Gebruikershandleiding Onderdeelnr. 111-7162 Rev. A T4240 4WD 5-PLEX BASISEENHEID Modelnr.: 02750-Serienummer vanaf 310000001 Originele instructies (NE) Datum: 25.03.
LET OP DIT SYMBOOL BETEKENT DAT VOORZICHTIGHEID GEBODEN IS! HET GAAT OM UW VEILIIGHEID LEES DIT HANDLEIDING VOORDAT U DE T4240 MAAIMACHINE IN GEBRUIK NEEMT. HET IS BELANGRIJK DAT GEBRUIKERS DIT GRONDIG DOORNEMEN MET HET OOG OP HUN VEILIGHEID. ALLE GEBRUIKERS MOETEN EEN PROFESSIONELE EN PRAKTISCHE TRAINING IN HET VEILIGE GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE KRIJGEN. DIENSTEN WORDEN GELEVERD VIA ERKENDE TORO DEALERS.
1.5 1.5 INHOUD INHOUD Blz.
1.6 1.6 INHOUD INHOUD Blz.
1.7 VEIILIGHEIDSMAATREGELEN 1.7 Deze handleiding moet worden beschouwd als een onderdeel van de machine omdat hierin essentiële informatie over de veilige bediening, het gebruik, het onderhoud en de specificaties van de machine staan. LEES DIT HANDLEIDING VOORDAT U DE T4240 MAAIMACHINE IN GEBRUIK NEEMT. HET IS BELANGRIJK DAT GEBRUIKERS DIT GRONDIG DOORNEMEN MET HET OOG OP HUN VEILIGHEID. DE VOLGENDE VOORZORGSMAATREGELEN MOETEN WORDEN GENOMEN OM ONGEVALLEN TE VOORKOMEN.
1.8 VEIILIGHEIDSMAATREGELEN 1.8 Voorbereiding Controleer of de machine beantwoordt aan alle toepasselijke voorschriften, inclusief de voorschriften voor gebruik op de openbare weg. Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en stevige schoenen. Draag geen schoenen met open tenen en loop niet op blote voeten. Oogbescherming is verplicht. Inspecteer grondig het terrein waarop u de maaimachine gaat gebruiken, en verwijder alle voorwerpen die door de machine kunnen worden uitgeworpen.
1.9 VEIILIGHEIDSMAATREGELEN 1.9 Bediening Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen. Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht. Alvorens de motor te starten, moet u de handrem in werking stellen, de maaiaandrijving uitschakelen en controleren of de rijpedalen in de neutraalstand staan.
1.10 VEIILIGHEIDSMAATREGELEN 1.10 Bediening vervolg Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt. Ga zeer voorzichtig te werk als u achteruitrijdt. Schakel de maaiaandrijving uit voordat u andere oppervlakken dan grasvelden oversteekt. Als u de maaimachine gebruikt, mag u de afvoeropening van de machine nooit naar omstanders richten of iemand in de buurt van de machine laten komen.
1.11 VEIILIGHEIDSMAATREGELEN 1.11 Behandeling en opslag van vloeistoffen Hydraulische vloeistof - Vermijd contact met de ogen en langdurig contact met de huid. - Draag tijdens het toedienen van de vloeistof een veiligheidsbril. - Het gebruik van handschoenen of beschermende crème wordt aangeraden. - Was uw handen grondig als deze in aanraking zijn gekomen met de vloeistof. - Bewaar de vloeistof afgesloten in een koele ruimte en buiten het bereik van vuur en ontvlambare stoffen.
1.12 VEIILIGHEIDSMAATREGELEN 1.12 Onderhoud en opslag Wees voorzichtig als u een maaicilinder draait, want hierdoor kunnen ook andere cilinders gaan draaien. Als u de machine parkeert, stalt of onbewaakt achterlaat, moet u de maaidekken opheffen in de transportstand en de veiligheidssloten vastzetten of de maaidekken neerlaten op de grond. Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig kan worden gebruikt.
1.13 1.13 VEIILIGHEIDSMAATREGELEN Stickers Sticker - bedieningspaneel Artikelnr.
