H U SQVARNA AUTOMOWE R ® 105 G E BRU I KSA ANWIJZI NG 1157868-36,105,NL.indd 1 2016-03-15 10.
1157868-36,105,NL.indd 2 2016-03-15 10.
INHOUDSOPGAVE 1. Introductie en veiligheid......................................................... 5 1.1 Inleiding.................................................................................. 5 1.2 Symbolen op het product........................................................ 7 1.3 Symbolen in de gebruikershandleiding .................................. 8 1.4 Veiligheidsinstructies ............................................................. 9 2. Presentatie.........................................
AANTEKENINGEN Serienummer: PIN-code: Dealer: Telefoonnummer dealer: Mocht de maaier worden gestolen, is het belangrijk dat u de dealer hiervan op de hoogte brengt. Meld het serienummer van de maaier zodat hij als gestolen kan worden geregistreerd in de centrale systemen van Husqvarna AB. Dit is erg belangrijk voor de diefstalpreventie, om het kopen en verkopen van gestolen maaiers te ontmoedigen.
1. Introductie en veiligheid 1. Introductie en veiligheid 1.1 Inleiding Gefeliciteerd met uw keuze voor een product van uitzonderlijk hoge kwaliteit. Om het beste uit uw Husqvarna robotmaaier te halen moet u goed weten hoe hij werkt. Deze gebruikershandleiding bevat belangrijke informatie over de robotmaaier, de installatie en het gebruik van het product. Als aanvulling op deze gebruikershandleiding is er meer informatie beschikbaar op de Automower®website: www.automower.com.
1. Introductie en veiligheid BELANGRIJKE INFORMATIE Het apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (waaronder kinderen) met fysieke, zintuiglijke of geestelijke beperkingen, of een gebrek aan kennis en ervaring, tenzij ze begeleiding bij of aanwijzingen voor het gebruik van het apparaat hebben ontvangen van een persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid. Kinderen moeten onder toezicht worden gehouden om er zeker van te zijn dat ze niet met het apparaat spelen.
1. Introductie en veiligheid 1.2 Symbolen op het product Deze symbolen staan op de robotmaaier. Bestudeer ze zorgvuldig. • Lees de gebruikershandleiding aandachtig door en zorg ervoor dat u de instructies voor het gebruik van de robotmaaier goed hebt begrepen voordat u het apparaat gebruikt. De waarschuwingen en veiligheidsinstructies in deze gebruikershandleiding moeten zorgvuldig worden opgevolgd voor veilig en efficiënt gebruik van de robotmaaier.
1. Introductie en veiligheid • De laagspanningskabel mag niet worden ingekort, verlengd of gesplitst. • Gebruik geen trimmer in de buurt van de laagspanningskabel. Wees voorzichtig bij het knippen van randen waar de kabels liggen. 3012-1351 1.3 Symbolen in de gebruikershandleiding De volgende symbolen worden in de gebruikershandleiding gebruikt. Bestudeer ze zorgvuldig. • Zet de hoofdschakelaar op 0 voordat u inspecties en/of onderhoud uitvoert.
1. Introductie en veiligheid 1.4 Veiligheidsinstructies Gebruik • De robotmaaier is bedoeld voor het maaien van gras op open en vlakke grondoppervlakken. Hij mag uitsluitend worden gebruikt in combinatie met door de fabrikant aanbevolen apparatuur. Elk ander gebruik is onjuist. De instructies van de fabrikant over bediening, onderhoud en reparaties moeten nauwkeurig worden gevolgd.
1. Introductie en veiligheid • Gebruik de robotmaaier niet als de maaischijf of de kap beschadigd is. De maaier mag ook niet worden gebruikt als de messen, schroeven, moeren of draden defect zijn. • Gebruik de robotmaaier niet als de hoofdschakelaar niet werkt. • Schakel de robotmaaier altijd uit met de hoofdschakelaar wanneer de maaier niet wordt gebruikt. De robotmaaier kan alleen worden gestart als de hoofdschakelaar is ingesteld op 1 en de juiste pincode is ingevoerd.
1. Introductie en veiligheid Transport De originele verpakking moet worden gebruikt als de robotmaaier over lange afstanden wordt vervoerd. Voor het veilig verplaatsen uit of binnen het werkgebied: 1. Druk op de STOP-knop om de robotmaaier te stoppen. Als de beveiliging is ingesteld op middelhoog of hoog niveau (zie 6.5 Veiligheid op pagina 52) moet de PIN-code worden ingevoerd. De PIN-code bestaat uit vier cijfers en wordt gekozen wanneer u de robotmaaier voor het eerst start. Zie 3.
2. Presentatie 2. Presentatie Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u zich bewust moet zijn bij het plannen van de installatie. Het systeem van een Husqvarna-robotmaaier bestaat uit vier hoofdonderdelen: • Een robotmaaier die het gazon maait door in principe te bewegen in een willekeurig patroon. De robotmaaier wordt gevoed door een onderhoudsvrije accu. • Een laadstation waarnaar de robotmaaier terugkeert wanneer de accu bijna leeg is.
