H U SQVARNA AUTOMOWE R ® 260 ACX G E BRU I KSA ANWIJZI NG
INHOUDSOPGAVE 1. Introductie en veiligheid ...................................................... 1.1 Inleiding ...................................................................................... 1.2 Symbolen op Automower® .................................................. 1.3 Symbolen in de gebruiksaanwijzing .................................. 1.4 Veiligheidsinstructies ............................................................. 5 5 6 7 8 2. Presentatie ..............................................
INHOUDSOPGAVE Husqvarna AB werkt voortdurend aan het verder ontwikkelen van haar producten en behoudt zich dan ook het recht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen in o.a. vorm, uiterlijk en functie door te voeren. Deze gebruiksaanwijzing betreft versie 2.7x van het besturingsprogramma van de maaier.
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1. Introductie en veiligheid 1.1 Inleiding Gefeliciteerd met uw keuze van een uitstekend kwaliteitsproduct. Om uw Husqvarna Automower® optimaal te kunnen benutten is kennis nodig over de werking. Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke informatie over de maaier, hoe u deze installeert en hoe u deze gebruikt.
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1.2 Symbolen op Automower® Deze symbolen kunnen op de grasmaaier aanwezig zijn. Bestudeer ze nauwkeurig zodat u weet wat ze betekenen. • Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en gebruik uw Automower® niet voor u de inhoud begrijpt. • Waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften in deze gebruiksaanwijzing moeten zorgvuldig worden opgevolgd om de maaier veilig en efficiënt te kunnen gebruiken.
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1.3 Symbolen in de gebruiksaanwijzing Deze symbolen staan in de gebruiksaanwijzing. Bestudeer ze nauwkeurig zodat u weet wat ze betekenen. • Controle en/of onderhoud moet u uitvoeren met de schakelaar in stand OFF. • Gebruik altijd beschermende handschoenen bij alle werkzaamheden aan de onderkant van de maaier. • Gebruik nooit een hogedrukreiniger, en zelfs geen stromend water, om Automower® schoon te maken.
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1.4 Veiligheidsinstructies Gebruik • • Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en begrijp de inhoud voordat u Automower® gaat gebruiken. Het is niet toegestaan de originele uitvoering van Automower® te wijzigen. Alle wijzigingen vinden plaats op eigen verantwoordelijkheid. • Controleer of op het gras dat moet worden gemaaid geen stenen, takken, gereedschap, speelgoed en andere voorwerpen liggen, die de messen kunnen beschadigen en kunnen leiden tot vastlopen.
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID Verplaatsen Bij transport over langere afstand moet u Automower® verpakken in de emballage waarin hij is geleverd. Voor veilig verplaatsen van of naar het werkgebied: 1. Druk op de STOP-knop om de maaier te stoppen. Wanneer het alarm (zie bladzijde 59), voor de beveiliging tegen diefstal geactiveerd is, voer dan het eerste getal van de PIN-code in. U kiest een viercijferige PIN-code wanneer u de maaier voor de eerste keer start, zie bladzijde 31. 2.
2. PRESENTATIE 2. Presentatie Dit hoofdstuk bevat informatie die u moet kennen als u van plan bent te gaan installeren. Een installatie van Husqvarna Automower® bestaat uit vier hoofdcomponenten: Automower®, een automatische grasmaaier die het gras maait door zich voornamelijk in een onregelmatig patroon te bewegen. De maaier wordt aangedreven door een onderhoudsvrije accu. Laadstation, dat Automower® zelf opzoekt, wanneer het laadniveau in de accu te laag wordt.
2. PRESENTATIE 2.1 Automower® , wat is wat? 2 7 3 7 6 10 8 1 5 4 9 11 15 14 12 13 17 18 16 20 19 21 22 23 24 25 26 27 De getallen in de afbeelding komen overeen met: 1. Laadcontacten 2. 3. Klep voor maaihoogteinstelling Vergrendelknop om de klep voor de maaihoogteinstelling te openen Ultrasone sensoren Aandrijfwiel Carrosserie Stopknop Toetsenbord Display Hoofdschakelaar Voorwiel Handgreep Chassisbox met elektronica, accu en motoren Draaischotel 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
2. PRESENTATIE 2.2 Werking Automower® Capaciteit Automower® 260 ACX wordt aangeraden voor gazons tot 5500 m2 +/-20%. De grootte van het stuk dat wordt gemaaid is vooral afhankelijk van de staat van de messen, het soort gras, het groeitempo en de vochtigheid. Ook de vorm van de tuin is van belang. Wanneer de tuin voornamelijk uit open grasvelden bestaat, kan Automower® meer per uur maaien dan wanneer de tuin uit een aantal kleine grasvelden bestaat, van elkaar gescheiden door veel bomen, borders en passages.