1.14 1.
1.15 1.15 VEIILIGHEIDSMAATREGELEN Stickers vervolg Sticker - Ventilator van motor / Radiator Artikelnr.: 111-3902 (A) Locatie: Kap van ventilator van motor a) Vingers kunnen worden afgesneden b) Voorzichtig A c) Waarschuwing - Heet oppervlak B C D d) Lees het gebruikershandboek en zorg ervoor dat u de inhoud begrijpt Belangrijk: Verwijder de kap van de radiator alleen als de motor koud is. A Sticker - Bandenspanning Artikelnr.: 950832 (2) Locatie: Chassis, links/rechts - 4 plaatsen 0.
1.16 1.16 VEIILIGHEIDSMAATREGELEN Stickers vervolg Sticker - Waarschuwing: Ledematen kunnen bekneld raken Artikelnr.: 111-0773 (A) Locatie: Zijkant van het geraamte van de kantelbeveiligingsinrichting B A a) Veiligheidswaarschuwing - Voorzichtig! Kans op letsel. b) Geplette vingers. Kracht uitgeoefend van de zijkant Sticker - Waarschuwing: Heet oppervlak Artikelnr.
1.17 1.17 VEIILIGHEIDSMAATREGELEN Stickers vervolg Sticker - Onderhoud T4240 Artikelnr.: 953812 (2) Locatie: Onderkant van motorkap naast vergrendeling DAILY MAINTENANCE FUEL LEVEL DAILY MAINTENANCE ENGINE OIL SEAT SWITCH FUEL E F D 50 HOURS MAINTENANCE TYRES FASTENERS AIR CLEANER CUTTERHEADS CLEAN AND INSPECT THE MACHINE.
1.18 INFORMATIE OVER EU-CONFORMITEIT Dagelijkse geluidsblootstellingsniveau van de gebruiker: TORO heeft geen controle over de omstandigheden van het werkgebied, de gebruiksduur, de onderhoudsstaat of de afstelling van de maaimachine.
1.19 INFORMATIE OVER EU-CONFORMITEIT 1.19 EU-CONFORMITEITSVERKLARING Vervaardigd voor: Door: Adres: Toro Company Hayter Limited Spellbrook, Bishop's Stortford, Herts. CM23 4BU. ENGELAND verklaart dat deze maaimachine Modelnaam: Type: Modelnr.
1.20 1.20 INLEIDING Inleiding De T4240 maaier is een zelfrijdende machine die is uitgerust met een dieselmotor en hydraulische systemen voor de rijaandrijving, de maaiaandrijving en de besturing. De machine maakt te allen tijde gebruik van vierwielaandrijving. Het transmissiesysteem heeft echter wel een 'werkstand' en een 'transportstand'. Deze verschillende standen kunnen worden ingeschakeld door de gebruiker.
1.21 SPECIFICATIES 1.21 Specificaties ALLE CIJFERS ZIJN NOMINAAL BIJ EEN AFGEREGELD MOTORTOERENTAL VAN 2800 TPM TENZIJ ANDERS WORDT VERMELD. Motor T4240 Type: Kubota V2203 Diesel 4 cilinders in lijn Nominaal vermogen: 35,3 kW (47,3 pk) met 2800 tpm DIN 70020 Capaciteit: 2197 cc (134 kubieke inches) Luchtfilter: Schone lucht wordt aangezogen door een luchtinlaatrooster via een cycloonfilter met ingebouwd voorfilter. Koelsysteem: Watergekoeld Accu: 12 V 480 A S. A. E.
1.22 SPECIFICATIES 1.22 Maaiaandrijving Type aandrijving: Hydraulisch Pomp: Hydraulische tandempomp Geleverde hoeveelheid: 31 liter per minuut Maaidekmotoren: Hydraulische tandwielpomp, omkeerbaar, druk uitgebalanceerd met ingebouwde ontlastklep die differentiaaldruk registreert.