2. Presentatie 2.1 Wat is wat? 2 3 5 4 1 6 29 7 16 15 12 8 9 10 13 28 14 18 27 26 17 11 25 24 23 22 21 19 20 3012-564 De nummers in de afbeelding geven het volgende aan: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
2. Presentatie 2.2 Inhoud pakket Uw Automower®-pakket bevat het volgende: Automower® 105 Robotmaaier √ Laadstation √ Elektrische voeding √ Laagspanningskabel √ Schroeven laadstation 3 stuks Inbussleutel √ Meter √ Kabelmarkers √ Gebruikershandleiding en beknopte handleiding √ Extra messen 9 stuks Alarmsticker √ 14 - Dutch 1157868-36,105,NL.indd 14 2016-03-15 10.
2. Presentatie 2.3 Werking Capaciteit De robotmaaier wordt aanbevolen voor gazons tot 600 m2. De grootte van het gebied dat de robotmaaier kan maaien, is voornamelijk afhankelijk van de toestand van de messen en het type ervan, en de groei en het vochtgehalte van het gras. Ook de vorm van de tuin speelt een rol.
2. Presentatie Werkmethode De robotmaaier maait automatisch het gazon. Hierbij wisselen maaien en laden elkaar continu af. De robotmaaier start met zoeken naar het laadstation wanneer de acculading te laag wordt. De robotmaaier maait niet wanneer hij het laadstation zoekt. Als de robotmaaier op zoek gaat naar het laadstation, zoekt hij eerst ongericht naar de begeleidingsdraad. Vervolgens volgt hij de begeleidingsdraad naar het laadstation, keert hij vlak voor het station en rijdt hij er achteruit in.
2. Presentatie Alle instellingen van de maaier kunnen via het bedieningspaneel boven op de robotmaaier worden aangepast. Open de klep van het bedieningspaneel door op de STOP-knop te drukken. Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst op stand 1 wordt gezet, wordt er een opstartprocedure geactiveerd, waarbij de taal, de datum- en tijdnotatie en de viercijferige PIN-code kunnen worden geselecteerd en de datum en tijd kunnen worden ingesteld. Zie 3.8 Ingebruikname en kalibratie op pagina 35.
3. Installatie 3. Installatie Dit hoofdstuk beschrijft hoe u de Husqvarnarobotmaaier installeert. Lees voordat u met de installatie begint eerst het vorige hoofdstuk 2. Presentatie. Lees ook het huidige hoofdstuk volledig door voordat u met de installatie begint. De wijze waarop de installatie is uitgevoerd, bepaalt tevens hoe goed de robotmaaier functioneert. Het is daarom belangrijk om de installatie zorgvuldig te plannen.
3. Installatie • Laagspanningskabel (26) • Krammen (19) • Verbinding voor aansluiting van de lusdraad op het laadstation (18) • Schroeven voor het laadstation (21) • Meetlat (26) • Koppelingen voor de lusdraad (20) Tijdens de installatie hebt u ook het volgende nodig: • Hamer/kunststof moker (om de krammen gemakkelijker in de grond te krijgen). • Combinatietang voor het knippen van de begrenzingsdraad en het samenknijpen van de connectoren. • Waterpomptang (voor het samenknijpen van de koppelingen).
3. Installatie Het laadstation moet zodanig worden geplaatst dat er veel vrije ruimte vóór het laadstation is (minstens 3 meter). Het laadstation moet ook centraal in het werkgebied worden geplaatst, zodat de robotmaaier het laadstation makkelijker kan vinden en snel alle gebieden in het werkgebied kan bereiken. 3012-931 Plaats het laadstation niet in krappe ruimtes in het werkgebied. Rechts en links van het laadstation moet een recht stuk begrenzingsdraad van minimaal 1,5 meter lang liggen.
3. Installatie Wanneer de installatie wordt uitgevoerd in een werkgebied met een steile helling (zoals rond een huis op een heuvel), moet het laadstation onder aan de helling in het werkgebied worden geplaatst. Dat maakt het eenvoudiger voor de robotmaaier om de begeleidingsdraad naar het laadstation te volgen. 3018-059 Plaats het laadstation niet op een eiland omdat het hierdoor lastiger is om de begeleidingsdraad optimaal te leggen.
3. Installatie De laagspanningskabel mag door het werkgebied worden gelegd. De laagspanningskabel moet met krammen in de grond worden gezet of worden ingegraven en de maaihoogte moet zodanig worden ingesteld dat de messen op de maaischijf nooit in contact kunnen komen met de laagspanningskabel. Zorg dat de laagspanningskabel over de grond met krammen wordt vastgezet. De kabel moet overal vlak tegen de grond liggen, zodat hij niet wordt doorgesneden voordat de graswortels er overheen zijn gegroeid.