2. PRESENTATIE Werkwijze Automower® maait het gras automatisch. Hij wisselt het maaien voortdurend af met opladen. Het laadstation zendt een signaal uit, dat Automower® kan registreren op 6 tot 7 meter afstand. De maaier begint zelf naar het laadstation te zoeken wanneer de lading van de accu te laag wordt. Automower® maait niet wanneer hij het laadstation zoekt. De maaier begint zelf naar het laadstation te zoeken wanneer de lading van de accu te laag wordt.
2. PRESENTATIE Via het controlepaneel op de bovenkant van Automower® kunt u alle instellingen van de maaier regelen. Op het controlepaneel zit ook de hoofdschakelaar. Open de klep voor het controlepaneel door de STOP-knop in te drukken. Wanneer de hoofdschakelaar voor de eerste keer op ON wordt gezet, begint een opstartreeks, die bestaat uit; keuze van taal, tijdsformaat, datumformaat en viercijferige PIN-code en instelling van tijd en datum, zie bladzijde 31.
2. PRESENTATIE 2.3 Zoekmethode Automower® kan worden ingesteld op het zoeken naar het laadstation of op een of meerdere van de drie zoekmethoden. Met behulp van de instelmogelijkheden kunnen de drie zoekmethoden worden gecombineerd om het zoeken naar het laadstation te optimaliseren. Welke zoekmethode(n) nodig zijn, is afhankelijk van de vorm van de tuin. Zoekmethode 1: Onregelmatig Automower® rijdt onregelmatig tot hij het laadstation vindt.
2. PRESENTATIE Deze zoekmethode is vooral geschikt voor een installatie met veel of grote eilanden, smalle passages of steile hellingen. Het voordeel van deze zoekmethode is dat de zoektijden doorgaans kort zijn. Het nadeel is dat er langs de begeleidingskabel enige spoorvorming door de maaier kan voorkomen in het gras. 2.4 Meerdere Automower® voor één tuin Wanneer u meer dan één Automower® op hetzelfde gazon installeert, moet iedere maaier een eigen PIN-code hebben.
3. INSTALLATIE 3. Installatie Dit hoofdstuk beschrijft hoe u Husqvarna Automower® installeert. Voordat u de installatie begint, moet u het voorgaande hoofdstuk lezen 2. Presentatie. Lees ook dit hele hoofdstuk door voor u de installatie begint. Hoe de installatie is uitgevoerd, beïnvloedt hoed goed Automower® functioneert. Daarom is het belangrijk de installatie zorgvuldig te plannen. De planning wordt vereenvoudigd, wanneer u een schets maakt van het werkgebied inclusief alle obstakels.
3. INSTALLATIE • Schroeven voor het laadstation (24) • Maatstok (25) • Contacten voor luskabel (23) • Verbindingen voor luskabel (26) Neem contact op met uw dealer voor de aanschaf van het volgende installatiemateriaal: • Luskabel voor begrenzingslus en begeleidingskabel (19) • Krammen (22) Voor de installatie heeft u ook nodig: Hamer om de krammen makkelijker in de grond te krijgen, een combinatietang, en een rechte spa, indien de begrenzingskabel moet worden ingegraven. 3.
3. INSTALLATIE Denk aan de nabijheid van een stopcontact wanneer u de plaats kiest. Het laadstation moet via een laagspanningskabel en transformator worden aangesloten op een 230 V stopcontact. De meegeleverde laagspanningskabel is 20 meter lang. Tip! Het is mogelijk dat u de laagspanningskabel het werkgebied laat kruisen. Die dient dan vastgekramd of ingegraven te worden. In sommige gevallen is er een betere plaats voor het laadstation dan vlakbij een huismuur of bij het dichtstbijzijnde stopcontact.
3. INSTALLATIE Plaats het laadstation niet zo dat de maaier meer dan 3 meter achter het laadstation kan komen (bijvoorbeeld op een smalle punt). De maaier zal het laadstation dan niet vinden. Installatie en aansluiten van laadstation 1. Plaats het laadstation op een geschikte plaats. 2. Bevestig het laadstation aan de grond met behulp van de bijgeleverde schroeven. 3. Draai de schroeven zodanig aan dat ze helemaal verzonken zijn.
3. INSTALLATIE BELANGRIJKE INFORMATIE Trap of loop nooit op de plaat van het laadstation. 3.3 Opladen van accu Automower® wordt met een lege accu geleverd. Zodra het laadstation is aangesloten, kunt u de maaier opladen. 1. Zet de hoofdschakelaar in stand OFF. 2. Plaats Automower® in het laadstation om de accu op te laden in de tijd dat u de begrenzingskabel legt. Omdat de accu leeg is, duurt het ongeveer 1 1/2 tot 2 1/2 uur voordat deze helemaal is opgeladen.