1.23 SPECIFICATIES 1.23 Maaideklift en besturing Type aandrijving: Hydraulisch Pomp: Hydraulische tandwielpomp met ingebouwde ontlastklep Geleverde hoeveelheid: 11 liter per minuut Besturing: Bekrachtigde hydrostatische stuurklep met prioriteitsstroming naar besturing en hulpstroming naar maaideklift. Handbesturing voor noodsituaties.
1.24 1.24 SPECIFICATIES Voertuigspecificaties Rijsnelheid: Banden Vooras Achteras 0 - 24 km/u Vooruit 0 - 11 km/u Achteruit Type banden Aanbevolen bandenspanning Gazonomstandigheden Toestand van het wegdek Max.
1.
1.26 1.26 SPECIFICATIES Gewicht en afmetingen Wielbasis: 1610 mm Werkbreedte: 3640 mm Maaibreedte: 3460 mm Transportbreedte: 1890 mm bij een maaihoogte van 13 mm Totale lengte: 2930 mm Totale hoogte: 1775 mm met de kantelbeveiligingsinrichting ingevouwen 2385 mm met kantelbeveiligingsinrichting in verticale bedrijfsstand Bedrijfsgewicht: Met inbegrip van kantelbeveiliging met 2 posten, 20 cm maaidekken met 6 messen en volle brandstoftank.
1.27 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE 1.27 Veiligheidsinstructies WAARSCHUWING: VOORKOM ONGEVALLEN - Alvorens de maaimachine in gebruik te nemen is het belangrijk dat; - de gebruiker deze handleiding leest en begrijpt het vergrendelingsmechanisme van het bedieningsplatform volledig is ingeschakeld en goed functioneert, zie Vergrendelingsmechanisme van bedieningsplatform. de dagelijkse onderhoudscontroles goed zijn uitgevoerd en de maaimachine in een goede gebruiksconditie is.
1.28 1.28 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE Identificatie van de onderdelen van het bedieningspaneel 7 1. Parkeerremhendel 2. Verlichtingsschakelaar 8 (wordt geleverd met verlichtingsset) 9 3. Schakelaar knipperlicht 10 (wordt geleverd met knipperlichtset) 4. Schakelaar gevarenverlichting (wordt geleverd met verlichtingsset) 5. Hefinrichting van maaidekken 6. Gashendel 7. Contactsleuteltje 8. Schakelaar maaiaandrijving 3 9. Dimlicht-/grootlichtschakelaar 14 17 4 13 11 (wordt geleverd met verlichtingsset) 10.
1.29 1.29 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE Remsysteem Handrem ingeschakeld Handrem: Zet de parkeerremhendel in de achterste stand om de handrem in werking te stellen. Gebruik de machine niet als deze op de handrem staat. P WAARSCHUWING: VOORKOM ONGEVALLEN De handrem werkt uitsluitend op de voorwielen. Parkeer de maaimachine nooit op een helling. Serviceremmen: De serviceremmen werken via de hydraulische transmissie.
1.30 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE 1.30 Werk-/transportmodus WAARSCHUWING: VOORKOM ONGEVALLEN Zorg dat de gekozen modus geschikt is voor de bedrijfsmodus van de machine. Selecteer de 'werk'-modus als u de machine gebruikt in omstandigheden waarin onvoldoende tractie is en maximale trekkracht is vereist. In de 'werk'-modus kan het differentiaalslot worden gebruikt. 1 Selecteer de 'transport'-modus als u de maaimachine gebruikt in omstandigheden waarin de tractie goed is.
1.31 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE Differentieelslot WAARSCHUWING: VOORKOM ONGEVALLEN Schakel het differentieelslot niet in bij hoge snelheid. De draaicirkel wordt groter als het differentieelslot is ingeschakeld. Het differentieelslot werkt uitsluitend als de machine in de 'werk'-modus staat. Het differentieelslot werkt zowel in de Vooruit als de Achteruit en kan worden ingeschakeld als de maaimachine langzaam rijdt.
1.32 1.32 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE Snelheidsregelhendel Met de snelheidsregelhendel kan de beweging van het Vooruit-pedaal worden begrensd voor een accurate rijsnelheid en de vereiste maaisnelheid. U zet de hendel naar voren om de instelling van de rijsnelheid te verhogen en naar achteren om deze te verlagen. Opmerking: Dit is geen cruisecontrol. Als u het Vooruit-pedaal loslaat, keert dit terug naar de Vrijstand.