3. Installatie Het laadstation installeren en aansluiten 1. Zet het laadstation op een geschikte plek. 2. Sluit de laagspanningskabel aan op het laadstation. 3. Sluit de voedingskabel van de voeding aan op een stopcontact van 100-240 V. Als het stopcontact zich buiten bevindt, is het van belang om de voeding af te schermen tegen direct zonlicht. 4. Bevestig het laadstation aan de grond met behulp van de meegeleverde schroeven. Draai de schroeven zodanig aan dat ze helemaal verzonken zijn.
3. Installatie 3.4 Installatie van de begrenzingsdraad De begrenzingsdraad kan op een van de volgende manieren worden geïnstalleerd: 1. De draad in de grond vastzetten met krammen. U kunt de begrenzingsdraad het beste met krammen vastzetten als u de plaatsing tijdens de eerste paar weken van het gebruik wilt kunnen bijstellen. Na enkele weken zal het gras over de draad heen zijn gegroeid, waardoor deze niet langer zichtbaar is.
3. Installatie Grenzen van het werkgebied Als het werkgebied wordt begrensd door bijvoorbeeld een muur of hek (5 cm of hoger) moet de begrenzingsdraad op 30 cm vanaf het obstakel worden gelegd. Dat voorkomt dat de robotmaaier op een obstakel botst en beperkt slijtage aan de kap. Ongeveer 20 cm rond het vaste obstakel zal niet worden gemaaid.
3. Installatie Grenzen binnen het werkgebied Gebruik de begrenzingsdraad om gebieden binnen het werkgebied af te zetten door eilanden te creëren rond obstakels die niet tegen botsingen kunnen, zoals bloembedden, struiken en fonteinen. Leg de draad tot en rond het gebied dat moet worden afgezet en keer dan terug langs dezelfde route. Als er krammen worden gebruikt, moet de draad op de terugweg onder dezelfde kram worden gelegd.
3. Installatie Hellingen De begrenzingsdraad kan over een helling met een hellingsgraad van minder dan 15% worden gelegd. 0-15% 0-15 cm 100 cm 3012-946 De begrenzingsdraad mag niet op een helling van meer dan 15% worden gelegd. De kans bestaat dat de robotmaaier daar moeilijk kan draaien. De robotmaaier stopt dan en de foutmelding Buiten maaigebied wordt weergegeven. Dat kan vooral gebeuren bij natte weersomstandigheden omdat de wielen dan op het natte gras kunnen gaan slippen.
3. Installatie De begrenzingsdraad leggen Als u de begrenzingsdraad met krammen gaat vastzetten: • Maai het gras op de plek waar u de draad gaat leggen heel kort met een gewone gazonmaaier of trimmer. U kunt de draad dan dicht bij de grond leggen, waardoor de kans kleiner wordt dat de robotmaaier de draad doorsnijdt of de isolatie van de draad beschadigt. • Leg de begrenzingsdraad vlak bij de grond en zet de krammen dicht bij elkaar, op ongeveer 75 cm.
3. Installatie De begrenzingsdraad richting het laadstation leggen Rechts en links van het laadstation moet op één lijn met de achterkant van het laadstation een recht stuk begrenzingsdraad van minimaal 1,5 meter lang liggen. Zie de afbeelding. Als de begrenzingsdraad anders wordt gelegd, kan het voor de robotmaaier lastig zijn om het laadstation te vinden. Min. 1,5m Min.
3. Installatie 3.5 De begrenzingsdraad aansluiten Om de begrenzingsdraad aan te sluiten op het laadstation: BELANGRIJKE INFORMATIE De begrenzingsdraad mag zichzelf niet kruisen wanneer deze wordt aangesloten op het laadstation. Sluit het rechteruiteinde van de draad aan op de pen rechts op het laadstation en het linkeruiteinde op de pen links. 1. Steek de uiteinden van de draad in de aansluitklem: • Open de aansluitklem. • Plaats de draad in de uitsparing in de aansluitklem. 2.
3. Installatie 3.6 De begeleidingsdraad installeren De begeleidingsdraad is een kabel die vanaf het laadstation bijvoorbeeld richting een afgelegen deel van het werkgebied of door een smalle doorgang wordt gelegd, om vervolgens te worden aangesloten op de begeleidingsdraad. Voor de begrenzingslus en de begeleidingsdraad wordt dezelfde kabelhaspel gebruikt.
3. Installatie De begeleidingsdraad leggen en aansluiten 1. Trek de draad door de sleuf onderaan de laderplaat. 3012-997 2. Bevestig een connector op de begeleidingsdraad, op dezelfde wijze als bij de begrenzingsdraad in 3.5 De begrenzingsdraad aansluiten. Sluit deze aan op de aansluitpen, gemarkeerd met Guide, op het laadstation. 3012-995 3. Laat de draad minstens 2 meter recht vanaf de voorste rand van de plaat lopen.