3. INSTALLATIE Beste plaats voor de begrenzingskabel De begrenzingskabel moet zo worden gelegd dat ze: • Vormt een lus rond het werkgebied voor Automower® . Alleen originele begrenzingskabel mag worden gebruikt. Deze is vertind en heeft een hoogwaardige isolatie om tegen de vochtigheid van de aarde bestand te zijn. • Een maximale afstand van 35 meter van Automower® aanhoudt in het hele werkgebied. • Het liefst niet langer dan 500 meter wordt.
3. INSTALLATIE Afbakeningen van het werkgebied Als een hoog obstakel, bijv. een wand of een muur, aan het werkgebied grenst, moet u de begrenzingskabel 40 cm van het obstakel leggen. Dan zal Automower® niet op het obstakel botsen en zal de slijtage aan de carrosserie afnemen. Als het werkgebied aan een kleine greppel grenst, bijv. een border, of aan een kleine verhoging zoals bijv. een lage steen (3 tot 5 cm), moet u de begrenzingskabel 35 cm binnen in het werkgebied leggen.
3. INSTALLATIE Wanneer Automower® naar het laadstation zoekt of de lus volgt volgens de functie Volg draad (3-2) (zie bladzijde 52), rijdt hij op een bepaalde afstand langs de begeleidingskabel. De functie Max afstand tot draad (3-2-3) bepaalt op welke afstand van de begrenzingskabel de maaier moet rijden. We raden aan een zo groot mogelijke waarde voor Max. afst. tot draad aan te geven. Een hoge waarde voor Max. afst. tot draad vermindert het risico van spoorvorming.
3. INSTALLATIE Bijgebieden Indien het werkgebied uit twee stukken bestaat die met een passage zijn verbonden, waarbij de afstand tussen de begrenzingslussen kleiner dan 80 cm wordt, raden we aan een bijgebied te creëren. Leg de begrenzingskabel dan rond het bijgebied zodat dit een eiland vormt buiten het hoofdgebied. Bijgebied Automower® moet handmatig worden verplaatst tussen hoofd- en bijgebied. Gebruik bedrijfsstand MAN wanneer Automower® een bijgebied moet maaien.
3. INSTALLATIE De overgang tussen een groot gebied en een passage moet, indien mogelijk, op een trechter lijken, met afgeronde hoeken, zodat Automower® makkelijk in de doorgang kan komen. Hellingen De begrenzingskabel kan dwars over een helling worden gelegd die minder dan 10 % helt. De begrenzingskabel moet niet dwars over een helling worden gelegd die steiler is dan 10 %. Het risico bestaat dat Automower® daar problemen krijgt met omdraaien.
3. INSTALLATIE Plaatsen van begrenzingskabel Leg de begrenzingskabel rond het werkgebied, maar wacht met het aansluiten van de kabel op het laadstation. BELANGRIJKE INFORMATIE Extra kabel mag niet in een rol buiten de begrenzingskabel worden gelegd. Dit kan leiden tot storingen aan Automower® . Tip! Gebruik de bijgevoegde maatstok als hulpmiddel wanneer u de begrenzingskabel legt. Dan krijgt u makkelijker de juiste afstand tussen de begrenzingskabel en de buitenrand/de hindernissen.
3. INSTALLATIE Uitleggen van begrenzingskabel naar het laadstation De begrenzingskabel kan op een aantal verschillende het laadstation in getrokken worden. Het beste alternatief is de kabel helemaal buiten het laadstation te leggen, zie alternatief 1. Het is ook mogelijk om de kabel onder de plaat van het laadstation te leggen volgens alternatief 2 in de afbeelding. De kabel moet echter niet buiten alternatief 2 worden gelegd, omdat Automower® dan mogelijk moeite heeft om in het laadstation te komen.
3. INSTALLATIE 3.5 Aansluiten van begrenzingskabel Sluit de begrenzingskabel aan op het laadstation: 1. Til de kap van het laadstation af: • Pak met beide handen de rand van de kap beet en trek deze recht naar de zijkant toe. • Til de kap vervolgens recht omhoog. 2. Steek de uiteinden van de begrenzingskabel in het onderste gat van het laatstation en vang ze op in de bovenste gaten. Het rechter kabeluiteinde moet in het rechtergat en het linker kabeluiteinde in het linkergat.
3. INSTALLATIE 3. De kabeluiteinden in het contact leggen: • Open het contact. • Leg de kabel in de uitsparing van het contact. 4. Druk het contact met een tang dicht. Druk tot u een klik hoort. 5. Knip het overbodige deel van de begrenzingskabel af. Knip 1 tot 2 cm boven het desbetreffende contact door. 6. Druk de contacten op de contactpennen, gemerkt A, op het laadstation.
3. INSTALLATIE 7. Zet de kap weer op het laadstation terug. Zorg ervoor dat de drie blokjes op het laadstation goed in de gaten van de kap terechtkomen. 3.6 Controle van de installatie Controleer het lussignaal door te kijken wat de groene led op het laadstation aangeeft. • Vast schijnsel = het signaal is goed. • Een keer knipperen om de seconde = breuk in de draad, geen signaal aanwezig. • Twee keer knipperen om de seconde = zwak signaal.