1.33 1.33 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE Het platform vastmaken: Laat het platform voorzichtig neer. De gasveer zal dit gemakkelijker maken. Beweeg de handgreep van de grendel naar de voorkant van de maaimachine (positie A), terwijl het platform bijna in de volledig neergelaten stand komt. Hierdoor komen de haken van de grendel los van de grendelstaaf.
1.34 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE 1.34 De kantelbeveiligingsinrichting invouwen Het geraamte van de kantelbeveiligingsinrichting kan naar beneden gevouwen worden om onder lage obstakels door te rijden. WAARSCHUWING: VOORKOM ONGEVALLEN - Als het geraamte naar beneden is gevouwen, biedt het geen bescherming bij omkantelen en kan het niet beschouwd worden als een kantelbeveiligingsinrichting. 1. Laat de maaidekken neer, schakel de parkeerrem in en schakel de motor uit. 2.
1.35 1.35 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE Bestuurdersstoel WAARSCHUWING: VOORKOM ONGEVALLEN - Alvorens de maaimachine in gebruik te nemen, moet u controleren of het mechanisme van de stoel goed functioneert en de stoel stevig is vergrendeld. WAARSCHUWING: VOORKOM ONGEVALLEN - De stoel mag uitsluitend worden versteld als de maaimachine stilstaat en op de handrem is gezet. Lengte-instelling: Zet hendel 'B' omhoog om de stoel in de lengterichting te verstellen.
1.36 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE Waarschuwingssystemen Waarschuwingssignaal bij te hoge temperatuur van motorvloeistof: Het waarschuwingslampje gaat branden, de signaaltoon klinkt en de maaidekken stoppen. Waarschuwingssignaal bij te hoge temperatuur van hydraulische vloeistof: Het waarschuwingslampje gaat branden en de signaaltoon klinkt als de temperatuur van de hydraulische vloeistof in het reservoir boven 95 °C stijgt.
1.37 1.37 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE Contactsleuteltje O I II 0 I II III = = = = Motor uit. Motor / Hulpapparatuur aan. Motor voorverwarmen. Motor start. III WAARSCHUWING: VOORKOM ONGEVALLEN - Verwijder altijd het contactsleuteltje als de maaimachine niet wordt gebruikt. BELANGRIJK: VOORKOM SCHADE - Plaats altijd de beschermkap als het contactsleuteltje is verwijderd om te voorkomen dat binnendringend vuil of vocht het mechanisme beschadigt.
1.38 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE Indicatielampje transmissie in vrijstand Gaat branden als het rijpedaal in de vrijstand staat en het contactsleuteltje op 'I' is gedraaid. N Opmerking: Het indicatielampje Transmissie in vrijstand gaat pas branden als de handrem in werking is gesteld. Indicatielampje maaiaandrijving Gaat branden als de schakelaar van de maaiaandrijving op 'UIT' staat en het contactsleuteltje op 'I' is gedraaid.
1.39 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE 1.39 Hefinrichting van maaidekken 1 De maaidekken kunnen onafhankelijk worden opgeheven of neergelaten met behulp van de 3 lifthendels. Om de maaidekken neer te laten, beweegt u de lifthendels omlaag tot ze in hun stand vergrendeld worden. Als de schakelaar van de maaiaandrijving 'aan' staat, zal de cilinderaandrijving ingeschakeld worden wanneer de maaidekken zich ongeveer 300 mm (11,8°) boven de grond bevinden.
1.40 1.40 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE Met de linker en rechterzijmaaidekken volledig opgeheven in de transportstand. Schakelaar in positie 2 Linker lifthendel 3 bedient linkerfrontmaaidek Middelste lifthendel 4 bedient middelste maaidek Rechterlifthendel 5 bedient rechterfrontmaaidek 1 2 3 1. Vooruit 2. Uit 3. Achteruit Maaiaandrijving inschakelen De maaiaandrijving kan uitsluitend worden ingeschakeld als de bestuurder goed op de stoel zit, zie BESTUURDERSAANWEZIGHEIDSSENSOREN.
