich op de maximale vuurhaardweerstand volgens DIN EN 303 en moeten voor de optimalisatie van de verbranding telkens aan de vuurhaardweerstand aangepast worden. Algemeen zijn met de basisinstelling CO2-waarden tussen 12,5 % en 13,5 % haalbaar.
10.2 Inbedrijfname en afregeling WL20-A en WL20-A-H, ééntraps Verstuiverkeuze en instelling Voorbeeld WL20-A-H, vlamkop W20/2 Opgelet! De zuigleiding dient voor de inbedrijfstelling met stookolie gevuld te worden, ofwel moet de stookolie met een opzuigdispositief naar de pomp toegevoerd worden (door automatisch aanzuigen kan de pomp blokkeren).
Schaalwaarden voor de basisinstelling van stuwschijf en luchtklep Met de schaalwaarden voor de basisinstelling van de stuwschijf en de luchtklep kan de brander voor de eerste inbedrijfname vooringesteld worden. De instelwaarden baseren zich op de maximale vuurhaardweerstand volgens DIN EN 303 en moeten voor de optimalisatie van de verbranding telkens aan de vuurhaardweerstand aangepast worden. Algemeen zijn met de basisinstelling CO2-waarden tussen 12,5 % en 13,5 % haalbaar.
10.2 Inbedrijfname en afregeling WL20Z-B en WL20-Z-B-H, tweetraps Opgelet! De zuigleiding dient voor de inbedrijfstelling met stookolie gevuld te worden, ofwel moet de stookolie met een opzuigdispositief naar de pomp toegevoerd worden (door automatisch aanzuigen kan de pomp blokkeren). Tweetrapsbranders Het oliedebiet voor trap 1 en trap 2 wordt bepaald aan de hand van de gekozen verstuivers en de voor trap 1 en trap 2 ingestelde pompdruk. Daarbij zal de deellast niet onder 65 % van de vollast liggen (b.v.
2. Instellen van de deellast bij middel van een drukregelschroef voor trap 1 (zie hoofdstuk 4). Wij raden aan trap 1 met een pompdruk van 10 ... 16 bar in te stellen. Bij het daaruit verkregen oliedebiet (zie tabel hoofdstuk 6) is bij middel van hulpschakelaar IV de correcte luchthoeveelheid in te stellen.
Schaalwaarden voor de basisinstelling van de stuwschijf en luchtklep Met de schaalwaarden voor de basisinstelling van de stuwschijf en de luchtklep kan de brander voor de eerste inbedrijfname vooringesteld worden. De instelwaarden zijn gebaseerd op de maximale vuurhaardweerstand volgens DIN EN 303 en moeten voor de optimalisatie van de verbranding telkens aan de vuurhaardweerstand aangepast worden. Algemeen zijn met de basisinstelling CO2-waarden tussen 12,5 % en 13,5 % haalbaar.
Mengdruk (mbar) Druk voor de menginrichting WL20Z-B en WL20Z-B-H 6 5 20/1 Vollast W /2 en W20 Vollast W20/3 4 De ella st W 20 /3 3 Deellast W20/1 en W20/2 2 1 0 [kW] [kg/h] 10 20 30 40 2 50 60 4 70 80 6 90 100 8 110 120 130 10 Brandervermogen Richtwaarden voor de mengdruk De richtwaarden geven aan in welk bereik de mengdruk ligt, na de grove afregeling volgens de instelwaarden voor de stand van de luchtklep en stuwschijf, zoals aangegeven in de diagramma’s.
L PE N N L F11 F3 N L 2 10 H1 h T1 T2 S3 B4 T1 T2 S3 B4 1 P1 H2 Aarding en nulgeleider volgens plaatselijke voorschriften. Branderautomaten zijn veiligheidstoestellen! Niet openen! Elke onbevoegde ingreep kan ernstige gevolgen hebben! 230V 1,N,PE 50/60HZ F1 S1 F2 X6 A1 X3:1 Zekering Zekering Temperatuur- of drukbegrenzer Temperatuur- of drukregelaar Controlelamp storing Controlelamp werking Controlelamp brander aan Brandermotor Evtle urenteller Bedrijfsschakelaar Temp.
F3 H1 T1 T2 S3 B4 T1 T2 S3 B4 N N L 1 10 L F11 2 P1 H2 P2 X7 Aarding of nulgeleider volgens plaatselijke voorschriften! Branderautomaten zijn veiligheidstoestellen! Niet openen! Elke onbevoegde ingreep kan ernstige gevolgen hebben! L PE N 220-230V 1/N/PE 50-60Hz S1 F1 F2 X6 A1 LOA F4 b V 9 X3:2 K1 Zekering Temp. of drukbegrenzer Temp. of drukregelaar Temp.
Technische gegevens Elektrische aansluitstekker Netspanning _______________230V - 15%..., 240 + 10% Spanningsonderschrijdingsgrens ________________165 V Netfrequentie _______________________50...60 Hz ± 6% Max. zekering (verzekerd door de aansluitconsole zonder bijkomende externe maatregelen) ______________________10 A traag Eigen verbruik ______________________________ca. 3VA Beveiliging ___________________________________IP40 Toelaatbare omgevingstemperatuur _______– 20.. + 60°C Min.
12. Oorzaken en verhelpen van storingen Bij storingen moeten eerst en vooral de volgende fundamentele zaken voor een perfecte werking gecontroleerd worden: Wordt vastgesteld dat de oorzaak van de storing niet aan bovenvermelde veronderstellingen ligt, dan moeten de met de brander samenhangende functies individueel getest worden. 1. Is er spanning aanwezig? 2. Is er stookolie in de tank? 3. Zijn alle regelorganen zoals kamer- of ketelthermostaat, watergebrekschakelaar, eindschakelaar enz.
Vaststelling Oorzaak Oplossing drijfwerk beschadigd vervangen zuigventiel ondicht reinigen of vervangen zuigleiding ondicht schroefkoppelingen vastdraaien zuigleiding niet ontlucht aan manometeraansluiting van pomp ontluchten afsluitventiel gesloten openen filter door vuil verstopt reinigen filter lek vervangen pomp blokkeert vervangen verstuivingsdruk te laag pompdruk verhogen vuilzeef verstopt reinigen pomp zuigt lucht aan schroefkoppelingen vastdraaien te hoog vacuüm in de oliele
Vaststelling Oorzaak Herstelling gaat niet open spoel defect spoel vervangen gaat niet dicht vuil in de dichtingsvlakken ventiel openen, vuil wegnemen de ventilator is vuil reinigen, de reiniging behoort tot het verplicht onderhoudswerk 7. Magneetventiel 8.
Weishaupt-producten en service Olie-, gas- en combibranders van de typenserie W en WG/WGL – tot 570 kW Zij worden bij voorkeur ingezet in één- en meergezinswoningen. Voordelen: volautomatische betrouwbare werking, goede toegang tot de afzonderlijke bouwdelen, makkelijke service, geluidsarm, energiebesparend. Olie-, gas- en combibranders van de typenserie Monarch, R, G, GL, RGL – tot 10.900 kW Zij worden ingezet voor alle soorten en groottes van centrale verwarmingsinstallaties.