3. Installatie • In de doorgang moet de begeleidingsdraad daarom zodanig worden geplaatst dat de robotmaaier zo veel mogelijk ruimte heeft om te werken. De afstand tussen de begrenzingslus en de begeleidingsdraad moet echter minimaal 30 cm bedragen. Maximale afstand Minimaal 30 cm Minimaal 2 m 3012-951 Als de begeleidingsdraad op een steile helling moet worden geïnstalleerd, moet de draad bij voorkeur onder een hoek op de helling worden gelegd.
3. Installatie 6. Sluit de begeleidingsdraad met behulp van een koppeling aan op de begrenzingsdraad: Steek de begrenzingsdraad in elk van de openingen in de koppeling. Steek de begeleidingsdraad in de middelste opening in de koppeling. Controleer of de draden volledig in de koppeling zijn gestoken, zodat de uiteinden zichtbaar zijn door het doorzichtige deel aan de andere zijde van de koppeling. 3012-954 Gebruik een waterpomptang om de knop op de koppeling helemaal in te drukken.
3. Installatie 3.8 Ingebruikname en kalibratie Voordat de robotmaaier in gebruik wordt genomen, moet er via het menu van de robotmaaier een opstartprocedure worden uitgevoerd. Er wordt ook een automatische kalibratie van het begeleidingssignaal uitgevoerd. De kalibratie is ook een goede test om te controleren of de begeleidingsdraad zodanig is geïnstalleerd dat de robotmaaier de begeleidingsdraad vanaf het laadstation zonder problemen kan volgen. 1.
3. Installatie 3.9 Het dokken in het laadstation testen Controleer voordat u de robotmaaier gebruikt of deze de begeleidingsdraad helemaal kan volgen tot aan het laadstation en zonder problemen in het laadstation kan dokken. Voer de onderstaande test uit. 1. Open de klep van het bedieningspaneel door op de STOP-knop te drukken. 2. Plaats de robotmaaier dicht bij het punt waar de begeleidingsdraad op de begrenzingsdraad is aangesloten.
4. Gebruik 4. Gebruik 4.1 Een lege accu laden Wanneer de robotmaaier nieuw is of langere tijd is opgeslagen, is de accu leeg en moet die voor gebruik worden geladen. Het laden duurt ongeveer 80 tot 100 minuten. 1. Zet de hoofdschakelaar in stand 1. 2. Parkeer de robotmaaier in het laadstation. Open de klep en duw de robotmaaier zo ver mogelijk naar binnen om te zorgen voor een goed contact tussen de robotmaaier en het laadstation. 3. Op het display wordt aangegeven dat de accu wordt opgeladen.
4. Gebruik 4.2 De timer gebruiken Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te vaak laten maaien. Gebruik de timerfunctie (zie 6.3 Timer op pagina 46) om een al te platgetreden gazon te vermijden. Ga er bij het instellen van de timer vanuit dat de robotmaaier circa 43 m2 per uur en dag maait. Voorbeeld Als het werkgebied bijvoorbeeld 360 m2 bedraagt, moet de robotmaaier ongeveer 9 uur per dag werken.
4. Gebruik Voorbeeld 2 24 uur Werkuren 1: 08:00 - 16:00 Werkuren 2: 20:00 - 23:00 Werkdagen: alle dagen Bediening Op lad Maaie n De robotmaaier werkt op de tijden die in de werkuren zijn gespecificeerd, aangezien de totale rijtijd hierbij 11 uur bedraagt en het maximum van 14 uur dus niet wordt overschreden. en Stand-by Automower® 105 Max. rijtijd 14 uur Min.
4. Gebruik 4.5 Uitschakelen 1. Druk op de STOP-knop. 2. Zet de hoofdschakelaar in stand 0. Schakel de robotmaaier altijd uit met de hoofdschakelaar als de maaier moet worden onderhouden of buiten het werkgebied moet worden gebracht. 4.6 De maaihoogte aanpassen 3012-1023 De maaihoogte kan variëren van MIN (2 cm) tot MAX (5 cm). In de eerste week na een nieuwe installatie moet de maaihoogte worden ingesteld op MAX om schade aan de lusdraad te voorkomen.
5. Bedieningspaneel 5. Bedieningspaneel Alle bedieningen en instellingen voor de Husqvarnarobotmaaier gebeuren via het bedieningspaneel. Alle functies zijn toegankelijk via een aantal menu's. 3012-929 Het bedieningspaneel bestaat uit een display en een toetsenbord. Alle informatie wordt op het display weergegeven en alles wordt met de knoppen ingevoerd. 3012-983 Wanneer de stopknop is ingedrukt en de klep is geopend, wordt het bedieningsvenster zichtbaar.