1.41 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE 1.41 De motor starten WAARSCHUWING: VOORKOM ONGEVALLEN - Alvorens de motor te starten moet u controleren of; O I II III - U het hoofdstuk Veiligheidsmaatregelen in dit handboek hebt gelezen en begrepen. - Er niemand in het werkgebied is. - De maaiaandrijving is uitgeschakeld. - De parkeerrem in werking is gesteld. - Het rijpedaal in de vrijstand is. Deze machine is voorzien van een startbeveiliging, zie BESTUURDERSAANWEZIGHEIDSSENSOREN.
1.42 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE De motor stoppen O 1.42 I II Om de motor te stoppen: Draai het contactsleuteltje op '0'. WAARSCHUWING: VOORKOM ONGEVALLEN - Als de motor niet stopt wanneer het contactsleuteltje op '0' is gedraaid, moet u de hendel om de motor te stoppen naar voren zetten. Houd uw handen uit de buurt van bewegende onderdelen en hete motordelen wanneer de motor loopt. III 1 1. Motor in stand LOPEN 2 Maaicilinders deblokkeren 1.
1.43 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE 1.43 Algemene gebruiksaanwijzingen 1. De rotatiesnelheid van de maaicilinders moet altijd zo hoog mogelijk worden gehouden om steeds de beste maaikwaliteit te krijgen. Dit vereist weer dat het motortoerental zo hoog mogelijk moet blijven. 2. De maaikwaliteit zal verslechteren als de machine te snel rijdt. Zorg ervoor dat de maaikwaliteit altijd is afgestemd op het vereiste werktempo, en stel de rijsnelheid dienovereenkomstig af. 3.
1.44 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE 1.44 Algemene informatie maaidek De maaimachine is ontworpen voor het gebruik van MK3 200 mm vaste of zwevende maaidekken of MK3 254 mm vaste maaidekken. Het is essentieel dat de onderste messen goed zijn afgesteld ten opzichte van de maaicilinders en dat de messen scherp gehouden worden om een goed maairesultaat, een minimaal stroomverbruik en een langer levensduur van de messen te kunnen waarborgen, zie ONDERHOUD MAAIDEKKEN.
1.45 1.45 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE MK3 200 mm vast maaidek Maaihoogte-instelling: De maaihoogte wordt bepaald door de positie van de achterrol. B Draai de stelschroefconstructie 'B' aan beide uiteinden rechtsom om de maaihoogte 'E' te verlagen of linksom om de maaihoogte 'E' te verhogen. E BELANGRIJK: VOORKOM SCHADE Probeer niet de stelschroefconstructie 'B' te ontgrendelen.
1.46 1.46 GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE MK3 200 mm zwevend maaidek Scharnierpunt bevestigen: Zet de grendel in de achterste 'zweefstand' 'A' zoals afgebeeld. A Maaihoogte-instelling: De maaihoogte wordt bepaald door de positie van de voor- en achterrol. Draai om de stand van de achterrol te wijzigen de stelschroefconstructie 'B' aan beide uiteinden rechtsom om de maaihoogte 'E' te verlagen of linksom om de maaihoogte 'E' te verhogen.
1.47 ONDERHOUD 1.47 Onderhoud WAARSCHUWING: VOORKOM ONGEVALLEN - Tijdens onderhoudswerkzaamheden is het belangrijk dat: - De motor wordt afgezet en het contactsleuteltje wordt verwijderd. - De parkeerrem van de is opgetrokken. - Geen druk in het hydraulische systeem is. - De maaidekken helemaal zijn neergelaten op de grond. - U de veiligheidsmaatregelen in dit handboek heeft gelezen en begrepen.