3. INSTALLATIE 3.8 Installatie van begeleidingskabel De begeleidingskabel is een extra kabel die vanuit het laadstation wordt gelegd, naar een afgelegen deel van het werkterrein of door een smalle passage en wordt vervolgens met de begrenzinglus samengekoppeld. Dezelfde kabel die wordt gebruikt voor de begrenzingslus, wordt ook voor de begeleidingskabel gebruikt. Tot 260 ACX kunnen tot twee begeleidingskabels worden geïnstalleerd.
3. INSTALLATIE • De afstand naar een afgelegen gebied is lang of gecompliceerd. Als Automower® de begrenzingslus moet volgen naar of van een afgelegen gebied en de afstand langs de begrenzingslus naar het gebied is lang of gecompliceerd. • De begrenzingskabel ligt dwars over een lange helling (steiler dan 10 %). Wanneer Automower® de begrenzingslus dwars over een helling volgt (steiler dan 10 %) moet de maaier de helling compenseren. De maaier volgt de begrenzingslus dan langzamer.
3. INSTALLATIE Hoe langer de begeleidingslus wordt, hoe dichter de maaier de begeleidingskabel volgt. Als de begeleidingslus groter dan 300 meter wordt, kan de maaier het moeilijk hebben om de kabel te volgen. Dit wisselt, afhankelijk van hoe de tuin en de installatie eruit zien. 2. Til de kap van het laadstation. 3. Wanneer u begeleidingskabel 1 wilt installeren: Guide 2 • Schuif het einde van de begeleidingskabel 1 in het onderste rechtergat op het laadstation en vang het op in het bovenste gat.
3. INSTALLATIE 5. Leg de begeleidingskabel ten minste 2 meter recht vanuit de voorkant van de laadplaat. Maximaal Afstand Ten minste 40 cm Ten minste 2m Als u de begeleidingskabel door een passage moet installeren: • Automower® volgt de begeleidingskabel aan dezelfde kant van de kabel, zowel naar als van het laadstation. Dat houdt in dat de begeleidingskabel naar het laadstation rechts van de maaier is en weg van het laadstation is de begeleidingskabel aan links van de maaier.
3. INSTALLATIE 9. Sluit de begeleidingskabel aan op de begrenzingskabel met behulp van een verbinding: • Steek de uiteinden van de begrenzingskabel in het rechter respectievelijk linker gat van het verbindingsstuk. • Steek het uiteinde van de begeleidingskabel in het middelste gat. • Druk de knop op het verbindingsstuk helemaal in. 10. Kram de verbinding in het gazon of graaf ze in. BELANGRIJKE INFORMATIE De functie van de begeleidingskabel varieert afhankelijk van hoe het werkgebied eruitziet.
3. INSTALLATIE 5. Automower® heeft nu een geactiveerde cirkelvormige beveiligingszone met een straal van 100 meter vanaf het middelpunt. Als de maaier naar een locatie buiten de beveiligingszone wordt verplaatst, wordt er een alarm gegenereerd en verzendt de GPS-communicatie-eenheid via sms een waarschuwingsbericht naar de opgegeven telefoonnummers. Zo nodig kan de straal worden vergroot (zie 4.3 GPS-communicatie gebruiken op pagina 39).
4. GEBRUIK 4. Gebruik 4.1 Opladen van lege accu Wanneer Husqvarna Automower® nieuw is of lange tijd opgeslagen is geweest, is de accu leeg en moet voor de start worden opgeladen. Het opladen duurt 1 1/2 tot 2 1/2 uur. 1. Plaats Automower® in het laadstation. Schuif de maaier zo ver als mogelijk is naar binnen. Er is goed contact wanneer beide laadcontacten van de maaier tegen het midden van de contactpunten op het laadstation liggen. 2. Open de klep van het controlepaneel. 3.
4. GEBRUIK 4.2 Gebruik van de timer Voor het beste maairesultaat mag het gras niet te vaak worden gemaaid. Gebruik de timerfunctie (zie 6.4 Timer (2) op bladzijde 49) om een platgereden gazon te voorkomen en voor maximale levensduur van uw Automower® te zorgen. De kwaliteit van het gras wordt bijv. beter wanneer u het om de dag maait in plaats van iedere dag 12 uur. Bovendien is het goed voor het gras om ten minste een keer per maand een periode van drie dagen geheel rust te krijgen. 4.
4. GEBRUIK BELANGRIJKE INFORMATIE Denk erom dat de verzonden commando's exact moeten overeenkomen met de aangegeven commando's in onderstaande tabellen, inclusief spaties, punten en dubbele punten. Alle commando's worden door Automower® bevestigd door het terugzenden van een sms. De commando's die starten met de letter S (Set – Instellen) wijzigen een instelling, terwijl commando's die beginnen met een R (Read – Lezen) een instelling of status uitlezen.