5. Bedieningspaneel 5.1 Selectie bedieningsmodus De bedieningsselectieknop is voorzien van een huispictogram. Wanneer de knop wordt ingedrukt, wordt de geselecteerde bedieningsmodus weergegeven in het display. Door meerdere malen op de knop te drukken kunt u kiezen tussen drie verschillende bedieningsmodi. 1. HOME: Stuurt de robotmaaier naar het laadstation. Hij blijft hier totdat een andere bedieningsmodus wordt geselecteerd. De tekst HOME wordt weergegeven in het bedieningsvenster.
5. Bedieningspaneel 5.2 Meerkeuzeknoppen De drie meerkeuzeknoppen bieden diverse functies, onder andere afhankelijk van waar in de menustructuur u zich bevindt. De knopfunctie wordt helemaal onderaan in het display weergegeven. Voorbeeld: als u zich in het hoofdmenu bevindt, kunt u met de linkerknop teruggaan, met de middelste knop eventuele selecties bevestigen en met de rechterknop het menu doorlopen. 3012-985 5.
6. Menufuncties 6. Menufuncties 6.1 Hoofdmenu Het hoofdmenu bestaat uit vier opties: • Timer • Installatie • Veiligheid • Instellingen Elke optie heeft een aantal submenu's. Alle functies voor de instellingen van de robotmaaier zijn via deze submenu's toegankelijk. 3012-987 Tussen menu's bladeren Doorloop het hoofdmenu en de submenu's met de meerkeuzeknoppen. Gebruik de cijfertoetsen om waarden en tijden in te voeren en bevestig elke selectie met de meerkeuzeknop met de aanduiding OK.
Werkuren 1 1157868-36,105,NL.
6. Menufuncties 6.3 Timer Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te vaak laten maaien. Daarom is het belangrijk om de rijtijd via de timerfunctie te beperken als het werkgebied kleiner is dan de werkcapaciteit van de robotmaaier. Als de robotmaaier te veel mag maaien kan het gazon er erg plat uitzien. Bovendien zal de robotmaaier dan onnodig slijten.
6. Menufuncties • • Werkuren 1 voor het instellen van start- en stoptijden voor werkuren 1. Voer de vereiste tijden in uren en minuten in en druk op OK om de ingevoerde tijd te bevestigen. Werkuren 2 voor het instellen van start- en stoptijden voor werkuren 2. Voer de vereiste tijden in uren en minuten in en druk op OK om de ingevoerde tijd te bevestigen. • Werkdagen voor selectie van de dagen waarop de robotmaaier moet werken. De robotmaaier maait op de dagen die aangevinkt zijn.
6. Menufuncties 6.4 Installatie De volgende bedieningsinstellingen zijn toegankelijk via deze selectie in het hoofdmenu. • • Begeleidingsbreedte de afstand vanaf de begeleidingsdraad selecteren die de maaier mag afwijken als de maaier de draad van en naar het laadstation volgt. Op afstand starten 1 om de robotmaaier te besturen zodat hij gemakkelijker verre uithoeken van de tuin kan bereiken.
6. Menufuncties Breedste In een brede corridor varieert de afstand tussen de robotmaaier en de begeleidingsdraad tijdens het maaien. Voor een open tuin zonder nauwe doorgangen kan het best een brede corridor worden gebruikt, om het risico van spoorvorming tot een minimum te beperken. Midden In een middelbrede passage rijdt de robotmaaier zowel dichtbij als veraf van de begeleidingsdraad, maar niet zo ver als wanneer een brede passage is geselecteerd.
6. Menufuncties • De volgende vijf opties kunnen worden geselecteerd: - Nooit (0%) - Zelden (circa 20%) - Middel (circa 50%) - Vaak (circa 80%) - Altijd (100%) Selecteer het percentage dat overeenkomt met de omvang van de afgelegen zone ten opzichte van het totale werkoppervlak. Wanneer de afgelegen zone bijvoorbeeld minder dan de helft van het totale werkoppervlak bestrijkt, selecteert u Zelden. Wanneer de afgelegen zone bijvoorbeeld de helft van het totale werkoppervlak bestrijkt, selecteert u Middel.
6. Menufuncties Test volg draad UIT De functie dient voor het testen van uitrij-instellingen en het berekenen van de afstand tussen het laadstation en een afgelegen zone. Test volg draad IN Om de instellingen te testen in Op afstand starten 1: Test volg draad UIT Plaats de robotmaaier in het laadstation en selecteer Test UIT. De maaier rijdt dan onmiddellijk langs de begeleidingsdraad weg bij het laadstation en begint te maaien nadat de ingestelde afstand is afgelegd.