1.48 ONDERHOUD 1.48 Onderhoud vervolg WAARSCHUWING: VOORKOM ONGEVALLEN - Wees voorzichtig met gevaarlijke stoffen. De volgende vloeistoffen worden gevaarlijk geacht: Stoffen Dieselolie Smeerolie Hydraulische vloeistof Smeervet Antivriesmiddel Accuzuur Risicobeoordeling Laag Laag Laag Laag Gemiddeld Hoog Bij gebruik van bovengenoemde vloeistoffen verdient het aanbeveling oogbescherming en handschoenen te gebruiken en morsen te voorkomen.
1.49 ONDERHOUD 1.49 Motor Raadpleeg het TECHNISCH INSTRUCTIEBOEK voor informatie over onderhoud. ENGINE Inrijperiode De torsie van de wielmoeren controleren: Tijdens de eerste 50 bedrijfsuren en bij routinecontroles. DAGELIJKS EN VOOR GEBRUIK. Controleer de torsie van de wielmoeren twee keer per dag. Torsie van wielmoer van vooras - 200 Nm. Torsie van wielmoer van achteras - 54 Nm.
1.50 1.50 ONDERHOUD Dagelijks en vóór gebruik Controleer het motoroliepeil: Als het oliepeil onder de bovenste markering op de peilstok staat, moet u bijvullen met motorolie van het juiste type tot de olie het vereiste peil bereikt; zie TECHNISCH INSTRUCTIEBOEK. Peil van motorkoelvloeistof controleren: WAARSCHUWING: VOORKOM ONGEVALLEN Pas op voor hete oppervlakken. Verwijder de vuldop van de radiator pas nadat de motor is afgekoeld.
1.51 1.51 ONDERHOUD Dagelijks en vóór gebruik vervolg 2 Maak het radiatorscherm schoon: Maak het radiatorscherm schoon. Controleer de oliekoeler en de grille van de radiator op rommel en maak deze indien nodig schoon met een borstel of een persluchtpistool. Als u dit met water doet, moet u dit geheel laten opdrogen alvorens de machine weer in gebruik te nemen.
1.52 ONDERHOUD Dagelijks en vóór gebruik vervolg Controleer het bevestiginsmateriaal: Controleer of alle moeren, bouten en pennen stevig vastzitten en in goede staat verkeren. Veiligheidsinrichtingen controleren: WAARSCHUWING - VOORKOM ONGEVALLEN: Controleer of alle veiligheidsschermen, afdekplaten en andere veiligheidsvoorzieningen op hun plaats zitten en in goede staat verkeren. Controleer de banden: Controleer of de banden in goede conditie zijn en de juiste spanning hebben, zie SPECIFICATIES.
1.53 ONDERHOUD 1.53 Dagelijks en vóór gebruik vervolg WAARSCHUWING - VOORKOM ONGEVALLEN: Gebruik de machine niet wanneer het pedaalmechanisme haperingen vertoont en niet probleemloos terugkeert naar de neutraalstand. Controleer de bestuurdersaanwezigheidssensoren: WAARSCHUWING: VOORKOM ONGEVALLEN - Houd omstanders op een afstand als u de bestuurdersaanwezigheidssensoren controleert.
1.54 1.54 ONDERHOUD Om de 50 bedrijfsuren Routinecontroles uitvoeren: Zie DAGELIJKS VOOR GEBRUIK. Controleer de afstelling van de rollagers van het maaidek: Belangrijk: Voorkom schade - Het is essentieel dat de rollagers van het maaidek goed zijn afgesteld voor een maximale levensduur. Als de speling te groot wordt, kunnen de lagers vroegtijdig slijten. A Pak de rol vast en beweeg hem heen en weer en op en neer.
1.55 1.55 ONDERHOUD Om de 50 bedrijfsuren vervolg Smeer de draaipunten: Reinig alle draaipunten en smeer deze met een hoogwaardig smeermiddel van de gespecificeerde klasse, zie SPECIFICATIES. Vervang beschadigde smeernippels. Smeer alle smeerpunten van de maaidekken en zorg ervoor dat er zoveel smeermiddel wordt ingespoten dat er schoon smeermiddel naar buiten komt via de doppen van de rollen. Op deze manier weet u zeker dat er geen grasresten enz.