4. GEBRUIK GPS-antidiefstalbeveiliging Zie 3.9 De GPS-antidiefstalbeveiligingszone activeren op pagina 36 voor informatie over hoe u de GPS-antidiefstalbeveiliging kunt gaan gebruiken. Het volgende sms-bericht kan worden gebruikt om instellingen te wijzigen en de status op de GPS-eenheid uit te lezen. Opmerkingen Commando’s Opmerkingen De naam van de maaier invoeren Sid xxxxxxxx Maximaal 13 tekens. Hiermee kunt u meerdere Automower® van elkaar onderscheiden. Het gebruik van spaties is niet toegestaan.
4. GEBRUIK 4.4 Automower® starten 1. Druk op de STOP-knop om de klep naar het controlepaneel te openen. 2. Zet de hoofdschakelaar in stand ON. 3. Geef uw PIN-code aan. Automower® is standaard ingesteld met de anti-diefstalfunctie Tijdslot (4-1-2) geactiveerd. Deze functie houdt in dat de PIN-code moet worden aangegeven, iedere keer dat de hoofdschakelaar in stand ON wordt gezet en dat de maaier na het ingestelde aantal dagen stopt met maaien en niet verdergaat voordat de juiste PIN-code is aangegeven.
4. GEBRUIK 4.7 Automower® uitzetten 1. Druk op de STOP-knop. 2. Zet de hoofdschakelaar in stand OFF. Zet Automower® altijd uit met de hoofdschakelaar wanneer u onderhoud moet uitvoeren of de maaier uit het werkgebied moet verplaatsen. ON OFF 4.8 Afstellen van maaihoogte De maaihoogte kan variëren van MIN (2 cm) tot MAX (6 cm). Indien het gras lang is, is het prima om Automower® te laten beginnen op maaihoogte MAX. Wanneer het gras daarna korter wordt, kunt u de maaihoogte successievelijk verlagen.
5. CONTROLEPANEEL 5. Controlepaneel Via het controlepaneel regelt u alle soorten commando's en instellingen voor Husqvarna Automower® . U bereikt alle functies via een aantal menu’s. Het controlepaneel bestaat uit een display en een toetsenbord. Alle informatie is te zien op het display en alle invoer doet u met behulp van de toetsen. Hoofdmenu Commando’s Timer Tuin Instellingen Het toetsenblok bestaat uit vier groepen knoppen: snelcommando's, selectietoetsen, cijfers en de hoofdschakelaar.
5. CONTROLEPANEEL Het toetsenbord bestaat uit vijf groepen knoppen: Snelcommando’s, keuze, getallen en hoofdschakelaar. Hoofdmenu Commando’s Timer Tuin Instellingen 5.1 Snelcommando’s 1. Parkeer: • Stuurt de maaier naar het laadstation. Daar blijft hij tot de knop weer wordt ingedrukt. Het huissymbool gaat branden aan de rechterkant van het display wanneer de knop wordt ingedrukt. Wanneer de accu leeg is, zal de maaier in het laadstation blijven staan en de mededeling Wachten laten zien.
5. CONTROLEPANEEL 5.2 Keuze 3. Annuleren: • Indrukken om een stap terug te gaan in de menustructuur of om een begonnen invoer te onderbreken. 4. YES: • Indrukken om een invoer of een keuze te bevestigen. 3 4 5 • Indrukken om de maaier te kunnen starten wanneer de periode tussen het indrukken van de laatste knop en het dichtdoen van het controlepaneel langer dan 20 seconden is. 5.
6. MENUFUNCTIES 6. Menufuncties 6.1 Hoofdmenu Het hoofdmenu bestaat uit vier keuzes: 6.3 Commando’s (1) 6.4 Timer (2) 6.5 Tuin (3) 6.6 Instellingen (4) De getallen tussen haakjes verwijzen naar de menuregels in het display van Husqvarna Automower® . Onder iedere keuze zit een aantal submenu’s. Via deze bereikt u alle functies om instellingen voor Automower® te maken.
Laden dan AUTO 48 - Nederlands Laatste fouten bekijken Fabrieksinstellingen Commando’s Ma Di Wo Do Vr Za Stop tijd 2 Dag timer Start tijd 2 Stop tijd 1 NEE Start tijd 1 Reset alle timers JA Timer uitschakelen Timer Act. alles Zo Week timer Einde hoek 1 Begel. 2 Aandeel Begel.
6. MENUFUNCTIES 6.3 Commando’s (1) Via deze keuze in het hoofdmenu bereikt u de onderstaande functies van Automower® . • Laden, dan AUTO (1-1) Automower® rijdt dan onmiddellijk naar het laadstation, laadt de accu op en gaat vervolgens terug naar automatische bedrijfsstand. Kies de functie en druk op YES wanneer de cursor op Ja staat. • Laatste fouten bekijken (1-2) om een lijst met opgeslagen foutmeldingen weer te geven. Blader met de pijlknoppen.