6. Menufuncties Rijd over draad De voorzijde van de maaier rijdt altijd een bepaalde afstand voorbij de begrenzingsdraad voordat de maaier keert. Die afstand is standaard ingesteld op 25 cm, maar kan zo nodig worden gewijzigd. De minimale waarde is 25 cm en de maximale waarde is 30 cm. Houd er rekening mee dat de gegeven afstand slechts een geschatte waarde is en dat deze uitsluitend dient ter referentie. In werkelijkheid kan de afstand tussen de robotmaaier en de begrenzingsdraad variëren.
6. Menufuncties Tijdsslot Deze functie houdt in dat de robotmaaier na 30 dagen niet meer kan worden gestart tenzij eerst de juiste PIN-code wordt ingevoerd. Na het verstrijken van 30 dagen blijft de robotmaaier gewoon maaien, maar als de klep wordt geopend, verschijnt het bericht Voer PIN-code in. Voer uw code weer in en druk op OK. PIN-verzoek Deze functie houdt in dat de maaier om een PIN-code vraagt wanneer de hoofdschakelaar op 1 wordt gezet en elke keer dat de klep wordt geopend.
6. Menufuncties 6.6 Instellingen Via deze functie kunt u wijzigingen aanbrengen in de algemene instellingen van de robotmaaier. ECO-modus Deze functie schakelt het lussignaal van de begrenzingslus, de begeleidingsdraden en het laadstation automatisch uit wanneer de robotmaaier niet maait. Bijvoorbeeld wanneer de robotmaaier wordt opgeladen of niet kan worden ingeschakeld vanwege een ingestelde timer.
6. Menufuncties Taal Met deze functie stelt u de taal in. Om de taal te selecteren: Zet de cursor op Taal en druk op OK. Zet de cursor bij de gewenste taal en druk op OK. Over ECO-modus Tijd & datum Taal Land Reset klantinstellingen Land Met deze functie kunt u het land selecteren waarin de robotmaaier wordt gebruikt. Plaats de cursor op het gewenste land en druk op OK.
7. Voorbeelden van tuinen 7. Voorbeelden van tuinen - Suggesties en instellingen voor installatie De werking van de maaier wordt in zekere mate beïnvloed door de gekozen instellingen. Door de tuininstellingen van de maaier af te stemmen op de vorm van de tuin is het voor de maaier makkelijker om alle delen van de tuin regelmatig te bereiken en een perfect maairesultaat te realiseren. Voor verschillende tuinen zijn verschillende instellingen nodig.
7. Voorbeelden van tuinen Suggesties en instellingen voor installatie Gebied 600 m2. Een aantal eilanden en een helling van 25%. Timer 07:00-23:00 (fabrieksinstellingen) maandag-zondag Aandeel Zelden (fabrieksinstelling) Begeleidingsbreedte Midden Opmerkingen Plaats het laadstation in het lagere deel van het werkgebied. Leg de begeleidingsdraad onder een hoek over de steile helling. Gebied 200 m2. L-vormige tuin met laadstation geïnstalleerd in het smalle gebied. Bevat enkele eilanden.
7. Voorbeelden van tuinen Suggesties en instellingen voor installatie Gebied 250 m2. U-vormige tuin verbonden met een smalle doorgang. Timer 07:00 - 16:00 maandag-vrijdag Aandeel Midden Begeleidingsbreedte Midden Opmerkingen De begeleidingsdraad moet langs de smalle doorgang worden geplaatst om ervoor te zorgen dat de maaier het laadstation zonder problemen kan vinden vanaf de linkerzijde van het werkgebied.
7. Voorbeelden van tuinen Suggesties en instellingen voor installatie Gebied 400 m2. Er zijn drie gebieden en twee nauwe doorgangen. Timer 07:00-23:00 (fabrieksinstellingen) maandag-vrijdag Op afstand starten 1 Zelden Op afstand starten 2 Zelden Begeleidingsbreedte Midden Opmerkingen Omdat het werkgebied drie gebieden en twee nauwe doorgangen heeft, moet u Op afstand starten 1 en Op afstand starten 2 gebruiken voor een gelijkmatig maairesultaat in het hele werkgebied.
8. Onderhoud 8. Onderhoud Controleer en maak de Husqvarna-robotmaaier regelmatig schoon en vervang eventuele versleten onderdelen voor een betere betrouwbaarheid en een langere levensduur. Zie voor meer informatie over het reinigen 8.4 Reinigen op pag. 62. Na de ingebruikname van de robotmaaier moet u de maaischijf en de messen eens per week inspecteren. Als de mate van slijtage in deze periode laag is, kan het controle-interval worden vergroot. Het is belangrijk dat de maaischijf soepel draait.
8. Onderhoud BELANGRIJKE INFORMATIE De accu moet volledig worden geladen vóór winteropslag. Als de accu niet volledig is opgeladen, kan hij beschadigd raken en in sommige gevallen onbruikbaar worden. Laadstation Berg het laadstation en de voeding binnen op. De begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad kunnen in de grond blijven zitten. De uiteinden van de draden moeten worden beschermd tegen vocht door ze bijvoorbeeld in een potje met vet te steken.