1.56 1.56 ONDERHOUD Om de 250 bedrijfsuren Routinecontroles uitvoeren: Raadpleeg Controleer de staat van de accu: - DAGELIJKS EN VOOR GEBRUIK. - OM DE 50 BEDRIJFSUREN. WAARSCHUWING: VOORKOM ONGEVALLEN - Een accu produceert explosieve gassen. Werk in een goed geventileerde ruimte en blijf uit de buurt van alle ontstekingsbronnen. Accuvloeistof is bijtend. Vermijd contact met de huid of de ogen. Als u accuvloeistof op uw huid krijgt, moet u deze afspoelen met overvloedig water.
1.57 1.57 ONDERHOUD Om de 500 bedrijfsuren Routinecontroles uitvoeren: Raadpleeg - DAGELIJKS EN VOOR GEBRUIK - OM DE 50 BEDRIJFSUREN - OM DE 250 BEDRIJFSUREN. De machine grondig reinigen: BELANGRIJK: VOORKOM SCHADE - Voorkom dat er water terechtkomt op elektrische onderdelen. Reinig deze plekken met een droge doek of borstel. Onderhoudsbeurt van het hydraulisch systeem: Dit kan het beste worden gedaan als de hydraulische vloeistof warm (niet heet) is.
1.58 1.58 ONDERHOUD Om de 500 bedrijfsuren vervolg Controleer elektrisch systeem: Controleer alle elektrische aansluitingen en kabels en vervang deze indien ze zijn beschadigd of gecorrodeerd. Spuit een waterafstotend middel van goede kwaliteit op blootliggende aansluitingen als bescherming tegen binnendringend vocht. Zet de achterwielen recht naar voren.
1.59 1.59 ONDERHOUD Afstelling van de maaidekcilinder t.o.v. onderste mes BELANGRIJK: VOORKOM SCHADE - Het is essentieel dat de onderste messen goed zijn afgesteld ten opzichte van de maaicilinders om een goed maairesultaat, een minimaal stroomverbruik en een langer levensduur van de messen te kunnen waarborgen. Voer de volgende procedure uit voordat u begint te werken en controleer de instellingen om de paar bedrijfsuren.
1.60 1.60 ONDERHOUD Maaidek wetten Dit proces wordt aanbevolen voor het weer scherp maken van de snijvlakken van de cilinders en onderste messen, wat essentieel is voor een hoogwaardig maairesultaat. Met wetten slijpt u slechts een klein beetje metaal weg om de messen weer scherp te maken. Als de messen ernstig versleten of beschadigd zijn, dient u ze te verwijderen en opnieuw te laten slijpen. Om de messen te wetten: 1. Zorg ervoor dat de motor is uitgeschakeld en de handrem in werking is gesteld. 2.
1.61 1.61 ONDERHOUD Vervanging onderste mes maaidek Verwijder de houder van het onderste mes door de drie stelbouten aan ieder uiteinde te verwijderen en hem uit het maaidek te nemen. Verwijder het versleten mes en gooi de verzonken schroeven en borgmoeren weg. Plaats het nieuwe mes in de houder en maak het vast met de nieuwe verzonken schroeven en borgmoeren. Draai de middelste bouten vast met een torsie van 40Nm (30 lbf.ft).
1.62 ONDERHOUD 1.62 De maaimachine slepen Procedure voor het slepen: Bevestig een stijve sleepstang tussen het trekoog op de maaimachine en een geschikt sleepvoertuig. Controleer of het sleepvoertuig voldoende remvermogen heeft om de gezamenlijke voertuigmassa tot stilstand te brengen, en deze te allen tijde volledig onder controle kan houden. Zet het sleepvoertuig op de handrem. Zet blokjes achter de voorwielen van de maaimachine om te voorkomen dat deze wegrolt.
1.63 ONDERHOUD 1.63 De maaimachine slepen (vervolg) U stelt de schijfremmen van de voorwielmotor als volgt weer in bedrijf: 1. Ga naar de schijfrem op de rechter voorwielmotor. Draai de stelschroef (item 5) linksom en verwijder deze samen met de ring (item 4) en de remuitzetstang (item 3). Plaats de rubberen plug (item 2) weer in de zijkant van de motor. 1 3 2 4 2. Ga naar de remschijf op de linker voorwielmotor en herhaal bovenstaande procedure.