6. MENUFUNCTIES Timer uitschakelen (2-1) Wanneer u de timer van uw Automower® heeft ingesteld kunt u met behulp van deze functie tijdelijk van deze instellingen afwijken. Timer uitschakelen JA • JA (2-1-1) Dag timer NEE Zet de cursor op JA en druk op YES om de timerfunctie uit te zetten. Week timer • 2-1- 2-1 NEE (2-1-2) Zet de cursor op NEE en druk op YES om de timerfunctie aan te zetten. Dag timer (2-2) Het is mogelijk voor ieder etmaal twee verschillende start- en stoptijden in te stellen.
6. MENUFUNCTIES 6.5 Tuin (3) Via deze keuze in het hoofdmenu bereikt u onderstaande mogelijkheden voor rij-instellingen. • Uitrijhoek (3-1) om in te stellen hoe ver Automower® achteruit uit het laadstation rijdt voor hij keert en in welke richting de maaier het laadstation moet verlaten.
6. MENUFUNCTIES Volg draad (3-2) De functies in dit submenu zijn gemaakt voor situaties waarin het nodig is de maaier te sturen om afgelegen gebieden te bereiken, om het laadstation makkelijker te vinden en om te bepalen op welke afstand de maaier de lus moet volgen. Hier zijn ook testfuncties om te zien hoe verschillende uitrij-instellingen functioneren en hoe de maaier het laadstation vindt. Volgt uitg. draad Volg draad in Uitrijhoek Max. afst.
6. MENUFUNCTIES • Richting Geef rechts, links, guide 1 of guide 2 aan, afhankelijk van waar het gebied ligt ten opzichte van het laadstation. De richting berekent u vanaf het laadstation gezien in de inrijrichting van de maaier. Richting volgens begeleiding kan worden aangegeven als er een begeleidingskabel is geïnstalleerd.De maaier zal dan de gekozen begeleidingskabel in plaats van de begrenzingslus volgen.
6. MENUFUNCTIES Automower® 260 AXC is standaard ingesteld met een vertraging voor begeleidingskabel 1 en begeleidingskabel 2 van 2 minuten en voor de begrenzingslus van 11 minuten. Een uitstel van 99 minuten betekent dat de functie gedeactiveerd is. IIndien beide zoekmethodes geactiveerd moeten worden, kan bijvoorbeeld 4 minuten worden aangegeven voor Uitstellen guide 1 en Uitstellen guide 2 en 9 minuten voor Uitstellen begr. lus.
6. MENUFUNCTIES Er kunnen verschillende max. afst. tot draad worden ingesteld voor begrenzingslus, guide 1 en guide 2. Automower® 260 ACX is standaard ingesteld op waarde 19 voor zowel begrenzingslus als begeleidingskabels. Hoe hoger de waarde voor Max. Afst. tot draad, hoe kleiner het risico van spoorvorming. Een hoge waarde kan echter betekenen dat het voor Automower® moeilijk wordt zijn weg in een doorgang te vinden. Een tuin met grote open velden moet een brede Max.
6. MENUFUNCTIES Wanneer deze functie wordt gekozen, zal de maaier direct de begrenzingslus, begeleidingskabel 1 of begeleidingskabel 2 naar het laadstation volgen, afhankelijk van welke hij het eerst vindt. Als er een passage is en de maaier kan er niet doorheen rijden, is de waarde voor Max. afst. tot draad te hoog. Wanneer Test volg draad IN is geactiveerd, rijdt de maaier op de grootste afstand van de kabel, die de gekozen maximale afstand tot draad toestaat.
6. MENUFUNCTIES Tuinvorm (3-3) Automower® kan ingesteld worden op drie tuinvormen:Open, Normaal en Complex. Deze instelling beïnvloedt hoe Automower® een werkgebied dekt tijdens het maaien. Zo worden vooral draaihoeken beïnvloedt en hoe vaak de maaier van draaihoek wisselt. Met de instelling Open wordt het bewegingspatroon voor een open tuin geoptimaliseerd. Wanneer de tuin veel kleine gebieden bevat die zijn verbonden door passages krijgt u een betere functie met de instelling Complex.
6. MENUFUNCTIES Veiligheid (4-1) • PIN code (4-1-1) Via deze functie kunt u uw PIN-code op ieder moment wijzigen. • Om de PIN-code te wijzigen: Zet de cursor op PIN code en druk op YES. Plaats Automower® in het laadstation. Geef de nieuwe PIN-code aan en druk op YES. Geef dezelfde code weer aan als bevestiging en druk op YES. Veiligheid PIN code Taal Tijdslot Tijd & datum Alarm 4-1 Wanneer de PIN-code is gewijzigd, verschijnt de mededeling PIN-code gewijzigd enkele seconden in het display.