8. Onderhoud 8.4 Reinigen Het is belangrijk om de robotmaaier schoon te houden. Een maaier waar een grote hoeveelheid gras aan blijft plakken, werkt minder goed op hellingen. Het wordt aanbevolen om voor het reinigen een borstel te gebruiken. BELANGRIJKE INFORMATIE Gebruik nooit een hogedrukreiniger en zelfs geen stromend water om de robotmaaier schoon te maken. Gebruik nooit oplosmiddelen om schoon te maken. 3018-062 BELANGRIJKE INFORMATIE Werken met botte messen geeft een slechter maairesultaat.
8. Onderhoud Chassis Reinig de onderkant van het chassis. Gebruik een borstel of licht vochtige doek. Wielen Reinig rondom de voorwielen en het achterwiel en ook rond de achterwielsteun. Behuizing Gebruik een vochtige, zachte spons of doek om de kap te reinigen. Als de kap erg vuil is, kunt u ook een zeepoplossing of afwasmiddel gebruiken. Laadstation Ontdoe het laadstation regelmatig van gras, bladeren, twijgen en andere objecten die het dokken kunnen belemmeren. 8.
8. Onderhoud 8.7 Messen WAARSCHUWING Gebruik altijd originele messen en schroeven bij het vervangen. Als u alleen de messen vervangt en de schroef opnieuw gebruikt, kan er slijtage aan de schroef optreden tijdens het maaien en knippen. De messen kunnen vervolgens uit de behuizing losraken en ernstig letsel veroorzaken. De robotmaaier is voorzien van drie messen die in de maaischijf zijn geschroefd.
8. Onderhoud 8.8 Accu De accu is onderhoudsvrij, maar heeft een beperkte levensduur van 2 tot 4 jaar. De levensduur van de accu hangt af van de lengte van het seizoen en het aantal uren dat de robotmaaier dagelijks wordt gebruikt. Een lang seizoen of veel bedrijfsuren per dag betekenen dat de accu vaker moet worden vervangen. Laad de accu alleen op in het meegeleverde laadstation. Gebruik altijd de originele voedingseenheid.
8. Onderhoud De accu vervangen Als de rijtijd van de maaier tussen twee laadbeurten korter dan normaal is, geeft dit aan dat de accu oud wordt en uiteindelijk moet worden vervangen. De accu is in orde zolang de maaier blijft zorgen voor een goed gemaaid gazon. BELANGRIJKE INFORMATIE Gebruik alleen originele accu's van Husqvarna Group AB. De compatibiliteit met andere accu's kan niet worden gegarandeerd.
9. Problemen oplossen 9. Problemen oplossen In dit hoofdstuk vindt u een aantal meldingen die bij een storing op het display kunnen worden weergegeven. Bij elke melding staan de mogelijke oorzaak en de te uit te voeren stappen vermeld. Dit hoofdstuk bespreekt ook een aantal symptomen die u op weg kunnen helpen als de maaier niet werkt zoals verwacht. Meer suggesties voor uit te voeren stappen bij storingen of symptomen zijn te vinden op www.automower.com. 9.
9. Problemen oplossen Melding Oorzaak Actie Vastgereden De robotmaaier is ergens in vastgelopen. Maak de robotmaaier los en neem de oorzaak voor het vastlopen weg. De robotmaaier is blijven steken achter een aantal obstakels. Ga na of er obstakels zijn die het voor de robotmaaier moeilijk maken om weg te rijden van deze plek. De aansluitingen van de begrenzingsdraad op het laadstation zijn gekruist. Controleer of de begrenzingsdraad correct is aangesloten.
9. Problemen oplossen Melding Oorzaak Actie Wielmotor overbelast, rechts Wielmotor overbelast, links De robotmaaier is ergens in vastgelopen. Maak de robotmaaier los en los de oorzaak voor het gebrek aan aandrijving op. Als dit door nat gras komt, wacht dan tot het gazon weer droog is voordat u de maaier opnieuw gebruikt. Geen aandrijving De robotmaaier is ergens in vastgelopen. Maak de robotmaaier los en los de oorzaak voor het gebrek aan aandrijving op.
9. Problemen oplossen Melding Oorzaak Actie Het maaien voor deze dag is voltooid De accu is bezig met de rustperiode. De robotmaaier moet minstens 8 uur per dag in het laadstation blijven. Dit gedrag is normaal en er hoeft geen actie te worden ondernomen. Opgetild De optilsensor is geactiveerd, omdat de maaier vast is komen te zitten. Zet de maaier weer vrij neer. Probleem met stootsensor, voor/ achter Behuizing van maaier kan niet vrij rond het chassis bewegen.