1.64 PROBLEMEN BIJ HET MAAIEN 1.
1.65 PROBLEMEN BIJ HET MAAIEN 1.
1.66 PROBLEMEN VERHELPEN 1.66 Bij gebruik van de volgende lijst kan aan het licht komen dat belangrijke onderdelen moeten worden gereviseerd of dat de hydraulische druk opnieuw moet worden ingesteld. In dit geval verdient het aanbeveling uw erkende dealer deze werkzaamheden te laten uitvoeren omdat hij hiervoor uitstekend is toegerust.
1.67 PROBLEMEN VERHELPEN 1.
1.68 PROBLEEM Machine werkt eerst naar behoren maar verliest daarna vermogen PROBLEMEN VERHELPEN MOGELIJKE OORZAAK 1.
1.69 PROBLEEM Maaidekken volgen het grondoppervlak niet Maaidekken starten niet wanneer zij worden neergelaten om te maaien PROBLEMEN VERHELPEN MOGELIJKE OORZAAK 1.69 OPLOSSING Slang verkeerd geleid of hydraulische aansluitingen verkeerd geplaatst Beweeg de maaidekken zo ver mogelijk en kijk of de slangen strak komen te staan.
35 34 30 B B P/Y 31 36 N/R L/Y G/U W/G 30 29 W/B 5 B 37 6 B G/N B N N/W L/Y L L G/P G/P L B 57 58 L N/Y W/N 15 O 14 B/P 7 W/B B L/Y L/Y 13 11 W/U B/P W/U N/B 9 W/Y W/P 12 10 P/R 8 B 59 53 P O P/R 31 P/R U/R 49a 56 49 N N R/S Y/B P/R Y/B P P/R U/R N/R P/B O P/R 21 U/B B U/B B 32 38 42 W/P B Y/B W/U B R Y/B 19 18 N 17 16 39 R N U/G B U/G B 41 W/R 22 30 17 N/R 15 W B 55 19 U W/R 58 U/B 20 50a
1.71 Artikelnr 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 1.71 ELEKTRISCH SCHEMA 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
1.72 Artikelnr 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 1.
1.73 HYDRAULISCH SCHEMA'S TRANSMISSIE/REM 1.
1.
19 18 17 6 8 10 20 15 14 16 9 54 54 7 5 47 TPC D1 D2 11 12 13 D3 HL LB LBX 46 25 21 4 22 PX 45 26 2 23 1 34 31 28 P T B A 3 24 PX 44 30 35 33 32 29 27 53 50 52 51 DC RB MB 48 T 49 FB HL B2 D1 B1 37 22 PX 42 39 P T B A 23 36 21 43 41 40 38 1.75 HYDRAULISCH SCHEMA 1.
1.
GARANTIE 1.77 1.77 De Toro Total Coverage garantie Beperkte garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij is van materiaalgebreken of fabricagefouten, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.
1.78 OPMERKINGEN 1.
1.79 OPMERKINGEN 1.
1.80 OPMERKINGEN 1.
1.81 OPMERKINGEN 1.
1.82 INTERNATIONALE LIJST VAN VERDELERS 1.82 Dealer: Land: Telefoonnummer: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Turkije 90 216 344 86 74 Balama Prima Engineering Equipment Hongkong 852 2155 2163 B-Ray Corporation Korea 82 32 551 2076 Casco Sales Company Puerto Rico 787 788 8383 Ceres S.A. Costa Rica 506 239 1138 CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd Sri Lanka 94 11 2746100 Cyril Johnston & Co. Noord-Ierland 44 2890 813 121 Equiver Mexico 52 55 539 95444 Femco S.A.
1.83 KLANTINFORMATIE 1.83 Machinespecificaties Model: ....................................... Serienr. machine: ....................................... Serienr. motor: ....................................... Serienrs. maaidekken: ....................................... ....................................... ....................................... ....................................... ....................................... ....................................... Serienr. transmissiepomp: ....