6. MENUFUNCTIES • Alarm (4-1-3) Deze functie houdt in dat het eerste cijfer van de PIN-code moet worden ingevoerd binnen 10 seconden nadat de STOP-knop is ingedrukt of de maaier om de een of andere reden is opgetild. Als na drie pogingen het juiste getal niet is ingevoerd, gaat het alarm af. U kunt het alarm dan uitzetten door de hele PIN-code in te voeren.
6. MENUFUNCTIES • De GPS-antidiefstalbeveiligingszone te deactiveren: Zet de cursor op GPS en druk op YES. Selecteer vervolgens NEE en druk op YES. Taal (4-2) Met deze functie kunt u de taalkeuze wijzigen die u heeft gemaakt toen u Automower® de eerste keer opstartte. Om een taal te kiezen: Zet de cursor op Taal en druk op YES. Zet de cursor vervolgens op de gewenste taal en druk op YES. Veiligheid Taal Tijd & datum 4-2 Tijd & datum (4-3) Met deze functie kunt u de tijd en datum in Automower® veranderen.
6. MENUFUNCTIES Geluiden Er is een aantal geluidsberichten om aan te geven wat Automower® op dat moment doet.
7. TUINVOORBEELDEN 7. Tuinvoorbeelden - Voorstellen voor installatie en instellingen Het gedrag van de maaier wordt bepaald door de instellingen. Door de tuininstellingen van de maaier aan te passen aan de vorm van de tuin wordt het voor Husqvarna Automower® makkelijker alle delen van de tuin even vaak te bereiken en daarmee een beter maairesultaat te krijgen. Verschillende tuinen hebben verschillende instellingen nodig.
7. TUINVOORBEELDEN Voorstel voor installatie en instellingen Gebied: 5500 m2. Geen begeleidingskabel nodig. Timer: Bedrijfstijd van 24 uur per etmaal. Uitrijhoeken: 90° - 270°. Zoekmethode: Onregelmatig en Volg begrenzingslus in. Uitstel: Guide 1 2 minuten, Guide 2 2 minuten en begrenzingslus 11 minuten. Max. afst. tot draad: 19. Gebied: 4500 m2. Een aantal eilanden en een steile helling langs de begrenzingslus. Begeleidingskabel aanbevolen. Timer: Bedrijfstijd van 24 uur per etmaal.
7. TUINVOORBEELDEN Voorstel voor installatie en instellingen Gebied: 1600 m2.L-vormige tuin met het laadstation op het kleine oppervlak. Geen begeleidingskabel nodig. Timer: Bedrijfstijd van 8 uur per etmaal. Uitrijhoeken: 250° - 290° Zoekmethode: Onregelmatig en Volg begrenzingslus in. Uitstel: Guide 1 2 minuten, Guide 2 2 minuten en begrenzingslus 11 minuten. Max. afst. tot draad: 19 Gebied: 3500 m2. U-vormige tuin met het laadstation op één van de grote, open oppervlakken.
7. TUINVOORBEELDEN Voorstel voor installatie en instellingen Gebied: 3000 m2. Er zijn een aantal eilanden. Er is geen geleidekabel vereist.. Timer: Bedrijfstijd van 15 uur per etmaal. Uitrijhoeken: 90° - 270°. Zoekmethode: Onregelmatig. Uitstel: Guide 1 2 minuten, Guide 2 2 minuten en begrenzingslus 11 minuten. Max. afst. tot draad: Begrenzingslus 10 Gebied: 1000 m2. Er is een klein eiland aanwezig. Begeleidingskabel aanbevolen door de passage. Timer: Bedrijfstijd van 5 uur per etmaal.
7. TUINVOORBEELDEN Voorstel voor installatie en instellingen Gebied: 4500 m2. Wij raden twee begeleidingskabels aan. Timer: Bedrijfstijd van 24 uur per etmaal. Uitrijhoeken: 90° - 270°. Volgt uitg. draad: Gebied 1, Richting Guide 1, Afstand 40 m en Aandeel 20 %. Gebied 2, Richting Guide 2, Afstand 30 m en Aandeel 30 %. Zoekmethode: Onregelmatig, Volg begeleidingskabel in en Volg begrenzingslus in. Uitstel: Guide 1 2 minuten, Guide 2 2 minuten en begrenzingslus 11 minuten. Max. afst.
8. ONDERHOUD 8. Onderhoud Voor een betere bedrijfszekerheid en hogere levensduur, moet u Husqvarna Automower® regelmatig controleren en schoonmaken en indien nodig versleten onderdelen vervangen. Voor meer informatie over het schoonmaken, zie 8.5 Schoonmaken op bladzijde 69. De eerste tijd dat Automower® wordt gebruikt, moet u maaischijf, draaischotel en messen een keer per week controleren. Als de slijtage in die tijd laag was, kunt u het interval tussen de controles vergroten.
