Operation Manual

20 Onderhoud
De printkop controleren
en reinigen
Als uw afdrukken opeens lichter worden, als er
kleuren ontbreken of als er lichte of donkere strepen
zichtbaar worden, kan het nodig zijn de printkop te
reinigen. Hierdoor worden de spuitkanaaltjes van de
printkop gereinigd, die verstopt kunnen raken als
het apparaat langere tijd niet wordt gebruikt.
Tip:
Wij raden u aan om het apparaat minimaal eenmaal per maand
aan te zetten. Zo blijft de afdrukkwaliteit behouden.
De printkop controleren
Door een spuitkanaaltjespatroon af te drukken
kunt u nagaan of er spuitkanaaltjes verstopt zijn.
Na een printkopreiniging kunt u op deze manier
ook controleren of het reinigen goed is gebeurd.
1. Zet het apparaat uit.
2. Plaats gewoon A4-papier in de papiertoevoer
(& pagina 8).
3. Terwijl u de B inktknop ingedrukt houdt,
drukt u de knop P Aan in en houdt u deze
ongeveer drie seconden vast.
Het apparaat wordt ingeschakeld en er wordt
een testpatroon afgedrukt. Tevens wordt het
percentage resterende inkt van elke cartridge
weergegeven.
4. Bekijk het afgedrukte patroon. Elk schuin lijntje
moet volledig doorlopen, dus zonder dat er
delen zijn weggevallen:
Als de afdruk er normaal uitziet, hoeft
de printkop niet te worden gereinigd.
Als er wel delen zijn weggevallen, zoals
hieronder, moet u de printkop reinigen zoals
hierna beschreven.
De printkop reinigen
Volg de onderstaande instructies om de printkop
te reinigen zodat de inkt goed op het papier kan
worden gespoten. Voer voordat u de printkop reinigt
een spuitkanaaltjescontrole uit om na te gaan of
reinigen echt nodig is (& “De printkop controleren”
op pagina 20).
Opmerking:
Bij deze reiniging wordt inkt verbruikt. Maak de printkop
daarom alleen schoon als de afdrukkwaliteit minder wordt.
Als het B inktlampje gaat branden of knipperen, kunt u de
printkop niet reinigen. Vervang eerst de betreffende cartridge
(& “Cartridges vervangen” op pagina 17).
1. Controleer of het apparaat aanstaat en het
B inktlampje niet brandt.
2. Houd de B inktknop drie seconden vast totdat
het lampje Aan begint te knipperen. Er wordt
een cyclus voor het reinigen van de printkop
gestart en het lampje Aan blijft knipperen.
c Let op:
Zet het apparaat nooit uit tijdens het reinigen van de printkop.
Het apparaat kan schade oplopen.
3. Wanneer het lampje Aan stopt met knipperen,
drukt u een spuitkanaaltjespatroon af om de
resultaten te controleren (& “De printkop
controleren” op pagina 20).
Als er nog steeds delen ontbreken of vaag zijn
afgedrukt, voert u nog een reinigingscyclus uit
en controleert u de spuitkanaaltjes opnieuw.
Opmerking:
Als de afdrukkwaliteit niet is verbeterd nadat u deze
procedure drie of vier keer hebt herhaald, zet u het apparaat
uit en laat u hem een nacht rusten. Zo krijgt de inkt de kans
om zacht te worden. Vervolgens reinigt u de printkop nog een
keer. Als de kwaliteit niet beter wordt, is een van de cartridges
oud of beschadigd. Deze cartridge moet worden vervangen
(& “Cartridges vervangen” op pagina 17).
De printkop uitlijnen
Als u ziet dat verticale lijnen niet goed zijn uitgelijnd
in het spuitkanaaltjespatroon, kunt u dit probleem
oplossen door de printkop uit te lijnen.
U kunt de printkop uitlijnen via het
bedieningspaneel of via de computer (met het
hulpprogramma Printkop uitlijnen). Voor de beste
uitlijning wordt het hulpprogramma op de computer
aanbevolen.
Volg deze stappen om de printkop uit te lijnen met
de knoppen:
1. Controleer of het apparaat is uitgeschakeld.
2. Plaats gewoon A4-papier in de papiertoevoer
(& pagina 8).
3. Terwijl u de knop k [Exemplaren] ingedrukt
houdt, drukt u de knop P Aan in en houdt
u deze ongeveer drie seconden vast.
Er worden vier rijen met uitlijningspatronen
afgedrukt.
4. Kijk naar het eerste patroon en zoek het blokje
dat het gelijkmatigst is afgedrukt, dus zonder
zichtbare strepen.
5. Druk op de knop k [Exemplaren] tot het
nummer van dat blokje wordt weergegeven
op het venster k [Exemplaren].
6. Druk op de knop x Starten D [Zwart-wit] button.
7. Herhaal stap 5 en 6 voor alle overige
uitlijningspatronen.