9. Problemen oplossen 9.2 Indicatielampje in het laadstation Voor een volledig werkende installatie moet het indicatielampje in het laadstation constant groen branden. Volg de foutopsporingsgids hieronder als er iets anders wordt weergegeven. Op www.automower.com vindt u nog meer informatie over het opsporen van fouten. Neem contact op met een dealer bij u in de buurt als u het probleem nog steeds niet kunt verhelpen.
9. Problemen oplossen 9.3 Symptomen Als de Automower® niet naar verwachting werkt, volgt u de onderstaande probleemoplossingsgids. Kijk op www.automower.com voor een FAQ (veelgestelde vragen) voor meer gedetailleerde antwoorden op een aantal standaardvragen. Neem contact op met een dealer bij u in de buurt als u de oorzaak van de fout nog steeds niet kunt vinden.
9. Problemen oplossen Symptomen Oorzaak Actie De robotmaaier werkt op het verkeerde tijdstip De klok van de robotmaaier moet worden ingesteld. Stel de klok in. Zie 6.6 Instellingen op pagina 54. De start- en stoptijden voor het maaien zijn verkeerd. Reset de start- en stoptijdinstelling voor maaien. Zie 6.3 Timer op pagina 46. De robotmaaier trilt Beschadigde messen leiden tot onbalans in het maaisysteem. Controleer de messen en schroeven en vervang ze indien nodig. Zie 8.7 Messen op pagina 64.
9. Problemen oplossen 9.4 Breuken in de lusdraad opsporen Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan onbewuste fysieke beschadigingen aan de draad, bijvoorbeeld bij het gebruik van een schop bij het tuinieren. In landen met nachtvorst kan de draad zelfs beschadigd raken door scherpe stenen die in de grond bewegen. Breuken kunnen ook worden veroorzaakt door de hoge spanning in de draad tijdens het installeren.
9. Problemen oplossen 3. Sluit het laadstation aan op de voeding. Verwissel de aansluitingen van de begeleidingsdraad en de begrenzingsdraad in het laadstation. a) Verwissel aansluitingen AL en Guide. Als het indicatielampje geel knippert, bevindt de breuk zich ergens in de begrenzingsdraad tussen AL en het punt waar de begeleidingsdraad is aangesloten op de begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn op de afbeelding). Volg Guide 3018-050 b) Zet AL en Guide terug in hun oorspronkelijke posities.
9. Problemen oplossen 4. a) Ga er vanuit dat het indicatielampje geel knipperde tijdens test a) hierboven. Herstel de oorspronkelijke posities van alle aansluitingen. Koppel vervolgens AR los. Sluit een nieuwe lusdraad aan op AR. Sluit het andere uiteinde van de nieuwe lusdraad aan op een punt in het midden van de installatie.
9. Problemen oplossen 5. Wanneer de breuk is gevonden, moet het beschadigde deel worden vervangen door een nieuw stuk draad. Het beschadigde deel kan worden weggeknipt als het mogelijk is om de begrenzingsdraad in te korten. Gebruik altijd originele koppelingen. 3012-1323 Dutch - 77 1157868-36,105,NL.indd 77 2016-03-15 10.
10. Technische gegevens 10. Technische gegevens Gegevens Automower® 105 Afmetingen Lengte 55 cm Breedte 39 cm Hoogte 25 cm Gewicht 6,7 kg Elektrisch systeem Accu Lithium-ion-accu 18 V/2,1 Ah art.
11. Garantiebepalingen 11. Garantiebepalingen Husqvarna AB garandeert de werking van dit product gedurende een periode van twee jaar (vanaf de aankoopdatum). De garantie dekt ernstige materiaal- of productiefouten. Binnen de garantieperiode zullen wij kosteloos het product vervangen of repareren, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: • De robotmaaier en het laadstation mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig de instructies in deze gebruikershandleiding.
12. Informatie over het milieu 12. Informatie over het milieu De symbolen op de robotmaaier van Husqvarna of zijn verpakking geven aan dat het product niet mag worden verwerkt als huishoudafval. In plaats daarvan moet de robotmaaier worden achtergelaten bij een geschikt recyclingcentrum om de elektronsche componenten en accu's te recyclen. Zie 8.8 Accu voor informatie over het verwijderen van de accu. De accu moet uit de maaier worden verwijderd voordat de maaier wordt verschroot.
13. EU-verklaring van overeenstemming 13. EU-verklaring van overeenstemming EU-verklaring van overeenstemming (alleen geldig voor Europa) Husqvarna AB, SE-561 82 Huskvarna, Zweden, tel.
1157868-36,105,NL.indd 82 2016-03-15 10.
1157868-36,105,NL.indd 83 2016-03-15 10.
ORIGINELE INSTRUCTIES AUTOMOWER is een handelsmerk van Husqvarna AB. Copyright © 2016 HUSQVARNA. Alle rechten voorbehouden. www.automower.com 115 78 68-36 1157868-36,105,NL.indd 84 2016-03-15 10.