8. ONDERHOUD 8.2 Winterstalling Automower® Automower® moet zorgvuldig worden schoongemaakt voor de winterstalling, zie 8.5 Schoonmaken op bladzijde 69. Laadt de accu helemaal op voor de winterstalling. Zet de hoofdschakelaar in stand OFF. Wij raden aan de accu tijdens de winter een keer helemaal op te laden, voor een langere acculevensduur. Het laadstation moet dan via een laagspanningskabel en transformator (met of zonder aansluiting op de begrenzingskabel) worden aangesloten op een 230 V stopcontact.
8. ONDERHOUD 8.4 Na de winterstalling Controleer bij het eerste gebruik of het nodig is Automower® , contactpunten en laadcontacten schoon te maken. Wanneer de laadcontacten of contactpunten er verbrand uitzien, maakt u ze schoon met een fijn stuk schuurlinnen. Controleer ook of tijd en datum van de maaier kloppen. 8.5 Schoonmaken Het is belangrijk Automower® schoon te houden. Een maaier waar veel gras aan kleeft, presteert veel slechter op hellingen.
8. ONDERHOUD Chassis Maak de onderkant van het chassis schoon. Borstelen of wrijven met een vochtige doekl. Wielen Maak schoon onder de voorwielen en achterwielen en rond de ophanging van de voorwielen. Carrosserie Gebruik een vochtige zachte spons of doek om de carrosserie schoon te maken. Wanneer de carrosserie sterk vervuild is, kan zelfs een zeepoplossing of afwasmiddel nodig zijn. Let er goed op dat de twee ultrasone sensoren altijd vrij van stof en vuil zijn.
8. ONDERHOUD Er zijn diverse typen maaierbladen met verschillende functies verkrijgbaar als accessoires. Gebruik uitsluitend door Husqvarna AB goedgekeurde bladen; zie de tabel. Neem contact op met uw dealer voor mee informatie.
9. OPSPOREN VAN STORINGEN 9. Opsporen van storingen 9.1 Foutmeldingen Hieronder staat een aantal foutmeldingen, die op het display van Husqvarna Automower® kunnen verschijnen. Als dezelfde fout vaak voorkomt: neem contact op met uw dealer. Foutmelding Oorzaak Maatregel Linker wielmotor geblokkeerd Gras of andere voorwerpen zijn rond het aandrijfwiel vast komen te zitten. Controleer het aandrijfwiel en verwijder het vastzittende gras of voorwerp.
9. OPSPOREN VAN STORINGEN Foutmelding Oorzaak Maatregel Buiten maaige bied Als dit steeds op speciale stukken gebeurt, kan het komen door storingen van metalen voorwerpen (hek, betonijzer) of ingegraven kabels in de buurt. Probeer de begrenzingskabel te verplaatsen. Het werkgebied helt te sterk. Controleer of de begrenzingskabel goed is gelegd. De begrenzingskabel is verkeerd om rond een ”eiland” gelegd. Controleer of de begrenzingskabel volgens de installatie-instructies is gelegd.
9. OPSPOREN VAN STORINGEN 9.2 Foutsymptomen Wanneer uw Automower® niet correct functioneert, moet u het onderstaande schema volgen om de storing op te sporen. Indien de storing blijft bestaan, moet u contact opnemen met uw dealer. Symptoom Oorzaak Ongelijkmatig maairesultaat Automower werkt te weinig uren per dag. Vergroot de werktijd, zie 6.4 Timer (2) op bladzijde 49. Te groot werkgebied. Probeer het werkgebied te beperken of verleng de werktijd, zie 6.4 Timer (2) op bladzijde 49. Botte messen.
10. TECHNISCHE GEGEVENS 10. Technische gegevens Gegevens Automower® 260 ACX Afmetingen Lengte 80 cm Breedte 71 cm Hoogte 31 cm Gewicht 13.5 kg Elektrisch systeem Accu NiMH speciale accu 18V / 6.0Ah Transformator 230 V / 24 V Gemiddeld energieverbruik bij maximaal gebruik 54 kWh/maand bij een werkgebied van 5500 m2.
11. INFORMATIE MET BETREKKING TOT HET MILIEU 11. Informatie met betrekking tot het milieu Het symboool op Husqvarna Automower® of op de verpakking geeft aan dat dit product niet als huishoudelijk afval behandeld mag worden. In plaats daarvan moet het naar een gespecialiseerd recyclingcentrum worden gebracht, waar de elektronische componenten en accu's kunnen worden gerecycled. Neem contact op met uw dealer voor het demonteren van de accu's.
12.
ORIGINELE INSTRUCTIES AUTOMOWER® is een handelsmerk van Husqvarna AB. Copyright © 2011 HUSQVARNA. All rights reserved.